GELOOF en LEVEN
STORM
Een bezinning bij Matteüs 14, 22 – 33
Andrea Van Braeckel
Een verhaal over Jezus dat begint na de broodvermenigvuldiging. Het begint op een berg, dan verder op het meer, een storm, duisternis...
* “Na de broodvermenigvuldiging dwong Jezus zijn leerlingen in de boot te stappen en alvast naar de overkant te varen”.De leerlingen zijn voor ‘vasthouden’ en dan liefst nog vasthouden aan het materiële, aan het opzienbarende, aan het voordelige… “‘t Heeft ons deugd gedaan, ‘t heeft ons deugd gedaan aan ons jeugdig hartje”. Och, het mag gerust eens deugd doen, maar we moeten ook altijd de realiteit voor ogen houden. Die realiteit was hier: het teken van de broodvermenigvuldiging als oproep tot dankbaarheid en sterker vertrouwen in God die voor ons zorgt en als uitnodiging om in Jezus te geloven, de gezondene van de Vader, machtig in woord en werk (“Jezus de Nazoreeër was een man wiens zending tot u van Godswege bekrachtigd is. Gij kent immers zelf de machtige daden, wonderen en tekenen, die God door Hem onder u heeft verricht” Handelingen 2,22). Deze reactie was er nog niet bij de mensen, zo lezen we bij Johannes: “Daar Jezus begreep, dat ze zich van Hem meester wilden maken om Hem mee te voeren en tot koning uit te roepen, trok Hij zich weer in het gebergte terug, geheel alleen”. Joh 6, 14 – 15Daarom is Jezus niet voor het vasthouden maar voor het ‘loslaten’. Zelf laat Hij alles los en neemt de vrijheid om te bidden. Hij vecht voor deze vrijheid: ‘Gaan jullie maar naar huis’, zegt Hij aan de menigte en aan de leerlingen zegt Hij: ‘Gaan jullie in de boot’. In het bidden neemt men allereerst afstand van wat men heeft mogen doen, van mensen, om te vertrouwen op wat een Ander kan doen, de Vader.* “Toen Hij het volk had weggezonden, ging Hij de berg op om in afzondering te bidden. De avond viel en Hij was daar alleen”.Jezus op de berg, in de nacht, alleen. Alleen met de Vader. In het gebed geeft Jezus zichzelf aan de Vader en ontvangt Hij zichzelf van de vader terug. Wanneer ik niet kan bidden, kan ik altijd Jezus in mij laten bidden. Hij bidt namens heel het menselijk geslacht. “We hebben een voorspreker bij de Vader, Jezus Christus, die geheel zondeloos is, die al onze zonden goedmaakt, en niet alleen die van ons maar die van de hele wereld” (1 Joh.2,1b-
* “De boot was reeds een heel eind uit de kust verwijderd en werd geteisterd door de golven, want zij hadden tegenwind”.De leerlingen midden op het meer zijn het beeld van de christen die zich heeft losgemaakt van de vaste grond, van de gewone maatschappelijke zekerheden en zich niet meer vasthoudt aan de vertrouwde menselijke geborgenheid. Men leeft volop midden in de wereld, maar zonder in het materiële onder te gaan, men houdt het oog gevestigd op de Heer; hoe mooi en goed alles hier ook mag zijn, we leven naar een toekomst óver de dood heen. We hebben het leven niet in eigen hand. Maar wanneer er ziekte, vervolging,… losbreekt, wanneer allerlei problemen ons over het hoofd stijgen of we stilaan ondermijnd worden door een permanente zorg die aan ons en aan onze zenuwen vreet… dan hebben de christenen het gevoel nergens te zijn. Jezus lijkt soms heel ver weg, Nu hebben ze niemand meer. Tenminste … zo lijkt het … * “Tegen de morgen kwam Jezus te voet over het meer naar hen toe”.Tegen de morgen pas, dus helemaal aan het eind van de nacht – en velen van ons weten hoe lang een nacht kan duren, en de dag en de nacht daarna -
* “Maar Jezus zei onmiddellijk tot hen: Wees gerust, Ik ben het. Vrees niet”.Het eerste wat Jezus doet, is niet: de storm bedaren, maar midden in het voortdurende noodweer zijn aanwezigheid laten ervaren – Ik ben het. En niet, de oorzaken van angst wegnemen … Jezus’ aanwezigheid, die kan het geloof me geven.Wat doe ik dan met gevoelens van angst, verdriet, eenzaamheid, onzekerheid? Sluit ik me dan op in mezelf? Of laat ik mij in die gevoelens gaan? Of geef ik me over aan de liefdevolle nabijheid van Jezus die me broederlijk geruststelt? Hij die me altijd nabij wil zijn!
* “Heer, antwoordde Petrus, als Gij het zijt, zeg mij dan dat ik over het water naar U toe moet komen”.Petrus wil zijn waar Jezus is. Eigenlijk is dat magnifiek: een mens die inziet dat Hij bij God moet zijn om grond onder de voeten te hebben. Deze visser uit Kafarnaüm las misschien niet veel in de bijbel, maar uit het psalmgezang in de synagoge wist hij toch heel diep: “Mijn toevlucht zijt Gij, mijn redder in nood” (psalm 32). Hij kan echter niet uit zichzelf tot bij de Heer komen. Zelfs met het gebed gaat het er zo aan toe: het is als het lopen over het water, je geraakt geen stap verder zonder genade.* “Waarop Jezus sprak: Kom! Petrus stapte uit de boot en liep over het water naar Jezus toe. Maar toen hij merkte hoe hevig de wind was, werd hij bang: hij begon te zinken en schreeuwde: Heer, red mij!”Petrus raakt geobsedeerd door de hevigheid van de wind en verloor Jezus uit het oog. Daarmee verloor hij de Enige die hem tot dragende grond kon zijn. ‘Heer, red mij’. Petrus verwoordt met dat gebed de diepste nood van heel de mensheid. Daartoe is Jezus gekomen: om te redden wat verloren gaat. Heer red ons …* “Terstond stak Jezus zijn hand uit en greep hem vast, terwijl Hij tot hem zei: Kleingelovige, waarom hebt ge getwijfeld?”Petrus krijgt een verwijt van kleingelovigheid. Toen Jezus hem gezegd had: Kom, -
Jezus reikt zijn hand aan Petrus en redt hem uit het water. Ook wij zitten in het water van de wereldzee. Er is ontrouw in ons leven, vaak is er tegenwind en slaan de golven tegen de wanden van de boot. Ook ons vraagt Jezus de boot te verlaten en net als Petrus alleen op Hem te rekenen. Want alleen het geloof in Hem geeft ons de kracht alle angst en twijfel te overwinnen, en de stem van de Heer te horen. Wees gerust, Ik ben het ! Grijpen we de hand van de Heer?
* “Nadat zij in de boot gestapt waren, ging de wind liggen. De inzittenden wierpen zich voor Hem neer en zeiden: waarlijk, Gij zijt de Zoon van God”.Zo is ons hele geloof ontstaan. Jezus doet iets, een verlossend ingrijpen in een noodsituatie, op het meer van Galilea, een noodsituatie in de jonge kerk. De volgelingen worden erdoor tot in hun hart geraakt. Ze komen tot overtuiging: dit is God. Daarvan leggen zij getuigenis af, eerst in een gebaar van aanbidding, later in verkondiging. Waarlijk, Gij zijt de Zoon van God.
-
-
TERUG NAAR INHOUDSOVERZICHT TERUG NAAR THUISPAGINA