GELOOF en LEVEN



 HOME

 INHOUD


GELOOF EN LEVEN  2015 NR 4

NAAR INHOUD  NAAR TOP

INHOUDSTAFEL


  

  Voorpagina   Paus met vredesduif I

  Editoriaal   bvv   II

  De Menswording  Byz. Liturgie  121

  Maria als toonbeeld (3)  red.   122

  Profeet (2)   bvv   124

  Van Epifanie tot Paroesie red.   127

  Oplossingen graag !  Thinktank  130

  Basis van Kerkopbouw  K.Van der Aa  133

  Heilig Jaar   Naar Kerknet  136

  Iconen (5)   J.-P. Vanopplinus 138

  Geloofsverdediger  Citaat   141

  Voor- en tegenspoed  Getuigenis uit Nepal 143

  Hun goede kanten  bvv   146

  Vruchtbare gelovige  naar P. Van Breemen 148

  Mislopen leraar getuigt  n.a.v. Karl May  150

  Vrede stichten   naar paus Franciscus 152

  Handen af van Kaïn  red.   153

  Oorlogsdagboek WO1  Hugo Gotink cssr  155

  Zalige Idesbald   Dom Nivardus Van Hove 158

  Lachedingen   Wandkalender  III

  Inhoudstafel      IV


NAAR INHOUD  NAAR TOP



DE MENSWORDING

Kondakion uit de

Byzantijnse liturgie



Op deze dag heeft de Maagd
op onuitsprekelijke wijze
in de grot gebaard :
het Woord van voor de eeuwen.
Sidder van vreugde, o wereld bij dit nieuws.

Verheerlijk met de engelen en herders

Deze die gekomen is als een pasgeboren kind:

Hij, de God van alle eeuwen.


NAAR INHOUD  NAAR TOP



MARIA ALS TOONBEELD (3)


Maria de attentvolle hulpvaardige




Nadat we Maria beschouwd hebben als de luisterende, de gelovige, en de lofzingende, willen we in deze bijdrage Maria beschouwen als de aandachtvolle, de realistische en actieve dienstbare vrouw.

In het evangelie volgens Lucas treffen we reeds in het eerste hoofdstuk Maria aan als iemand die, als ze vernomen heeft dat haar bloedverwante, Elisabeth, in haar zesde maand is, onmiddellijk (‘met spoed’ Lk.1,39) erheen trekt. Enerzijds mogen wij veronderstellen dat ze het teken, dat de engel haar gegeven had, ook wil vaststellen. Maar anderzijds is het treffend dat Maria aanwezig wil zijn bij haar nicht in de laatste drie maanden van haar zwangerschap. Het is niet overdreven te stellen dat ze zich dan ook heel nuttig heeft gemaakt bij de huishoudelijke taken.

Zo zien we dat Maria echt de aandachtvolle is, maar die zich dan ook actief dienstbaar maakt. Aan deze eigenschappen mogen wij ons spiegelen: oprechte aandacht schenken aan onze medemensen die onze hulp kunnen gebruiken. Waar heb ik de laatste dagen mensen ontmoet die een goed woord of een kleine dienst van mij wel konden gebruiken? Ben ik daar op ingegaan? Heb ik daar de nodige tijd aan besteed? Maria besteedde drie maanden aan het bijstaan en helpen van Elisabeth.

In het evangelie van Johannes treffen we Maria aan bij het begin van het eerste hoofdstuk. Evenals Jezus en zijn leerlingen is ook zij uitgenodigd op het bruiloftsfeest te Kana; een feest dat een volle week duurde. Een feest dat een vroegtijdig einde zal kennen als blijkt dat er geen wijn meer is, de gewone drank in een land van wijngaarden, zoals de tafelwijn in (het zuiden van) Frankrijk. Hier toont Maria zich als de oplettende, de realistische en tegelijk de gelovige. Zij loopt naar Jezus en zegt Hem: "ze hebben geen wijn meer." En tot de bedienden zegt ze: “Doet maar wat Hij u zeggen zal.” (Joh.2,5)



Met nuchtere oplettendheid heeft ze vastgesteld dat er geen wijn meer is en dat laat haar niet onberoerd. Ze trekt zich dat aan en onmiddellijk zoekt ze naar een praktische oplossing. Jarenlang is ze met Jezus samen geweest in Nazareth. Met haar gelovige ingesteldheid gaat ze nu opnieuw naar Jezus: “Ze hebben geen wijn meer.”

Natuurlijk speelt in heel dit gebeuren ook de theologische kijk van Johannes op de zending van Jezus en wellicht zijn relatie tot de Kerk. Eens dat zijn uur gekomen is, het uur van het lijden en de verrijzenis, zal Jezus de bruidegom zijn die een overvloed van genade brengt aan de hele mensheid: de beste wijn, onder meer in het geschenk van de Eucharistie. In Kana zal Hij, na de bezorgde vraag van Maria een sprankel laten zien van wat Hij voor de mens wil zijn: de Wijnstok waaraan wij, als de ranken, ons leven en zijn vruchtbaarheid te danken hebben.

Maria is hier dan de voorafbeelding van de Kerk die in haar zorg voor het geluk van de mens beroep doet op de machtige bijstand van haar Bruidegom, Jezus, de Redder van de mens.


PROFEET (2)

bvv

Geroepen en gezonden

We hebben het artikel ‘Profeet’ in onze vorige nummer beëindigd met de profeet Jona. Vermoedelijk is het boek Jona eerder een parabel dan een echt gebeurd feit. De strekking ervan is evenwel dat de Heer mensen roept en dat Hij hen zendt voor een bepaalde missie (=zending), waaraan ze gehoor kunnen geven of niet. Het boek Jona toont ons hoe de profeet bijna gedwongen wordt om ook aan niet-Joden het Blijde nieuws van Gods barmhartigheid te brengen.


 De profeten worden uiteraard niet als profeet geboren. Wél hebben zij een sterke ervaring van confrontatie met de levende God, een ontmoeting die diep ingrijpt in hun leven,  en ze krijgen dan ook een concrete opdracht, een zending om verkondiger te zijn van wat God het volk te zeggen heeft. Dat is wat hen tot profeet maakt: iemand die namens God spreekt. Dus niet gewoon iemand die iets voorspelt.


Roepingsverhalen

In de Bijbel kennen we zo verscheidene ‘roepingsverhalen’ van profeten. In vorig nummer leerden we de nederige profeet Jeremia kennen, die zichzelf niet bekwaam voelt om profeet te zijn. Hij krijgt van God de verzekering: “Wees niet bang voor hen, want Ik ben bij u om u te redden - godsspraak van Jahwe.” (Jeremia 1,8)



Jona kennen we ondertussen ook al. Maar kijken we even naar Mozes. Die wordt in Sint-Pietersbasiliek te Rome door Michelangelo uitgebeeld als een krachtige figuur, een machtig profeet (zie hiernaast). Zijn eerste contact met God gebeurt in het tafereel van de brandende braamstruik. Maar luister nu eens wat Hij aan God zegt als hij de opdracht krijgt om het volk uit Egypte te leiden. “Mozes sprak tot God: `Wie ben ik dat ik naar Farao zou gaan en dat ik de Israëlieten uit Egypte zou leiden?'


God antwoordde hem: `Ik zal u bijstaan, en dit is het teken dat Ik het ben die u zendt: als gij het volk uit Egypte hebt geleid, zult ge mij vereren op deze berg.'” (Exodus3,11-12)

Een sterk roepingsverhaal is ook het visioen van de profeet Ezechiël. Heel het eerste hoofdstuk van het boek Ezechiël is een poging om met menselijke woorden te beschrijven hoe groots de heerlijkheid van God is die zich aan zijn toekomstige profeet openbaart. “Aldus openbaarde zich de heerlijkheid van Jahwe. Toen ik dat zag viel ik plat voorover.” (Ez. 1,28c)


Ons roepingsverhaal

Ook wij zijn geroepen. Ik heb het dan niet over roeping tot het religieuze leven of tot het priesterschap of tot het ouderschap of tot een ongehuwd, celibatair leven. Zoals ik schreef in vorig nummer zijn wij allen tot profeet geroepen en gezonden. Dat hangt gewoon samen met ons doopsel, waar we met Christus verbonden werden en delen in o.m. zijn profetisch ambt. Ook bij ons is het noodzakelijk dat we de Heer beter leren kennen, of juister gezegd, dat de Heer de kans krijgt zich aan ons te openbaren.

Dit zal vermoedelijk niet gebeuren in een geweldig visioen zoals de profeet Ezechiël het beschrijft, of zoals bij Saulus (Paulus), toen hij van zijn rijdier geworpen werd. Wèl is het noodzakelijk dat er een soort persoonlijke relatie is tussen God en ons. Het is vanuit die persoonlijke verhouding tot God, die band met Hem, dat hij ons kan zenden; Hij kan dan ons hart vervullen met zijn woord of/en ons inspireren tot bepaalde daden.


Profetie en Getuigenis

“Ik, een profeet? Allee zeg!” En toch is het zo ! Je bent profeet omdat je christen bent. Profetie (klemtoon op de laatste lettergreep) is wel iets anders dan ‘getuigen’. Getuigen van Gods liefde moeten we voortdurend doen. Onze manier van leven en ook onze woorden moeten die van een christen zijn. Hier is natuurlijk veel over te zeggen…

Profétéren is eigenlijk iets anders.  Je hebt voor Jezus gekozen (= je hebt je roeping als christen beaamd) en Hij heeft je dan gezonden om door te geven wat Hij je heeft getoond of je heeft laten begrijpen omtrent personen of groepen.

Een grote opmerking: het vraagt een hele gave van onderscheiding om te weten of een bepaalde inspraak of inzicht van jezelf komt of van God. En of je dat op dit moment en aan die persoon of groep moet doorgeven. Anderzijds gebruikt God jouw menselijke eigenschappen om je te inspireren tot bepaalde inzichten of voornemens. Hebben ouders die profetische gave nodig om niet enkel opvoeders te zijn maar ook profetische woorden te spreken die hun eigen psychologisch inzicht overstijgen?

Profetie is een charismatische gave. Zo een gave overvalt je; je kan die zelf niet helemaal voorbereiden door studie of lectuur of oefening. Wel is de profetie gestoeld op gebed, bezinning en veelvuldig contact met de H. Schrift. Men is dan gevoeliger voor allerlei inzichten of inspraken die je plots en vrij duidelijk overvallen. Het is geen vrucht van je nadenken. Het is een speciale gave van de heilige Geest voor een bepaalde situatie waarin een persoon of een groep zich bevindt.  Wij mogen er om bidden.

“Spreek, Heer, uw dienaar luistert”.




VAN EPIFANIE TOT PAROESIE


Epifanie

Epifanía is Grieks voor ‘verschijning’, ‘zich vertonen’, ‘zich openbaren’, en in de Bijbel gaat het dan meestal over Gods majesteit of zijn reddende aanwezigheid ten voordele van zijn volk of de afzonderlijke gelovige.

De gelovige Israëliet zag God werkzaam aanwezig bij heel wat gebeurtenissen. Hij sprak dan over ‘de Heerlijkheid van God’ die zich openbaarde. De ‘Heerlijkheid’ van God was wel eens een schrikwekkend aanwezig komen, maar praktisch altijd ‘tot heil van de mens, tot heil van zijn volk’. Zelfs bij de geweldige openbaring op de berg Sinaï, met de proclamatie van de 10 geboden, gaat het toch maar om de wegwijzers naar het ware geluk aan te geven.


Nieuw Testament en liturgie

In het Nieuw Testament zien we dan weer het zichtbaar worden van Gods reddende aanwezigheid in de komst van Jezus. De liturgie viert in het Westen de geboorte van Jezus op 25 december, de Oosterse liturgieën zullen het zichtbaar worden van Gods redding eerder plaatsen op (6) januari, ons Driekoningenfeest, waar Jezus zich openbaart aan niet-Joodse volken. Maar ook in het doopsel van Jezus ziet de liturgie het openbaar worden van Gods bezoek aan de wereld wanneer Jezus geproclameerd wordt als ‘Gij zijt mijn Zoon, de welbeminde, in U heb ik mijn behagen gesteld’ (Lk.3,22c). Wij kunnen al die gebeurtenissen en de betekenis die eraan gegeven wordt in de Schrift en in de liturgie zien als Gods liefde, die ‘zich laat kennen’, die ‘zich openbaart’ in de wereld.


Ook aan ons?

Zijn er ook in jouw leven momenten waarop God zich geopenbaard heeft, zich heeft laten kennen als de nabije, de reddende, de uitzicht gevende? Ik hoop dat je een goed geheugen hebt voor wat God voor jou gedaan heeft. Hij is immers geen verre God, maar een nabije Vader, een nabije herder. Misschien kan je dezer dagen eens nagaan waar God zich werkzaam aanwezig heeft getoond in jouw leven.


Waar toont Hij zich ?

In zijn Menswording en Geboorte zette de Heer een geweldige stap naar ons toe, maar Hij wil ons ook op andere manieren ontmoeten, bijvoorbeeld wanneer Hij je ontmoet in de Communie en wanneer Hij spreekt tot je hart of bij de lezing(en) van de Heilige Schrift, of als Hij je tegemoet komt in mensen in nood (eenzamen, vluchtelingen, gevangenen, armen en marginalen) en je ook zo wil ontmoeten. Hebben wij oog voor die manieren waarop de Heer zich aan ons openbaart? Stof voor een degelijke bezinning! Tussen haakjes: Hij vraagt nooit het onmogelijke.

Het is goed dat we de Heer leren te herkennen, voordat Hij zich voorgoed zal ‘openbaren’ wanneer voor ons de grote ontmoeting is aangebroken en op de dag van zijn Wederkomst, de dag van het grote verschijnen: de Parousie.


Parousie

‘Parousia’ is Grieks voor: tegenwoordigheid, aanwezigheid, aankomst en specifiek voor ‘Jezus wederkomst’. Paulus heeft het wel eens over die heerlijke dag waarop Jezus wederkomt en alles nieuw zal worden.  “Heel uw wezen, geest, ziel en lichaam, moge ongerept bewaard zijn bij de komst (parousia) van onze Heer Jezus Christus” (1 Tess.5,23b).

De leerlingen waren soms nieuwsgierig wanneer die grote dag dan wel komen zou: “En nadat Hij zich had neergezet op de Olijfberg, vroegen de leerlingen Hem, terwijl er verder niemand bij was: 'Zeg ons, wanneer dat zal gebeuren en wat zal het teken zijn van uw komst (parousia) en van de voleinding van de wereld.'” (Mt 24,3)

Paulus gebruikt voor die ‘Parousie’ geregeld een ander woord, nl. ‘De Dag van Christus’: wat in feite betekent: de dag van Christus’ wederkomst:


De Dag van Christus

“Houdt vast aan het woord des levens. Dan kan ik, als de dag van Christus komt, er trots op zijn dat mijn werk en mijn inspanning niet vergeefs zijn geweest.” (Fil.2,16)

Of we nu uitzien naar de ontmoeting met de Heer in zijn Woord of in de Communie of bij onze overtocht of bij Jezus’ komen op de ‘laatste dag’, het verlangen naar zijn komst vervult ons leven met diepe vrede, vreugde, hoop en vertrouwen. “Maar ons vaderland is in de hemel, en uit de hemel verwachten wij onze verlosser, de Heer Jezus Christus.” . (Fil.3,20)

“Wij zeggen God, de Vader van onze Heer Jezus Christus, dank, telkens als wij u in onze gebeden gedenken. Wij hebben immers gehoord van uw geloof in Christus Jezus en van de liefde die gij alle heiligen (= gelovigen) toedraagt, omwille van de hoop die voor u in de hemel is weggelegd. (Kol.1,3-4)


OPLOSSINGEN GRAAG

Thinktank

Clair-obscur

Als je de wereld van vandaag bekijkt en je voelt je wat betrokken bij de positieve en negatieve zaken die zich voordoen, dan verheug je je erover dat men eindelijk een vaccin gevonden heeft om besmetting met het ebolavirus te voorkomen, of dat ook Amerika eindelijk op relatief grote schaal iets gaat doen aan de uitstoot van broeikasgassen, die grote droogte én overstromingen gaan veroorzaken…  Er zijn ook negatieve vaststellingen die ons wat treurig stemmen en die ook nood hebben aan een wereldwijde aanpak.


Klimaatsverandering

 Nemen wij die klimaatsverandering voldoende ernstig op en wat doen wij er persoonlijk aan op ons beperkte domein? Plastiekverpakkingen vermijden, elektriciteitsverbruik beperkt houden, autogebruik onder controle houden … In vorig nummer hadden wij het erover dat de klimaatsveranderingen vooral dramatische gevolgen zullen hebben voor de armste landen.  Zijn wij solidair?


Brandhaarden

Een ander schijnend probleem is dat van de nu al miljoenen vluchtelingen. De vluchtelingenkampen moeten zo menswaardig mogelijk ingericht worden. Maar natuurlijk zit je met oorzaken die tot vluchtelingendrama’s geleid hebben. Denk aan Irak, Syrië, Libië, Afghanistan... Het is het probleem van IS (Daesh), Boko Haram, de Taliban, de mislukte Arabische Lente in Libië en Syrië. En nu ook nog de dubbelzinnige houding van Turkije waardoor ook weer een Koerdisch probleem geschapen wordt terwijl het terrorisme van IS verder woekert en de verwarde toestand in Lybië, Tunesië, Egypte... Veel zullen u en ik daar niet aan kunnen verhelpen, tenzij door die hele problematiek in ons gebed en in onze voorbeden naar de Heer toe te brengen en te vragen dat zijn Geest het gelaat van de aarde zou vernieuwen (door de harten van de mensen te vernieuwen).  


Immigranten

Hiermee samenhangend zitten wij met een zwaar gemoed wegens de vele vluchtelingen die naar Europa (willen) komen en daar alles voor over hebben maar van de regen in de drop komen. 2000 zijn reeds verdronken in de Middellandse zee. Velen zoeken naar andere wegen (langs Hongarije bijvoorbeeld) om in de veilige en bekoorlijke ‘burcht Europa’ binnen te komen en een nieuw bestaan op te bouwen. Wij zien ze niet graag komen: ‘Ze komen mee profiteren van de welvaart die we hier hebben opgebouwd’, ‘het zijn alleen maar economische vluchtelingen’, ‘We moeten het aantal immigranten drastisch beperken.’ Het zijn uitspraken die je wel eens hoort en die ook mee de politieke besluitvorming bepalen.

Nationale belangen worden echter niet alleen geschaad door de toevloed van migranten. In heel wat gevallen betekent immigratie een gezonde verjonging van onze bevolking en geen verdere daling van het aantal inwoners. Bovendien willen veel van die mensen echt deel uitmaken van onze gemeenschap, willen graag werken en hun steentje bijdragen tot de welvaart van ons land. Een nationalistische reflex die de welvaart niet wenst te delen met minder begoeden en ‘vreemdelingen’ is niet bepaald een teken van menselijkheid.


Zoekend naar oplossingen

Toch zal men blijvend moeten zoeken naar ernstige oplossingen. Men kan inderdaad niet ongelimiteerd asielzoekers blijven opvangen (al is het maximum voorlopig zeker nog niet bereikt).

- Een oplossing vraagt in ieder geval om een goede inburgering en het aanleren van een van onze landstalen. Wij moeten ons geen vreemdeling gaan voelen in ‘eigen huis’, maar dan ook zoeken naar contactmogelijkheden met allochtonen en asielzoekers. Als christenen moeten wij durven de eerste (creatieve) stap zetten !

- De vluchtelingen moeten veilige reisroutes krijgen en de mensensmokkelaars (en –ronselaars) moeten gedwarsboomd worden. Op dit vlak is men op goede weg, al vallen er toch nog voortdurend slachtoffers op die vluchtroutes.

- Fundamenteel zal men vooral in de landen van herkomst moeten bekijken hoe men daar kan meehelpen om vrede, verdraagzaamheid en relatieve welvaart te bewerkstelligen. Dit is vlug gezegd en de aanpak die zou kunnen helpen in het ene land, zal daarom nog niet lukken in een ander land omdat het telkens gaat over andere (politieke …) situaties.

- De landen die nu reeds veel vluchtelingen opvangen (Libanon, Jordanië…) moeten geholpen worden door de internationale gemeenschap. Dit geldt op kleinere schaal ook voor Italië en Griekenland ev. ook Hongarije; hier moet Europa zijn solidariteit met zijn leden-landen voluit beleven.


Ons aangesproken voelen

Wereldwijde problemen waar wij, kleine mensen, zo weinig kunnen aan doen! Het weinige dat we kunnen doen, moeten we wel echt aangrijpen, waarbij enige druk op onze (lokale en federale) politici zeker niet achterwege mag blijven. Laten wij ondertussen dankbare mensen zijn om wat we hebben, laten we oog hebben voor  onze eigen mensen die het soms moeilijk hebben, maar laten we ook voldoende altruïstisch zijn om mensen te helpen die wanhopig op zoek zijn naar wat geluk en veiligheid die ze in eigen streek niet konden vinden.



BASIS VAN KERKOPBOUW


K. Van der Aa.

Sake Stoppels van de Vrije Universiteit van Amsterdam gaf in Tertio een opmerkelijke tip over hoe er vandaag

aan kerkopbouw moet worden gedaan.

Hij zei: "Een collega noemde de gangbare aanpak van kerkopbouw de ABC-methode: Actie, Beleid en Communicatie. Als het niet goed gaat met onze Kerk, dan gaan we eerst nieuwe dingen uitproberen en acties opzetten. Daarna stellen we ons beleid daarop af. En als er nog tijd rest, dan houden we een geloofsgesprek (al komen we daar vaak niet aan toe).”


Draai die volgorde eens om, zegt Sake Stoppels. ‘Back to basics’!

Dit betekent dat we beginnen met het geloofsgesprek. Wie is Christus voor ons? Zien we God aan het werk in ons leven? Wie zijn we en wat willen we als christenen? Eens we een geestelijk fundament hebben, kunnen we daarop voortbouwen en ons profiel omschrijven (beleid). Op dat mission statement (missionair vertrekpunt) kunnen we dan tot slot onze acties afstellen. Die omkering is vereist. (gecit. op Kerknet 20/05/2015)


Er zijn dus blijkbaar twee manieren om aan kerkopbouw (evangelisatie, catechese, viering, beleidsstructuren, sociale betrokkenheid…) te doen.

1* Ofwel beginnen we met wat zich direct aanbiedt (sociale of geestelijke noden die men aantreft en waar men dan onmiddellijk een actie voor opzet: caritatieve actie, geloofsverdediging); daarop zoekt men in het beleid naar de geschikte antwoorden. Tenslotte komen we best ook tot een geloofsgesprek (evangelisch, spiritueel fundament).

2* Ofwel stellen we ons echte geloofsvragen, zoeken we wat ons als christenen echt bezielt. Het beleid moet dan omschrijven waar wij vanuit dat geestelijk fundament voor staan. En tenslotte gaan we ons dan concreet inzetten om die geloofsvisie en –zending in de praktijk gaan beleven (inzet voor verkondiging, christelijk getuigenis, inzet voor noodlijdenden, vieringen…).




Het zijn inderdaad twee strategieën, maar binnen die twee soorten van aanpak lopen actie, beleid en geloofscommunicatie vaak toch door elkaar. Het hoeft geen kunstmatig iets te zijn. De eerste manier lijkt meer modern. De tweede manier om aan kerkopbouw (en kerkbeleving) te doen lijkt wat wereldvreemd. Maar is ze dat ook?

Je kan bijvoorbeeld sociale noodsituaties zien en er onmiddellijk trachten aan te verhelpen, desnoods samen met anderen. Als christen zal je dat evenwel niet enkel vanuit een soort altruïstische ingesteldheid doen maar ook vanuit je geloof, je relatie tot Christus die stimulerend zal zijn. Je zal dat bovendien gemakkelijk samen met medechristenen doen, omdat je vanuit eenzelfde Godsrelatie en uw christelijke, in het evangelie gegronde, zending de zaken bekijkt. Het beleid zal attentie moeten hebben voor wat er leeft aan de basis op het vlak van bewustwording van allerlei externe en interne noden en zal tegelijk blijvend moeten oproepen tot geestelijke verdieping opdat men zich niet verliest in pure actiedrang. Het evangelie is geen handboek voor sociale inzet, maar een verdieping in evangelische spiritualiteit zal ons telkens weer oproepen tot inzet vanuit het evangelie.


Na het wikken en wegen van de twee manieren van kerkopbouw, stel je je toch de vraag of zo’n theoretische of sociologische benadering niet voorbijgaat aan wat zich van dag tot dag aanbiedt. Het evangelie stelt ons duidelijk de vraag: “Wie zegt gij dat Ik ben?” Daarom moet de verkondiging naast allerlei toepassingen van het evangelie op de sociale en wereldwijde problematieken, toch voortdurend naar de persoon van Christus verwijzen én naar onze relatie met Hem. Het beleid (federatie en dioceaan) heeft daarin een grote verantwoordelijkheid maar veel zal ook door andere instanties en individuen moeten gebeuren: ouders, leerkrachten catechesegezinnen, nieuwe bewegingen… Maar vrij snel zal men elke individuele of gezamenlijke geestelijke verdieping moeten confronteren met de vruchten die ze afwerpt en ook of die geestelijke vernieuwing voldoende betrokken is op de wereld. Het Rijk Gods moet immers vrucht dragen in de wereld als licht, als stad op de berg, als zout in de aarde, als gist in het zuurdeeg…


Het beleid, maar ook ieder christen die zich verantwoordelijk voelt voor de Kerk en het Koninkrijk van de Heer zal zich bewust moeten afvragen of er voldoende contact is met de Heer, én of er voldoende contact is met de wereld en  hoe we in de wereld getuigenis kunnen afleggen van de hoop die in ons leeft (1Petr.3,15). Gebed, individueel en gezamenlijk, Eucharistieviering, verkondiging en verstillingsmomenten, bezinningsgroepen… zullen ons openstellen zodat we ons laten zenden waar de Geest ons hebben wil. Je kan actie, structuren en geestelijke verdieping theoretisch wel uit elkaar halen, maar tenslotte zijn ze alle onmisbaar. En strategie? Laat ons toch maar beginnen met een verankering in Christus.


HEILIG JAAR

Naar o.m. Kerknet

Aankondiging

Paus Franciscus heeft tijdens de boeteviering in de Sint-Pietersbasiliek in Rome (13/03/2015) een ‘Heilig Jaar van vergevingsgezindheid en barmhartigheid’ aangekondigd. Het jaar start op 8 december 2015 en eindigt met het feest van Christus Koning, op 20 november 2016. De directe aanleiding, zo zei de paus, is de vijftigste verjaardag van het slot van het Tweede Vaticaans Concilie.


Gods barmhartigheid

Paus Franciscus kondigde het jaar officieel aan op de 'Zondag van de Barmhartigheid’ (de eerste zondag na Pasen), die door paus Joannes Paulus II in 2000 werd ingevoerd. Bij die gelegenheid las hij voor de Heilige Deur een bul met de aankondiging voor.


Wat is een Heilig Jaar ?

Het is pas de 27ste keer in de geschiedenis van de katholieke Kerk dat er zo’n Heilig Jaar zal plaatsvinden. Het vindt zijn oorsprong in het joodse Jubeljaar. Het oudst ‘bekende’ Heilig Jaar vond plaats in 1300, al is het niet zeker dat het ook het eerste Jubeljaar was dat ‘daadwerkelijk’ werd gevierd. In 1475 werd bepaald dat er in principe om de 25 jaar zo’n Jubeljaar plaatsheeft. Het vorige Heilige Jaar was het Jubeljaar 2000, dat door paus Joannes Paulus II werd afgekondigd voor de start van het derde millennium.


Een Heilig Jaar biedt gelovigen de kans om speciale aflaten te krijgen en absolutie te ontvangen voor zonden door te biechten. In 1750 stelde paus Benedictus XIV de voorwaarden vast voor het bekomen van een aflaat: de pelgrim moet de vier grote basilieken van Rome bezoeken (of de basilieken door de lokale bisschop aangegeven), hij moet biechten, de heilige eucharistie ontvangen en bidden voor de intenties van de paus.




‘Misericordiae vultus patris est Christus Iesus’ is de eerste hele zin uit de Bul van de paus: ‘Jezus Christus is het gelaat van de barmhartigheid van de Vader’. De paus legt uit waarom dit voor hem zo’n centraal thema is in zijn verkondiging.

Barmhartigheid’, zo zegt hij, ‘openbaart ons het mysterie van de Drievuldigheid; het voert ons rechtstreeks naar die bron van vreugde, rust en vrede; het is ten diepste de manier waarop God ons tegemoet komt (dat legt hij verder uit aan de hand van het Oude Testament en het voorbeeld van Jezus); het is de brug, die God en de mens verbindt, waardoor deze zich fundamenteel geliefd weet door de Schepper en Vader, ondanks zijn fouten en tekorten.

Het is ook wat mensen onderling verbindt, als ze de ander tenminste als gelijkwaardig in de ogen willen kijken.

Ergernissen en fouten vergeven, is de duidelijkste uitdrukking van de barmhartige liefde [van God] en voor ons, christenen, is dat geen keuzemogelijkheid, maar een noodzakelijkheid.

Wij mogen ons van nu af aan innerlijk en metterdaad voorbereiden op dat Jaar van de Barmhartigheid in ons op weg zijn in deze wereld. Oefening baart kunst!


OOK JIJ GELOOFSVERDEDIGER ?


CITAAT

Tips als voorbereiding



De gewezen Calvinistische theoloog Scott Hahn bekeerde zich tot de katholieke Kerk doorheen het bestuderen van de H. Schrift. In zijn boekje ‘Redenen om te geloven’ wil hij, na al die redenen, ook nog wat tips geven om je als katholiek voor te bereiden tot het verdedigen van je katholieke geloofsovertuiging. Hij vermeldt het gebed, lezing van de Schrift, leren van betrouwbare (!) docenten en de genade zoeken van de Heilige Geest. Maar hij wil ook een kortere weg aanwijzen als voorbereiding op het apologetische werk (= werk van de geloofsverdediging).


De Eucharistie vieren

Hij vermeldt dan nadrukkelijk de Eucharistieviering : ‘volledige, bewuste en actieve deelname aan de heilige Mis’. Het is met overtuiging dat hij ons daartoe aanspoort: ‘Ga zo vaak als je kunt. Natuurlijk, wij moeten op zondagen en de verplichte feestdagen de heilige Mis bijwonen. Maar ga ook op werkdagen, als je dat kunt zonder dat je werk of je gezin er onder lijden.’


Waarom legt hij zo de nadruk op de Eucharistieviering?



1 Omdat de Mis de plaats is waar wij zowel de natuurlijke wereld (brood, wijn en water) ontmoeten als ook de bovennatuurlijke wereld: wij vormen één koninkrijk met de engelen die het "Heilig, heilig, heilig!" uitroepen rondom de geconsacreerde tekenen. Na de consecratie blijkt dat wij samen met die natuurlijke elementen van brood en wijn ook apart gezet worden, geheiligd en vergoddelijkt. ‘Raak ook ons met uw Geest.’


2 De Eucharistieviering is bovendien de uitgelezen omgeving waarbinnen de Bijbel in zijn natuurlijke en bovennatuurlijke omgeving vertoeft;  de hele Bijbel komt er tot samenhang en wordt er in zijn volledigheid verkondigd. "Want de Mis is het hoogtepunt van de Bijbelse profetie: God komt bij ons wonen. De Bijbel gaat over de Mis en de Bijbel is doordrenkt van de Mis. Wanneer wij de Mis vaak bijwonen, absorberen wij de Bijbel als het ware door iedere porie van ons lichaam. Wij nemen de Bijbel in ons op samen met de genade om deze te begrijpen.”


IN VOOR- EN TEGENSPOED

Naar aanleiding van

een bericht van Kerknet 29/04/2015


Het zal wel waar zijn dat een diepgelovig mens van alle hout pijlen weet te maken. Ik bedoel dat een gelovige zowel in tegenspoed als in voorspoed zich tot God kan wenden. Daarmee zijn lijden en pijn niet verdwenen, maar toch is er een wereld van verschil…


In tegenspoed

Als alles tegenzit, bij ernstige tegenslag, bij ziekte van zichzelf of van een kind, bij gedwongen werkloosheid of andere beproevingen zal een gelovige zich inspannen om oplossingen te zoeken voor die negatieve omstandigheden of om er niet aan ten onder te gaan.




Maar tegelijkertijd zal een christen zich met vertrouwen wenden tot God. Hij zal bidden om kracht, om geduld en ook om hulp in deze beproeving. Zijn geloof wordt dan wel op de proef gesteld, maar ook als aan die negatieve omstandigheden niet of niet direct een oplossing komt, voelt hij zich uitgenodigd om te blijven geloven in Gods goedheid en trouw. De tegenslag verwijdert hem niet van God.

In feite gelooft de christen dat ook die beproevingen op een of andere manier zinvol worden als hij ze met vertrouwen doorleeft, juist zoals Jezus’ lijden zinvol was als teken van zijn totale gegevenheid aan God en de mensen. Maar nogmaals, dit betekent niet dat een christen bij de pakken blijft zitten; zoveel als mogelijk zal hij blijven zoeken naar een oplossing binnen de concrete omstandigheden, maar zijn grondhouding blijft:

"Op U stel ik mijn vertrouwen, o heilige God,

mijn hoop zal ik op u bouwen, Gij zijt mijn Rots;

daarom vrees ik niet meer, ik geloof in U, Mijn God en Heer,

daarom vrees ik niet meer, ik geloof in U, Mijn God en Heer."


In goede dagen

Niet alles is echter kommer en kwel, er zijn gelukkig heel wat goede momenten in het leven.

Er zijn omstandigheden waarin wij ons goed voelen, opgewekt, blij met de mensen of de natuur rondom ons, blij in onze woning of met het bezoek aan familie of vrienden of aan een tentoonstelling die ons boeit... Soms voelen wij ons ook echt opgewekt wanneer we na een tijd van beproeving opnieuw licht zien, genezing ervaren of gepaste hulp in bepaalde problemen, een onverwachte attentie….

Als gelovig mens zouden wij ook dàn God mogen danken voor die momenten waarop het ons goed gaat. Het is niet zo dat God alle doornen uit ons leven weghaalt, maar wij weten en geloven dat Hij ons blijft omgeven met heil en toekomst zowel in goede als in droeve dagen.

Zoals we God aanwezig weten bij onze beproevingen, helpend, troostend, ondersteunend, vrede brengend in ons hart, zo weten wij Hem ook aanwezig in onze blije, vreugdevolle ervaringen. Een gelovig mens wandelt met God.


Aardbeving in Nepal…

Soms krijgen we een duwtje in de rug, iets dat ons wakker schudt om met geloof de Heer aan te roepen of te danken. Een pater jezuïet getuigde van een voorval na de aardbevingen in Nepal. Hij was aanwezig bij de priesterwijding van een jonge jezuïet, Tek, een viering die in open lucht plaatsgreep in dat dorpje waar maar weinig christenen woonden en er dus geen kerk was. Het gevolg hiervan was dat er slechts weinig mensen thuis gebleven waren. Ook de niet-christenen waren aanwezig bij die openluchtviering toen de aardbeving plaatsgreep.

Pater Etienne Degrez (uit Bois de Villers in de provincie Namen) schreef aan zijn Belgische confraters: “Iets voor het middaguur, de wijdingsplechtigheid was niet eens een half uur afgelopen, heel wat mensen waren de pasgewijde priester nog aan het feliciteren, op de speelplaats van de plaatselijke school, waar voor de gelegenheid een afdak was opgetrokken. En ineens beefde de aarde. Als een schip op de golven. Aan de andere kant van de vallei zag ik wolken stof opstijgen en hoorde ik geroep en geschreeuw. Elke wolk betekende een huis dat instortte of een stuk bergwand dat naar beneden schoof en een lawine van rotsen en aarde veroorzaakte.”


Uw Heer heeft ons gered !

In het dorp (Okhaldhunga) was de schade niet te overzien. Sommige huizen lagen in puin, niet één huis bleef onbeschadigd. Ze zijn allemaal onbewoonbaar, ook het huis van de pasgewijde priester. “Het mag een wonder heten dat niemand van de dorpsbewoners ernstig gewond is geraakt… Zo goed als alle dorpelingen waren aanwezig op de wijding. Toen ik ’s avonds samen met Tek enkele gezinnen bezocht, zegden ze overal ‘Het is uw Heer die ons heeft gered… Dankzij de wijdingsplechtigheid waren we allemaal buiten!’”

Soms krijgen we inderdaad een wenk vanwege niet-christenen om in goede en kwade dagen toch telkens op te kijken naar God, met smeking, met vertrouwen, met dankzegging. Laten wij ons dan afvragen: Hoe ga ik dat vandaag beleven?


TIENERS EN HUN GOEDE KANTEN

Red.




Niet dat we jongeren niet graag zien, helemaal niet. Maar we vinden ze wel eens oppervlakkig, pleziermakers met te weinig verantwoordelijkheidszin en die zich niet altijd houden aan de regels van het fatsoen… We vergeten dat ze jong zijn en de gelegenheid moeten krijgen om te groeien, ook te groeien in menselijkheid…


Bovendien moeten we toch ook eerlijk zijn als we hen veroordelen. Het voorbeeld dat ze krijgen van volwassenen is niet steeds wat we ‘het goede voorbeeld’ zouden noemen. Wat schotelt de volwassenenwereld hen al niet voor, in reclame, kranten en magazines, in radio- en teevee-uitzendingen! Dikwijls beschamend in woord en beeld.

Vaak is het in onze jongeren nog een mengeling (maar is het dat ook niet in onszelf?) van goed en kwaad, van uitgelatenheid en tot bezinning komen.


Onlangs was ik het rozenhoedje aan het bidden in ‘Bergenkruis’, midden een rustige natuur met geritsel van bladeren, gezang van allerlei soorten vogels en gekir van duiven. Ik was nog maar aan het tweede tientje begonnen toen er een groepje leerlingen kwam aan gefietst. Ze hadden zich onderweg blijkbaar wat Cocacola- en/of bier-blikjes aangeschaft, en nu kwamen ze hier even parkeren om hun beperkte picknick te verorberen. Ze waren zeer luidruchtig, hoewel er een groot plakkaat staat achter het ijzeren hekken: “Eerbied-STILTE-respect”.

Het was lastig bidden, maar kom, ik maakte van de nood een deugd en bad ook voor hen.  Tussendoor trof het me dat ze trouwens de natuur respecteerden, ik hoorde dat de lege blikjes deskundig werden platgetreden, en het werden dan projectielen waarmee ze een opvangemmer voor vuilnis bekogelden. Wie ernaast gooide ging toch het blikje zoeken in het bos en deponeerde het vooralsnog in die emmer. Het respect voor de natuur brachten ze daarmee in praktijk. Positief, toch?

  Toen ze vertrokken passeerde een van die jongeren achter mij en zei: “Meneer, sorry voor mij en mijn vrienden.” Hij moet gezien hebben dat ik een paternoster in mijn handen had en was zich bewust dat ze weinig respect getoond hadden voor die sukkelaar die daar aan het bidden was. Dat korte woord ‘sorry’ trok mijn vrij negatieve stemming tegenover die lawaaierige jongeren helemaal recht. Ze hadden wellicht een stresserende schooldag achter de rug. Zij hebben nog wat tijd om mens te worden.




VRUCHTBAAR LEVEN


Een  citaat

“Zoals de Vader Mij heeft liefgehad, zo heb ook Ik u liefgehad. Blijf in mijn liefde.”  In zijn meditaties ‘voor elke dag’: ‘Het gaat om de liefde’, geeft Piet Van Breemen volgende commentaar:

“Daar ligt de spil van een zeer vruchtbaar leven: in de liefde tussen Vader en Zoon met Jezus verbonden blijven. Dan bloeien wij open en dragen rijke vrucht. In die liefde verbonden blijven, dat is meer dan er af en toe aan denken of als het uitkomt eens contact opnemen. Verbonden blijven betekent dat die liefde van God ons thuis is, ons houvast en ons verblijf. Alleen zo kan ons leven zich werkelijk ontplooien.”


Onze thuis

De aarde heeft ons zoveel te bieden, het werk èn de vrije tijd slorpen ons zo op, dat er bijna geen tijd is om ‘thuis’ te komen. Thuis in Gods liefde. Het is al een hele opgave om thuis te komen bij de mensen die God aan ons heeft toevertrouwd en we de drukte van het leven even achter ons laten. Maar ‘thuis komen bij God’ is blijkbaar voor de meesten van ons nog een stap verder. Een stap die we vaak niet zetten. Ik weet het, we kunnen ook thuis zijn bij God terwijl we toch volop aan het werk zijn of terwijl we tijd maken voor echtgenoot en kinderen. Maar als het even kan zouden we ons ook bewust moeten worden van de aanwezigheid van God. ‘Hij is niet ver van ons vandaan’.

Wij worden uitgenodigd om bewust te worden van Gods altijd aanwezige liefde, van Jezus’ blijvende liefde voor de mens-op-weg. Wij moeten wat vaker met Hem contact zoeken, wat vaker met Hem spreken over alles waarmee ons hart bezig is… Zo groeien we de echte werkelijkheid binnen en krijgt ons leven zijn ware zin en vruchtbaarheid.



Als je gaat bidden

We kunnen dat het best inoefenen tijdens onze gebedstijd. Als we beginnen met het gebed is het goed ons voor te stellen hoe God met liefde naar ons kijkt, zoals een Vader naar zijn kind kijkt als het iets vertelt, of als het luistert naar een vertelling van vader of gewoon als het aan het spelen is. Die liefde waarmee de Vader houdt van zijn Zoon, met die liefde kijkt de Vader ook naar ons. In die liefde tussen de Vader en de Zoon mogen ook wij ons geborgen weten. Die blik van liefde bevestigt ons in het leven, geeft ons vrede en de moed om als kind van God te leven, als vriend van Jezus.

“Zoals de Vader Mij heeft liefgehad, zo heb ook Ik u liefgehad. Blijf in mijn liefde.”


MISLOPEN LERAAR GETUIGT (1)


Karl (Carl) May, een Duits schrijver (1842-1912), werd als pasgeborene blind. Zijn grootmoeder vertelde hem veel sprookjes waardoor zijn verbeelding zich sterk ontwikkelde. Op 5-jarige leeftijd genas hij van zijn blindheid door de toediening van hoognodige vitamines. Hij studeerde voor leraar maar had wat te lange vingers en kwam in het tuchthuis terecht; die neiging tot diefstal bracht hem ook later nog in de gevangenis waaruit hij wel vroegtijdig vrijkwam.

Onder invloed van een katholieke lekencatecheet herpakte hij zich en in verscheidene van zijn latere boeken (met o.m. Old Shatterhand en zijn vriend-indiaan, Winnetoe, en vooral met Kara ben Nemsi en zijn vriend-moslim, Hadji Alef Omar) geeft hij zelf ook uiting aan zijn ijver om te getuigen van zijn geloof. Ondanks zijn donkere kanten willen we een paar staaltjes geven van zijn verlangen om te getuigen. Misschien kan het ons stimuleren om zelf ook, als de gelegenheid zich voordoet, te getuigen van ons christelijk geloof. Slecht weinig christelijke schrijvers hebben de ijver of voelen zich vandaag nog geroepen om ook van hun geloof te getuigen in hun boeken of andere publicaties.



Op zijn tocht door de Balkan, in achtervolging van enkele misdadigers, komt Kara ben Nemsi (= Karl May) terecht bij een arm christelijk echtpaar. Hun dochter was aan een vreemde ziekte gestorven en sommige mensen hielden haar voor een vampier (Kara ben Nemsi zal later de misdadige knecht ontmaskeren die in feite zelf voor spook speelde). Hij komt in gesprek met de bejaarde vader die nog vol verdriet is over de dood van zijn dochter en wat er van haar verteld wordt. Hij vraagt aan Kara ben Nemsi:




-‘Kent u de Heilige Schrift en haar leerstellingen?’

-‘Ik heb ze bestudeerd, want in haar is het eeuwige leven. Maar ’s mensen geest is te zwak om het goddelijke licht te begrijpen.

Vaak heb ik weken lang over een enkel woord van de Bijbel gepeinsd en beseft dat ik vermetel handelde. Daarna las ik dan met het hart en vond onmiddellijk de juiste betekenis.’

-‘Met het hart? Ja, dat moest iedereen kunnen! Hebt u gevonden wat de Bijbel zegt van de dood en het eeuwige leven?’

-‘Ja,’ zei ik nadrukkelijk.

-‘Gelooft u aan een leven na de dood?’

-‘Als ik dit geloof niet bezat, dan was het beter als ik niet geschapen was. In het geloof aan de eeuwige zaligheid ligt reeds het begin der zaligheid.’

-‘Dus de geest leeft na de dood voort?’

-‘Beslist.’


ZALIG DIE VREDE STICHTEN


Naar een toespraak van paus Franciscus 6 juni 2015


Tijdens zijn pastoraal bezoek aan Bosnië-Herzegovina gaf paus Franciscus enige commentaar bij dat woord van Jezus uit de Zaligsprekingen: ‘Zalig die vrede brengen, want zij zullen kinderen van God genoemd worden’ (Mt.5,9).




Dat woord is ook tot ons gericht en het volstaat niet de vrede te verkondigen, dat is te goedkoop. Je moet de vrede brengen!

“Vrede is een vaardigheid die geduld, ervaring en volharding vereist. Zij ontstaat in het dagelijkse leven door gebaren van vrede, broederschap, dialoog en barmhartigheid. De voorwaarde voor de vrede is de gerechtigheid. Vrede is het resultaat van gerechtigheid, die daadwerkelijk wordt beoefend en beleefd. Volgens het Nieuwe Testament bestaat de vervulling daarvan in het beminnen van de naaste zoals onszelf.”


De paus zei nog dat vrede een genade van God is, die ons hart en ons lichaam kan doordringen. “Daardoor worden wij zelf instrument van vrede.” Tot slot riep hij op tot gebed voor de genade van het geduld, de genade van de gerechtigheid en de genade om barmhartig te zijn. “Door het bewandelen van die weg kunnen wij gelukkig worden, kunnen wij zalig zijn.”


DOODSTRAF: HANDEN AF VAN KAÏN

Red.

We kennen Abel en Kaïn wellicht nog uit onze ‘Gewijde Geschiedenis’ of uit onze ‘Godsdienstlessen’. Kaïn en Abel zijn in het Bijbelverhaal de zonen van Adam en Eva. Kaïn doodt zijn broer. Maar Jahwe (God) roept hem op het matje:



Nu zei Jahwe tot Kain: `Waar is uw broer Abel?' Hij antwoordde: `Ik weet het niet. Moet ik dan op mijn broer passen?' Toen zei Hij: `Wat hebt gij gedaan? Hoor, het bloed van uw broer roept uit de grond tot mij! Daarom zult gij vervloekt zijn, verbannen van de grond die zijn mond heeft geopend om uit uw hand het bloed van uw broer te ontvangen! De grond die gij bewerkt zal niets meer opbrengen; een zwerver en een vagebond zult ge zijn op de aarde!' Toen zei Kain tot Jahwe: `Die straf is te zwaar om te dragen. Gij verdrijft mij van de bebouwde grond, en ik zal ver van U moeten blijven. Ik zal een zwerver en een vagebond zijn op de aarde, en ieder die mij ontmoet kan mij doden.' Maar Jahwe antwoordde hem: `Neen! Wie het ook is die Kain doodt, hij zal het zevenvoudig boeten!' En Jahwe gaf Kain een merkteken, om te voorkomen dat ieder die hem ontmoette hem doden zou. (Genesis 4, 9-15)


Ik laat het over aan eventuele fundamentalistische gelovigen om uit te zoeken wat dat merkteken dan wel geweest kan zijn. Er steekt echter nog een heel andere betekenis achter deze tekst. Natuurlijk eerst en vooral dat God niet wil dat er ‘onschuldig’ bloed vergoten wordt (maar voor IS-mensen bv. zijn niet-moslims of moslims die niet tot hun clan behoren blijkbaar geen mensen), maar er steekt ook nog een andere boodschap in: Kaïn, de schuldige, mag ook niet gedood worden.

Toch willen vandaag nog heel wat personen dat, voor zware criminele feiten, de doodstraf een afschrikking zou blijven en een uitschakeling van die concrete criminele aanleg in iemand.

Bijbelvaste christenen hebben echter in het verhaal van Kaïn en Abel een pleidooi gezien tegen de uitvoering van de doodstraf. Hun vereniging heet: “Hands Off Cain” (Handen af van Kaïn). ‘Catholic World News’ en ‘Kerknet-Vlaanderen’ berichten nu dat deze vereniging haar jaarlijkse prijs heeft toegekend aan paus Franciscus.


Zij noemt paus Franciscus de belangrijkste voorvechter voor de afschaffing van de doodstraf. Door zijn moedige uitspraken over de doodstraf inspireert hij ook anderen. ‘Handen af van Kaïn’ hoopte dat hij, in het spoor van paus Joannes Paulus II,  bij zijn bezoek aan de verenigde Staten ook zou oproepen tot afschaffing van de doodstraf.