GELOOF en LEVEN



 HOME

 INHOUD

   TERUG NAAR INHOUDSOVERZICHT        


OUDTESTAMENTISCHE CHRISTOLOGISCHE TYPOLOGIEËN (2)

Ben Van Vossel

ADAM, DE MENS

We hebben in ons vorig nummer Abel laten voorgaan op Adam, de ‘eerste mens’ omdat het in Abels geval een duidelijke typologie of voorafbeelding van Jezus betrof. Adam wordt evenwel ook in verband gebracht met Christus, maar eerder als de eerste natuurlijke mens, en ook wel als de zondige mens, die in feite niet helemaal beantwoordde aan Gods droom over de mensheid. Hij staat dan in tegenstelling tot Jezus die ‘de nieuwe mens’ genoemd wordt en die de oude mensheid heeft opgetild opdat ze kan beantwoorden aan Gods verlangen, de weg naar het geluk waartoe God de mens geroepen heeft. Eretitels

Nochtans zou Adam ook wel wat eretitels kunnen laten gelden. De ‘eerste mens’, gemaakt naar Gods beeld en gelijkenis.  Geen kleinigheid, toch? Iemand die met God wandelt in de tuin van Eden. ‘Adam, waar ben je?’ In die zin is er een sterke gelijkenis met Jezus. Overigens krijgt Adam in de stamboom van Jezus de eerste plaats, door zijn directe relatie met God; hij wordt daar zelfs ‘zoon van God’ genoemd, omdat Hij uit de hand van God is voortgekomen: “Deze Jezus nu was bij zij optreden ongeveer dertig jaar. Hij was, in de opvatting der mensen, de zoon van Jozef, de zoon van Eli,  de zoon van Mattat, de zoon van Levi … de zoon van Enos, de zoon van Set, de zoon van Adam, de zoon van God.” (Lucas 3,23-24.38). Tegenstelling Adam-Jezus

Maar de tegenstelling Adam-Jezus komt eerder en vaker aan bod dan de gelijkenis: zondeval – redding, ongehoorzaamheid – gehoorzaamheid, aardse mens – geestelijke of hemelse Mens, oorzaak van de zonde - bewerker van het heil. Vooral Paulus heeft de tegenstelling Adam-Jezus vlijmscherp getekend in zijn Romeinenbrief:

“Toch heeft de dood als koning geheerst in de tijd van Adam tot Mozes, dus ook over hen die zich niet op de wijze van Adam schuldig hadden gemaakt aan de overtreding van een gebod. Adam nu is het beeld van de Mens die komen moest. Maar de genade van God laat zich niet afmeten naar de misstap van Adam. De fout van een mens bracht allen de dood, maar allen schonk Gods genade rijke vergoeding door de grote gave van zijn genade, de ene mens Jezus Christus. Zijn gave is sterker dan die ene zonde. Het oordeel dat volgde op de ene misstap liep uit op een veroordeling, maar de gratie die na zoveel overtredingen verleend werd betekende volledige kwijtschelding.  Door toedoen van een mens begon de dood te heersen, als gevolg van de val van die mens. Zoveel heerlijker zullen zij die de overvloed der genade en de gave der gerechtigheid ontvangen, leven en heersen, dank zij de ene mens Jezus Christus (Rom.5,14-17). Aards-hemels

De aardse mens met al zijn beperktheden en zondigheid heeft niet kunnen beletten dat God in zijn genadige barmhartigheid zich toch het lot van de mensen is blijven aantrekken. Door een mens… kwam het onheil, maar door een Mens (Jezus) kwam er overvloed van genade en de gave van door God goed bevonden te worden (gerechtigheid). In een andere voorname brief heeft Paulus het over het Blijde Nieuws van de Opstanding der doden. Een deugddoende tekst, waarin Adam opnieuw wordt tegengesteld aan Christus.  

“Christus is opgestaan uit de doden, als eersteling van hen die ontslapen zijn. 21 Want omdat door een mens de dood is gekomen, komt door een mens ook de opstanding der doden. 22 Zoals allen sterven in Adam, zo zullen ook allen in Christus herleven. 23 Maar ieder in zijn eigen rangorde: als eerste en voornaamste Christus, vervolgens bij zijn komst, zij die Christus toebehoren; 24 daarna komt het einde, wanneer Hij het koningschap aan God de Vader zal overdragen, na alle heerschappijen en alle machten en krachten te hebben onttroond. 25 Want het is vastgesteld dat Hij het koningschap zal uitoefenen, tot Hij al zijn vijanden onder zijn voeten heeft gelegd. 26 En de laatste vijand die vernietigd wordt, is de dood” (1 Kor. 15,20-26).  In diezelfde brief die Hij aan de christenen van Korinthe schreef (sommigen vroegen zich af wat er met de overledenen gebeurde: gaan die wel echt verrijzen? En met welk lichaam?) maakt Paulus de vergelijking met wat er in de natuur gebeurt en besluit dan: “42 Zo is het ook met de opstanding van de doden; wat gezaaid wordt in vergankelijkheid, verrijst in onvergankelijkheid; 43 wat gezaaid wordt in geringheid en zwakte, verrijst in heerlijkheid en kracht. 44 Een natuurlijk lichaam wordt gezaaid, een geestelijk lichaam verrijst. Zoals er een natuurlijk lichaam bestaat, bestaat er ook een geestelijk lichaam.  45 In deze zin staat er geschreven: De eerste mens, Adam, werd een levend wezen. De laatste Adam werd een levendmakende Geest. 46 Maar het geestelijke komt niet het eerst; het natuurlijke gaat vooraf, daarna komt het geestelijke. 47 De eerste mens, uit de aarde genomen, is aards; de tweede is uit de hemel. 48 Zoals die eerste mens van aarde zijn alle aardse mensen, zoals de hemelse mens zullen alle hemelsen zijn. 49 En gelijk wij het beeld van de aardse hebben gedragen, zo zullen wij ook het beeld dragen van de hemelse mens. 50 Ik bedoel dit, broeders: vlees en bloed kunnen niet delen in het koninkrijk van God en het vergankelijke heeft geen aandeel in de onvergankelijkheid”  (1Kor. 15, 42-50). Gerechtvaardigd door het geloof

Of we het vanuit onze antieke of moderne theorieën nu plezierig vinden of niet, hier wordt gezegd dat er niet zomaar een onbeduidend overstapje is van het aardse naar het hemelse. Die overstap houdt voor ieder mens ook de radicale breuk in die wij de dood noemen. En de stap die een mens “uit het stof van de aarde genomen” te zetten heeft om de “Heilige”, de “totaal Andere” tegemoet te treden is niet te zetten op eigen kracht, maar enkel door het genadevol ingrijpen van God. Die afgrond en de muur van de zonde heeft Jezus overbrugd en doorbroken toen Hij in ons bestaan is getreden en de wereld van binnenuit heeft opgetild zodat Hij werd gerechtvaardigd door God. In Jezus kunnen wij nu naderen tot God. Adam, geroepen tot “wandelen met God” heeft God niet vertrouwd maar wou zelf de wet stellen. Jezus, de nieuwe mens heeft in alles Gods verlangen volbracht en heeft ons opnieuw de mogelijkheid gegeven om in Gods verlangen en in Gods liefde te staan.  “Zijn wij één met Hem geworden door het beeld van zijn dood, dan moeten wij Hem ook volgen in zijn opstanding,  6 in de overtuiging dat onze oude mens met Hem gekruisigd is; daardoor is aan het bestaan in de zonde een einde gekomen, zodat wij niet langer aan de zonde dienstbaar zijn.” (Rom. 6,5-6) Het geloof en de werken

De weg daartoe vraagt van ons toch wel echt een beslissing om bij Jezus aan te sluiten, op Hem ons leven te bouwen en ons dan ook door zijn Geest laten leiden zoals Paulus in zijn vermanende briefgedeelten schrijft: “Weg met de toorn, gramschap, kwaadaardigheid, laster en beschimping! 9 En beliegt elkaar niet meer. Legt de oude mens met zijn gedragingen af, 10 bekleedt u met de nieuwe mens, die op weg is naar het ware inzicht, zich vernieuwend naar het beeld van zijn schepper. 11 Dan is er geen sprake meer van heiden of Jood, besnedene of onbesnedene, barbaar en onbeschaafde, van slaaf of vrije mens. Daar is alleen Christus, alles in allen.” (Kol. 3,8b-11)

LEES VERDER

   TERUG NAAR INHOUDSOVERZICHT           TERUG NAAR THUISPAGINA