GELOOF en LEVEN



 HOME

 INHOUD







WAT INSPIRATIE VOOR ZONDAGSPREKEN


Jezus’ woord verlicht de wereld, alleluia,

Jezus’ woord is bron van leven, alleluia.

Jezus’ woord is sterk en teder, alleluia,

Jezus’ woord wijst veil’ge wegen, alleluia.


U KUNT OOK SURFEN NAAR DE ZONDAGSPRESENTATIES

OVER DE EVANGELIES VAN DE ZONDAG.


NAAR INHOUD        NAAR TOP




 



NAAR INHOUD        NAAR TOP



33ste ZONDAG DOOR HET JAAR  13/11/2016

Standvastig zijn


Mal., 3, 19-20a Voor u gaat de zon der gerechtigheid op / Ps. 98 (97) 5-6, 7-8, 9  Rechtvaardig bestuurt de Heer de we­reld, de volken met billijkheid / 2 Tess., 3, 7-12 Werkzaam zijn / Mt., 24, 42a en 44 Alleluia, Weest dus waakzaam, want gij weet niet op welk uur de Mensenzoon komt /  Lc., 21, 5-19 Standvastig zijn!


Vandaag is het president Obama, morgen president Trump. De wereld draait rond en maakt zijn draaiingen rond de zon, die op haar beurt een kleine zon is in het immense heelal. Ook in het liturgisch jaar zijn we haast weer op het einde aangeland. En weer klinkt die eeuwenoude boodschap dat wij met God voor ogen moeten leven. Die boodschap blijft altijd dezelfde. Als christenen is het onze opdracht om in naam van de mensheid het uitzicht op God, het uitzicht op de wederkomst van Jezus levend te houden.

Dat is geen uitnodiging om rustig in onze zetel die dag af te wachten; Sint Paulus moest eer sommige van zijn christenen aansporen om werkzaam te zijn in die tussentijd. “In naam van de Heer Jezus Christus gebieden en vermanen wij zulke mensen dat zij regelmatig moeten werken en hun eigen kost verdienen.”

‘Weest waakzaam’ klonk het in een korte zin vóór het Evangelie, ‘weest waakzaam want gij weet niet op welk uur de Mensenzoon komt.’

Als christenen moeten wij inderdaad waakzaam zijn. Met God voor ogen leven betekent dat wij trachten te beantwoorden aan wat God voor ons wil, leven in de richting van het gelukte leven dat God voor ons heeft gedroomd. De Bijbel noemt dat ‘de gerechtigheid’. Dat betekent geen wereldvreemd leven, maar het betekent ook niet dat wij ons zomaar kunnen plooien naar wat de heersende opinie en de opiniemakers ons voorhouden. Een christen zal soms tegendraads zijn in zijn denken en spreken en handelen. Hij luistert naar het diepste verlangen in zijn hart, daar waar hij contact heeft met God. Het woord van God in de Schrift en het heilzame woord van de Kerk zijn daarbij goede wegwijzers.

Soms gaat dat tegenspraak oproepen. Vorig jaar zijn zeer veel christenen vervolgd, verdreven en vermoord omdat ze trouw wilden zijn aan wat zij van Gods verlangen begrepen hadden. Jezus laat in het evangelie ook duidelijk horen dat men zijn mensen zal vastgrijpen vervolgen, overleveren en gevangen zetten omwille van Hem. “Het zal voor u uitlopen op het geven van getuigenis.” Zelfs door mensen uit uw eigen kring zal het u moeilijk gemaakt worden.

Tenslotte voegt Jezus er aan toe: “Door standvastig te zijn zult ge uw leven winnen.” Christelijk leven is een leven met uitzicht, een leven met diepgang, een leven dat geworteld is in het levend contact met Christus, de Redder. Allerlei gebeurtenissen op wereldschaal en in eigen omgeving mogen ons niet van onze koers afbrengen, moeten ons ook niet onrustig maken? Wij mogen vasthouden aan het woord van Jezus die ons telkens weer vrede toewenst. Het komt er voor ons op aan om elke dag opnieuw en doorheen het gewone leven standvastig te zijn in die verbondenheid met Christus en in het vertrouwen op God, onze Vader. (Ben Van Vossel 2016)



NAAR INHOUD        NAAR TOP


32ste ZONDAG DOOR HET JAAR

Leven óver de dood heen

 

2 Makk., 7, 1-2. 9-14 God van leven / Ps. 17 (16) 1, 5-6, 8b en 15 Uw aanblik, Heer, verzadigt mij als ik ont­waak / 2 Tess., 2, 16-3, 5 / Apok., 2, 10c Wees getrouw tot de dood, zegt de Heer en Ik zal u de kroon des levens geven. Alleluia / Lc., 20, 27-38 of 20, 27. 34- 38 God van levenden


We staan voor Allerheiligen en Allerzielen, we zien de natuur stilvallen, de lanen liggen vol afgevallen bladeren… De kerk richt in deze dagen haar ogen ook op het sterven van mensen, maar daar bovenuit richt ze haar aandacht ook op leven òver de dood heen en op de wederkomst van de Heer Jezus in heerlijkheid. De kerk is immers een volk van hoop, een volk dat gelooft dat God ons niet laat vallen als dorre herfstbladeren zonder toekomst. Paulus in zijn eerste Korintiërsbrief heeft het over een aards, sterfelijk en vergankelijk lichaam dat wordt gezaaid en over een geestelijk en onvergankelijk lichaam dat verrijst.


Vandaag horen we in de lezing uit het boek der Makkabeeën hoe reeds in het Oude Testament dat geloof in een leven óver de dood heen stilaan was gegroeid en tot een sterke overtuiging was geworden, het geloof dat niet de dood, maar dat God het laatste woord heeft. Dat geloof, waar ook de Kerk sterk vasthoudt, is een geschenk van God en we mogen bidden dat Hij die zekerheid in ons hart doet toenemen.

Dat geloof in een Hierna, een leven óver de dood heen, heeft natuurlijk zijn consequenties. Het zal onze manier van leven moeten beïnvloeden. Wij willen natuurlijk allen ons leven zo zinvol mogelijk te maken, we willen allen dat ons leven de moeite waard zal zijn, alle mensen zullen dat wel verlangen. Maar als we geloven in een leven óver de dood heen, dan is dat een stimulans om daar rekening mee te houden in onze manier van leven nù, op een gelovige en liefdevolle manier. We gaan bewuster rekening houden met God en bekommerd om het geluk van onze medemensen.

  

In het evangelie legt Jezus de grondslag voor wat Paulus in zijn eerste Korintiërsbrief schreef. Jezus zegt aan we na de dood zullen zijn als engelen, dat wil zeggen dat we niet meer gebonden zijn aan aardse voorwaarden. Jezus zegt dat naar aanleiding van de rare geschiedenis over die vrouw die achtereenvolgens 7 mannen heeft gehad. De Sadduceeën geloofden niet in de verrijzenis van het lichaam maar zij namen wél de eerste boeken van de Schrift aan, en daarom zegt Jezus aan hen dat ze daar toch maar eens goed moeten in lezen en luisteren naar wat Mozes zegt wanneer hij voor de brandende braamstruik staat: hij noemt God daar de God van Abraham, de God van Izaäk en de God van Jacob. Kijk, zegt Jezus, die mensen zijn wel gestorven maar voor God zijn allen levend, God is toch geen God van doden maar van levenden.


In dit geloof in een leven óver de dood heen, dat gefundeerd is op het geloof in Jezus, de verrezen Heer, in dit geloof mogen ook wij leven, in vertrouwen op de trouwe liefde van God die ons niet laat vallen, niet op momenten van beproeving en ook niet op het moment van die uiterste beproeving die de dood is. Zo blijven wij ook bidden voor onze dierbare overledenen en zo mag er in ons hart het zachte maar warme licht van het geloof en de hoop blijven branden wanneer wij in ons leven gestalte geven aan de liefde waartoe we als kinderen van God geroepen zijn. (Ben Van Vossel 2016)


NAAR INHOUD        NAAR TOP



31ste ZONDAG DOOR HET JAAR

Gods barmhartige liefde


Wijsh., 11, 23-12 Ja, alles spaart Gij, want alles is van U, en Gij heerst vol liefde over al wat leeft! /  Ps. 145 (144) 1-2, 8-9, 10-11, 13cd-14 U wil ik loven, mijn God en Ko­ning, uw Naam verheerlijken voor al­tijd / 2 Tess., 1, 11-2, 2 Laat u niet opschrikken / Lc.. 21.36 Weest te allen tijde waakzaam en bidt dat ge stand moogt houden voor het aangezicht van de Mensenzoon. Alleluia / Lc. 19, 1-10 Zacheüs (voor een korte bezinning rond ‘Jezus te gast bij Zacheüs’ KLIK HIER)


Als je een opschrift zou maken van de liturgische teksten van vandaag zou dat het best kunnen zijn: de barmhartige liefde van God. Heel welkom in dit jaar van de Barmhartigheid, de barmhartige liefde waarmee God ons omgeeft en de barmhartigheid waarmee wij dan ook onze medemensen zouden moeten tegemoet treden. Wat een warme liefde vanwege God treedt naar  voor in de eerste lezing, waar gezegd wordt dat God zich over allen ontfermt, want Hij is hun oorsprong en vergeeft genadig alle zonden. “Gij spaart alles, want alles is van U en Gij heerst met liefde over alles wat leeft !”

Als we dan overspringen naar het evangelie, dan zien we Jezus die, zoals Hijzelf zegt “gekomen is om te zoeken en redden wat verloren was.” Zo is Hij op zoek naar Zacheüs, een geldzuchtige tollenaar, buitengesloten uit de kring van de Joodse gelovigen, iemand die bereid gevonden werd om in dienst van de bezetter belastingen te innen… Een man die, ontgoocheld over zijn eigen leven en levenswandel, op zoek was naar een uitweg. Hij heeft over Jezus gehoord en wil Hem zien. Wegens zijn kleine gestalte moet hij in een vijgenboom kruipen, zich belachelijk maken in feite, om Jezus toch te zien. Jezus roept hem naar beneden, Hij wil bij die man te gast zijn …

Ongehoord. “Allen zagen het en merkten morrend op: Hij is bij een zondaar zijn intrek gaan nemen!” Wij taxeren mensen nogal gemakkelijk op hun uiterlijk, op hun beroep, op hun afkomst, hun familie... Misschien is ons oordeel juist, maar onze manier van doen misschien helemaal niet. Normaal zou Jezus die tollenaar ook moeten mijden, hem negeren. Het verschil met ons is dat Jezus het hart van die tollenaar ziet en Hij wil die mens de kans geven óm te keren van gezindheid en gedrag. We zien dan ook hoe Zacheüs zich bekeert.

Jezus’ voorbeeld mag ons aan het denken zetten en misschien moeten ook wij een wat andere houding aannemen tegenover mensen, die wat anders zijn en anders denken dan wij.

Er valt echter ook nog een andere les te leren uit dit evangelie. Wij moeten ons eens in de plaats stellen van Zacheüs. Zijn wij dan zo perfect? Hebben wij geen nood aan bekering in onze houding tegenover God en vooral ook in onze houding tegenover medemensen? Wij zouden dan diezelfde reactie moeten hebben zoals Zacheüs, echt uitzien naar een ontmoeting met Jezus, de Redder. Hij ziet dan een hart dat bereid is tot ommekeer en dan loopt zijn eigen hart over van barmhartige liefde. Hij is altijd bereid om ons te vergeven, maar ook: Hij legt in ons hart de geneigdheid om het anders te doen, om anderen kansen te geven, om anderen met welwillendheid en vriendelijkheid te bejegenen, om af te stappen van een egoïstische ingesteldheid, om meer oog te krijgen voor wat God wil, zodat ook wij heil, redding van Godswege, mogen ondervinden. Jezus is immers “gekomen om te zoeken en om te redden wat verloren was” en wij zijn vaak ook op de dool.

Vandaag worden we opgeroepen om dankbaar te zijn voor God die zijn kinderen blijft opzoeken met barmhartige liefde om hen te voeren naar het echte geluk. (Ben Van Vossel 2016)


NAAR INHOUD        NAAR TOP



30e ZONDAG DOOR HET JAAR


In het evangelie zien we twee mensen die komen bidden in de tempel: de Farizeeër en de tollenaar. Een voorbeeldige gelovige en een slechte gelovige, iemand die zich verrijkt heeft op kosten van zijn volksgenoten. Wij moeten echter niet oordelen over die mensen, we moeten het voorbeeld van hun leven niet navolgen, maar we moeten wel letten op de manier waarop ze bidden, want daarover wil Jezus het vandaag met ons hebben.

Van beiden, zowel de Farizeeër als van de tollenaar kunnen we in ieder geval leren dat ze bidden. Heeft het gebed in ons leven nog wel een plaats? Het is bijna hetzelfde als vragen ‘heeft God nog een plaats in ons leven?’  Er is wel een spreekwoord dat zegt: ‘Doe uw best, en God doet de rest.’ Dat laat dan op mensen die de handen niet uit de mouwen steken en maar hopen dat God het voor hen wel zal doen. Dat is wat al te gemakkelijk. Maar het gebed moet in ons leven aanwezig zijn. Dat is erkennen dat God er is en dat Hij ons leven op elk moment in stand houdt en ervoor instaat dat het toekomst heeft, zelfs óver de dood heen. Beide, zowel de Farizeeër als de tollenaar zijn gelovige mensen.

Maar terwijl de Farizeeër zich bij God beroemt op alles wat hij goed doet, weet de tollenaar zich schuldig en smeekt hij enkel maar om erbarmen.

Wat moeten we hieruit leren? Wij mogen zeker erkennen dat er in ons leven veel goeds is, dat we oprechte gelovige mensen zijn, maar evenzeer moeten we erkennen dat we veel kansen gekregen hebben, veel steun, bemoediging en dus mogen we inderdaad God danken voor zijn genade. Maar dat is iets heel anders dan aan God bijna laten aanvoelen dat Hij blij mag zijn met zo’n goede gelovige als wij zijn. Dat is onszelf wat wijsmaken. Ik weet wel, als gelovig christen leven vraagt wel enige inspanning, maar wij moeten erkennen dat God ons echt helpt langs veel wegen opdat wij ons geloof kunnen beleven in daden van geloof, vertrouwen en liefde.

De tollenaar weet dat hij enkel vanuit genade leeft, dat hij niet verder kan als God Hem niet helpt.. Zijn gedrag is hetzelfde als wat Teresia van Lisieux ooit verwoordde: ‘Alles is genade’. Zij, die zo’n grote heilige is, boog zich juist zoals de tollenaar voor God, die genadig op haar neerzag. Dat is het wat ook Maria in haar lofzang bad: Hij heeft genadig neergezien op de kleinheid van zijn dienstmeisje.

Zo mogen wij dan voor God treden. Nederig, erkennend dat wij zwakke mensen zijn die enkel met zijn hulp kunnen beantwoorden aan wat Hij van ons verwacht. Laten wij de les die Jezus ons vandaag geeft in praktijk brengen: bidden, maar nederig en dankbaar om Gods barmhartige liefde. (Ben Van Vossel 2016)



NAAR INHOUD        NAAR TOP


29ste ZONDAG DOOR HET JAAR

Nederig gebed


Ex., 17, 8-13 Gebed van Mozes / Ps. 121 (120) 1-2, 3-4, 5-6, 7-8  Mijn hulp zal komen van God de Heer, die hemel en aarde gemaakt heeft / 2 Tim. 3, 14-4, 2 Onderricht met groot geduld / Ef. 1. 17-18 Alleluia. Moge de Vader van onze Heer Jezus Christus ons innerlijk oog verlichten, om te zien hoe groot de hoop is waartoe Hij ons roept / Lc., 18, 1-8 aanhoudend gebed


Sint Paulus legt in de tweede lezing de nadruk op het toegewijd en geduldig christelijk getuigenis. In de lezingen uit het Oude Testament en het Evangelie gaat het vandaag over het gebed. In de eerste lezing, een oorlogsscene, gaat het in feite over het volhardend gebed, het doet denken aan wat Jezus zei over het “altijd bidden en daarin niet versagen”. We mogen in alle omstandigheden bidden, ook en vooral als zich allerlei problemen aan ons voordoen. “Mijn hulp zal komen van God de Heer, die hemel en aarde gemaakt heeft” klonk het in de tussenzang. Als christenen zouden we wat meer moeten leven in het besef dat we er niet alleen voor staan, dat Gods liefde ons omgeeft, we zouden dan leven met wat meer vrede in ons hart, zelfs als de omstandigheden tegen zitten. God heeft het laatste woord.


NAAR INHOUD        NAAR TOP


28ste ZONDAG DOOR HET JAAR

Dankbaarheid

 

2 Kon., 5, 14-17 Dankbaarheid van Naäman / Ps. 98 (97) 1, 2-3ab, 3cd-4 Zijn weldaden deed God ons kennen, de volkeren zijn gerechtigheid / 2 Tim., 2, 8-13 /  Mt., 11. 25 Alleluia. Geprezen zijt Gij, Vader van hemel en aarde, omdat gij de geheimen van het koninkrijk aan kinderen geopenbaard hebt / Lc., 17, 11-19 Een keerde terug om te danken


Dankbaarheid is een bloempje dat in veel tuinen ontbreekt. Dankbaarheid is anderzijds een mooie deugd die mensen aan elkaar bindt, een deugd die oprechte saamhorigheid kweekt. Het is meer dan gewoon maar ‘dank u’ te zeggen; eigenlijk is het een levensingesteldheid. Het begint met de vaststelling dat iemand  je positief gezind is, je ongevraagd iets geeft, iemand die jou goed bejegent. Het komt er op aan dat we beginnen op te merken dat liefde, goedheid, attentie ons ongevraagd geschonken worden. Het komt erop aan dat we de vele blijken van genegenheid, zorg, vriendelijkheid, ja gewoon een vriendelijke groet ons van harte gegeven worden.

Dat opmerken is cruciaal. We mogen geen dikhuiden zijn die dat alles maar normaal vinden, die het normaal vinden dat een winkelier zijn waar aan ons verkoopt, de verkopers aan de kassa in de supermarkt ons verder helpen… Toch dank u zeggen! Je kan natuurlijk opmerken: die mensen verdienen er hun boterham mee. Ja, maar ze zijn er wel nodig voor ons. En als ze hun job goed doen en daar bovenop ook nog vriendelijk zijn is het toch maar een kleine moeite om elf ook gemeend dank u te zeggen…

Dankbaarheid is echter een zeldzaam bloempje. Dankbaarheid tegenover onze ouders, tegenover familieleden en vrienden en buren. Hoe vaak mogen we wel hulp en aandacht ervaren ! Ook nadrukkelijk dank u zeggen wanneer een kind een dienst bewijst; jong geleerd is oud gedaan. Woorden wekken, voorbeelden trekken.

En natuurlijk mogen wij als gelovige mensen niet vergeten God te danken. Zo ongeveer voor alles!

Maar ook hier begint het met opmerkzaamheid. Tel je zegeningen, om zo tot dankbaarheid te komen. Zie al het goede dat u geschonken is. Dat ‘zien’ is niet altijd gemakkelijk. Kinderen en dichters zien vaak beter dan nuchtere volwassenen, beter dan westerse mensen voor wie alleen maar waar is wat wetenschappelijk kan bewezen worden. Als mensen hun eerste kind krijgen, voelen ze zich vaak nog geplaatst voor een mysterie, voor iets wat hen overstijgt. Zij weten beter dan wie ook hoe dat kind werd verwekt, en toch ervaren ze de geboorte van hun kind als iets dat hen gegeven is. We hebben een kind gekregen, zeggen ze. Een reden tot grote dankbaarheid. Zeker als alles dan nog goed verlopen is. Evenzo ervaren veel mensen de schoonheid van de natuur, het onbegrensde heelal, en het feit zelf van het leven als een mysterie dat ze mogen meemaken, waarin ze zich geplaatst voelen voor een groots geheim waarvan zij getuige mogen zijn. Een reden tot dankbaarheid.

En als we de ogen maar open hadden, zouden we in ons eigen leven vaak tekenen zien die ons verwijzen naar Gods bezig zijn met ons; de vele genaden waarmee God ons omgeeft…

Maar misschien hebben wij niet de juiste bril, misschien moeten wij aan God vragen dat Hij ons zou tonen wat Hij ons allemaal geschonken heeft, de vele tekenen van zijn liefde…

Dankbaarheid. Voor alle zegeningen, voor alle goede dingen die mensen en die God ons laten overkomen. Dankbaarheid. Het maakt ons tot schone mensen. Mensen met het hart op de juiste plek. Mensen die het leven op aarde menselijker en aangenamer maken, door dankbaarheid. (Ben Van Vossel 2016)


NAAR INHOUD        NAAR TOP



27ste ZONDAG DOOR HET JAAR

Onze plicht doen

 

Hab., 1, 2-3; 2, 2-4 de rechtvaardige echter blijft leven door zijn trouw /  Ps. 95 (94) 1-2, 6-7, 8-9  Luistert heden naar Gods stem. Weest niet halsstarrig zoals weleer /  2Tim., 1, 6-8. 13-14 Bewaar de u toevertrouwde schat / Joh., 17. 17b en a Alleluia. Uw woord is waarheid, Heer, wijd ons U toe in de Waarheid / Lc., 17, 5-10 Gewone knechten


De lezingen van deze zondag nodigen ons nogal dringend uit om in actie te schieten, om actieve christenen te zijn. Maar als we dan al ons uiterste best hebben gedaan om als christen te leven en te getuigen, is dat toch geen reden om prat te gaan op wat we doen. Dàt soort hoogmoed wordt door Jezus onmiddellijk ontmoedigd: “Wanneer ge alles hebt gedaan wat u opgedragen werd, zegt dan; Wij zijn maar gewone knechten; wij hebben alleen maar onze plicht gedaan.”

Trouw onze plicht doen. Het klinkt zo alledaags, het klinkt zo weinig aanmoedigend, zo weinig opwindend.

Misschien is het goed om hierbij eens terug te denken aan het leven van Jezus. Wat wij ons daarvan herinneren, waar we direct aan denken, dat is zijn geboorte in Bethlehem, en dan vooral die twee, drie jaar van zijn openbaar leven, zijn mirakelen en parabels en zijn kruisdood. Dat lijkt ons best wel te getuigen van enige activiteit, al zullen daar ook wel heel wat kleurloze, heel gewone dagen bij geweest zijn. Maar die dertig eerste jaren van zijn leven, hoe heel gewoon zullen die geweest zijn. Dat werk in het atelier van Jozef, het gaan afleveren van voltooid werk; de maaltijden thuis en de contacten met familie, buren en de klanten. Misschien wel afwisselend, maar eigenlijk heel gewoon, niets wereldschokkends.

In de eerste lezing van vandaag is er een profeet aan het woord en die lezing eindigt met de woorden: “wie in zijn hart niet deugt zal bezwijken; maar wie leeft volgens Gods verlangen blijft leven door zijn trouw.”

Ons leven verloopt vaak zonder opvallende daden, en God vraagt ook niet dat we de held gaan spelen, hij vraagt dat we gewoon doen wat er moet gedaan worden en daarin trouw zijn. Maar er moet een innerlijke bezieling aanwezig blijven. Daarom schijft Paulus aan zijn vriend en bisschop Timoteüs: “vergeet niet het vuur aan te wakkeren van Gods genade… God heeft ons niet een geest geschonken van vreesachtigheid maar een geest van kracht, liefde en bezonnenheid… Bewaar de u toevertrouwde schat met de hulp van de heilige Geest die in ons woont.”

Elke dag trouw op de bres staan in het gewone leven met zijn dagelijkse taken en verantwoordelijkheden in het gezin en de werksituatie en in de roeping die de onze is, dat moeten we niet alleen doen maar we mogen daarin rekenen op de hulp van de heilige Geest die in ons woont, schrijft Paulus. De heilige Geest die over ons kwam bij onze doop en ons vormsel, mogen wij vaak aanroepen, vooral wanneer het ons moeilijk valt om trouw en met innerlijke bezieling de dag aan te vatten en met moed en toewijding onze taken op ons te nemen. Als we daarbij ook nog de eenvoud hebben om te weten dat we het niet alleen voor mekaar krijgen, maar juist met de kracht die God ons geeft, dan zijn we goed bezig en zal ons bezigzijn hier op aarde vruchtbaar zijn, en al zijn we dan maar gewone knechten, God zal ons ooit wel eens zeggen: ‘Uitstekend, goede en trouwe dienaar, over weinig waart ge trouw, over veel zal ik u aanstellen. Ga binnen in de vreugde van uw heer.’ (Mt 25,23) (Ben Van Vossel 2016)


NAAR INHOUD        NAAR TOP



26ste ZONDAG DOOR HET JAAR

Woord van eeuwig leven

 

Am., 6, 1a. 4-7 / Ps. 146 (145) 7, 8-9a, 9bc-10 Gedaan met hun feesten / Ps. 146 (145) 7, 8-9a, 9bc-10 De Heer zal ik loven mijn leven lang / 1 Tim., 6, 11-16 Strijd de goede strijd van het geloof, grijp het eeuwige leven / Joh. 6. 64b en 69b Alleluia. Uw woorden, Heer, zijn geest en leven; uw woorden zijn woorden van eeuwig leven / Lc., 16, 19-31 De arme Lazarus


Als moderne, vrije mensen, hier in het Westen, hebben wij niet veel sympathie voor moraalpredikers, mensen die ons met allerlei voorschriften in een harnas willen wringen en die ons spreken en handelen bekritiseren en het in een bepaalde richting willen dwingen. Nogal wat mensen vinden dat dit ook waar is voor de kerk en zelfs voor het evangelie, minder voor mediafiuren die publiciteit maken voor euthanasie en abortus. Altijd maar die voorschriften, die morele wetten, dat zich moeien met onze levenswijze, ‘wij weten zelf wel wat goed en waardevol is’, zeggen we dan wel eens.

Er is echter een groot verschil tussen zijn gedachten of overtuigingen aan anderen willen opleggen en opdringen, en anderzijds de echte bedoeling van het woord van God in het evangelie. Want de bedoeling van Jezus, en zo zou het ook moeten zijn voor de kerk en het kerkelijke gezag, de bedoeling van Jezus en de apostelen was niet ons een hoop lasten op onze rug te laden, maar integendeel ons te helpen om ons leven zo gelukkig mogelijk te laten verlopen. Sommigen zullen zeggen: daar hebben we het evangelie en de kerk niet voor nodig. Dat is echter nog zeer de vraag. We vergeten nog altijd dat in ons ook het egoïsme, de zelfzucht, en het materialisme, het al te zeer opgaan in het materiële, het buitensluiten van God uit ons dagelijks leven en bezigzijn, dat dit alles nog altijd meespeelt in de manier waarop wij ons leven inrichten. Wij zijn vaak niet zo vrij als we wel menen.

Daarom is het goed dat we Gods woord geregeld horen, het beluisteren met een open hart en een ontvankelijke geest en het is wenselijk dat wij er een verlengstuk aan breien in ons leven en samenleven.

En zie, ook vandaag krijgen we weer wat wegwijzers aangereikt. Zo schrijft Paulus ons : “Streef naar gerechtigheid (= probeer zo goed mogelijk te leven volgens Gods verlangen), streef naar godsvrucht, geloof, liefde, volharding, zachtmoedigheid. Strijd de goede strijd van het geloof, grijp het eeuwige leven.” De goede strijd van het geloof komt hierop neer dat we op de eerste plaats bedacht blijven op wat blijft, het eeuwig leven, terwijl we ondertussen volop leven in onze materiële wereld. We mogen omgaan met het aardse, maar er niet in opgaan; weten dat er nog iets anders is dan wat we aanraken en zien. Elders schrijft Paulus dat de wereld die we zien, niet blijft, en dat ons vaderland in de hemel is. Is dat een uitnodiging om dan maar niets te doen? Natuurlijk niet, het is hier en nu, in ons gewone, dagelijkse leven dat wij moeten leven en ons werk doen, maar we moeten weten dat we midden dat gewone leven moeten leven met oog voor het blijvende, de diepe waarden die Jezus ons voorgeleefd heeft.

Dat deze wereld en dat ons aardse leven niet de uiteindelijke realiteit zijn, dat klinkt heel sterk door, zowel in de prediking van de profeet Amos, een zeer sociaalvoelend profeet, en ook in de parabel van de rijkaard en van de arme Lazarus. Om het in wat eenvoudige taal te zeggen: “Op het einde, aan de meet worden de prijzen uitgedeeld.” Marx, de materialist bij uitstek, heeft daar natuurlijk geen oren naar, en voor hem is godsdienst dan ook opium voor het volk, omdat de kerk stond te zwieren met het hiernamaals en ondertussen niets deed om de onderdrukte massa  mensen te helpen. Dat materialistisch standpunt is een bepaalde keuze. Ons geloof leert ons dat de wijze waarop wij ons aardse bestaan inrichten, bepalend is voor onze eeuwige toekomst. Wij geloven dat op Jezus’ woord.

Dit gaat duidelijk in tegen een materialistisch zicht op de werkelijkheid, alsof ons leven beperkt zou zijn tot ons aardse bestaan. God heeft ons voor iets groters bestemd dan enkel de aardse werkelijkheid, en daarom blijft Gods woord, zowel in het oude testament als in het evangelie, ons helpen om onze blik te verruimen; om midden ons gewone leven hier, ook echt rekening te houden met Gods zicht op de werkelijkheid. Die werkelijkheid moet echter ook gebouwd worden op de waarden van mededogen en godsvrucht, aandacht voor God en voor de medemens, vooral de arme en verdrukte. (Ben Van Vossel 2016)


NAAR INHOUD        NAAR TOP



25ste ZONDAG DOOR HET JAAR

God of het geld?

 

Liturgische lezingen : Am., 8, 4-7 De armen verdrukt / Ps. 113 (112) 1-2, 4-6, 7-8 Verheerlijkt de Heer, die de armen op­beurt / 1 Tim., 2, 1-8 Eén middelaar die zich gaf als losprijs / 1 Sam., 3, 9; Joh., 6, 69b Alleluia. Spreek, Heer, uw dienaar luistert; uw woorden zijn woorden van eeuwig leven / Lc., 16, 1-13 of 10-13 Geen twee heren


De profeet Amos moet een zeer sociaal-voelend mens geweest zijn. Maar bovenal was het een profeet die er zich van bewust was dat God echt niet tevreden kon zijn over zijn volk. Vooral omdat men niet luisterde naar wat God wilde, én omdat de armen verdrukt werden door de rijken. Er is dan ook een hemelsbreed verschil tussen wat de profeet Amos vaststelt: namelijk dat op veel gebieden en op allerlei wijzen arme mensen werden beet genomen, uitgebuit en verdrukt, en anderzijds de woorden van psalm 113, de tussenzang : “Verheerlijkt de Heer, die de armen op­beurt. Die machtelozen tilt uit het stof, van vuil­nishopen de armen weghaalt. Om hen in de kring van de vorsten te plaat­sen, te midden der machtigen van zijn volk.” (Ps. 113 (112) 1-2, 4-6, 7-8) Het is alsof we de lofzang van Maria beluisteren, haar Magnificat waarin ze zingt hoe God heeft neergezien op de kleinheid van zijn dienstmeisje en hoe Hij de machtigen van hun troon stoot en de eenvoudigen verheft…


Het is het probleem van heel wat machthebbers en rijken, dat ze zich gemakkelijk verheven voelen boven God en hun medemensen. Het is immers moeilijk om, naast het bezit van macht en geld, ook nog oog en aandacht te hebben voor God en de armen. Jezus heeft dat probleem scherp aangevoeld, Hij heeft het in Nazaret en later op zijn tochten door het Joodse land met eigen ogen kunnen vaststellen. En daarom zijn radicale uitspraak : “Geen knecht kan twee heren dienen, want hij zal dan de een haten en de ander liefhebben, ofwel de een aanhangen en de ander verachten. Gij kunt niet God dienen en de mammon, de geldduivel, de geldbezetenheid.”  Het komt hierop neer: als je het geld of de macht als richtsnoer  neemt voor je leven, dan ga je automatisch God en de arme medemens minder aandacht schenken; die komen maar op de tweede plaats, of krijgen helemaal géén plaats.


Die scherpe vaststelling van Jezus is niet gewoon een veroordeling van alle geldbezit, maar een uitnodiging om eerst voor God te kiezen, en pas daarna het geldgewin een plaats te geven. Bovendien, als men God de eerste plaats geeft, betekent dat meteen dat je ook je ogen niet sluit voor de arme, de behoeftige, de mens die onvoldoende kan instaan voor zijn welzijn en dat van zijn gezin. Dat is de invulling die de profeet Amos geeft, en ook Jezus waar Hij, in opvolging van het Oud Testament zegt dat het tweede gebod, de naastenliefde, gelijk is aan het eerste. Of zoals de eerste Johannesbrief zegt: “Hoe kan de goddelijke liefde blijven in een mens die geld genoeg heeft, en toch zijn hart sluit voor de nood van zijn broeder? Kinderen, wij moeten niet liefhebben met woorden en leuzen maar met concrete daden.” (1JOH.3,17-18)


Als Jezus dan zegt dat we geen twee heren kunnen dienen, houdt dit in dat we alleen God als Heer van ons leven moeten hebben. Geld, macht, eer en aanzien mogen ons nooit de baas worden, we mogen die nooit ons leven laten leiden; dat zou immers een soort bezetenheid zijn waardoor we veel stuk kunnen maken: onze gezondheid, onze gezinsrelaties… Geld en bezit moeten altijd ondergeschikt blijven aan onze eerste keuze: God dienen, zijn verlangen volbrengen, en al die andere zaken in dienst stellen van Hem, van zijn Rijk en van zijn mensen, vooral van de armen en sukkkelaars.

Wij zullen, als christenen, dus altijd de waarde van ons bezit en invloed moeten relativeren, dat wil zeggen, het steeds durven aan de voeten leggen van God, opdat we ze steeds zouden aanwenden volgens zijn verlangen. Als we dàt doen, kiezen we voor God als onze Heer en zijn wij op de goede weg. Het is geen gemakkelijke keuze, maar het is de enige keuze die beantwoordt aan Gods verlangen en de enige weg naar het echte geluk dat niet vergaat en waar ook anderen beter van worden. (Ben Van Vossel 2016)


NAAR INHOUD        NAAR TOP



24ste ZONDAG DOOR HET JAAR

Zonde en Barmhartigheid

 

Ex., 32, 7-11. 13-14 Het volk krijgt vergiffenis / Ps. 51 (50) 3-4, 12-13, 17 en 19  Ik ga weer naar mijn vader /  1 Tim., 1, 12-17 Mij is barmhartigheid bewezen / Joh., 10, 27 Alleluia. Mijn schapen luisteren naar mijn stem, zegt de Heer, en Ik ken ze en zij volgen Mij. Alleluia / Lc., 15, 1-32 of 1-10 Barmhartige Vader


Het gouden kalf. Zelfs als het een hele tijd geleden is dat je nog in je bijbel hebt gelezen, herinner je je misschien toch nog wel dat Mozes, de aanvoerder van de Israëlieten die Egypte ontvlucht waren, hoe Mozes op de berg Sinaï de stenen tafels in ontvangst nam waarop Gods geboden stonden gegraveerd; terwijl hij daar verbleef had het volk een gouden stierenbeeld gemaakt en aanbaden het als de god die hen uit Egypte had bevrijd. Het gouden kalf staat als symbool van iets materieels, iets aards, waarvoor we soms heel belangrijke zaken verkiezen te offeren. Het gouden kalf kan het geld zijn, waaraan we onze eerlijkheid willen offeren om het te verkrijgen, het kan de promotie zijn die we kunnen bereiken, niet zozeer door onze bekwaamheid maar door vleierij, door kwaadsprekerij over collega’s… Het gouden kalf kan ook ons egoïsme zijn, onze genotzucht zoals het geval van de verloren zoon, en in het geval van koning David overspel en moord.

Het gouden kalf staat in de Bijbel voor de ontrouw tegenover God. Wij trekken ons even niets aan van God en laten onze eigen wensen en verlangens voor gaan. Die worden dan onze god.

Nu is het opvallend dat in deze liturgie het niet enkel gaat over zondige keuzes die we maken. Het gaat ook en vooral over de barmhartige liefde van God. Op voorspraak van Mozes zal God het volk niet straffen, ook koning David krijgt vergiffenis als hij zijn zonde belijdt, we hoorden zijn schuldbelijdenis in die sterke psalm 51, Paulus, de kerkvervolger, krijgt vergiffenis, en in het evangelie onthaalt God als de barmhartige Vader zijn mislopen zoon. Jezus zegt, zo is er vreugde over één zondaar die zich bekeert, meer dan over 99 rechtvaardigen die geen bekering nodig hebben.

Wie zijn wij om dat toch wel overdreven te vinden vanwege God, niet helemaal serieus, alles zo meer vergeven in plaats van zondaars een goede straf te geven. Toch zegt Jezus dat klaar en duidelijk in die drie parabelen die Hij vertelt: het verloren schaap, het verloren geldstuk en de verloren zijn. Jezus krijgt er niet genoeg het te benadrukken, dat God steeds opnieuw mensen wil vergiffenis schenken. Ja, Hij is speciaal op zoek naar zijn verloren kinderen, zoals een herder zijn verloren schaap gaat zoeken. En God vindt er zijn vreugde in wanneer Hij zijn kind terugvindt.

Maar er stelt zich een groot probleem. Enerzijds dat gouden kalf, dat klatergoud en de valse waarden waar ons egoïsme ons toe verleidt en anderzijds die God die ons vergiffenis wil schenken, dat alles raakt mogelijkerwijze niet de kern van ons bewustzijn, wanneer er in ons innerlijk geen besef meer is van God en van wat zonde is.

Overigens, als we over God en over zonde spreken moeten we erop toezien dat we geen verkeerde opvattingen hebben. God is geen dwingeland, God laat de mens vrij, God zit zijn verloren zoon niet met verwijten en bedreigingen achterna, maar alleen met zijn bezorgdheid, met zijn liefde. En zonde, dat is niet een kille wet die we overtreden, het is in feite de weg naar het geluk mislopen, de weg naar het onheil inslaan.  Dat is spijtig, dat is zonde. Want Gods droom is dat we gelukkig zijn. En daarom staat Hij zijn verloren kind op te wachten en laat Hij een feest aanrichten bij diens terugkeer.

Gaan we iets doen met de lezingen van vandaag? Gaan we wat meer met God op weg gaan, niet als een God die ons voortdurend in de gaten houdt en gereed staat om ons terecht te wijzen? Gaan we wat klaarder onderscheiden wat Gods verlangen is, wat de weg naar het geluk is en wat niet? Gaan we God om vergeving vragen voor de verkeerde richting die ons leven wellicht heeft aangenomen en maken we het voornemen om meer rekening te houden met zijn verlangen over ons leven? Laten we die drie parabelen toch maar eens aandachtig herlezen, zij kenmerken het evangelie van Lucas: het verloren schaap, het verloren geldstuk, het verloren kind. En de vreugde van God als Hij terugvindt wat verloren was.  (Ben Van Vossel 2016)


NAAR INHOUD        NAAR TOP




23ste ZONDAG DOOR HET JAAR

Vragen om de echte wijsheid


Wijsh., 9, 13-18b  God moet inzicht geven / Ps. 90 (89) 3-4, 5-6, 12-13, 14 en 17  Gij, Heer, zijt steeds onze toevlucht geweest voor ieder geslacht opnieuw / / Joh., 8, 12 Alleluia. Ik ben het licht van de wereld, zegt de Heer. Wie Mij volgt zal het licht des levens bezitten. Alleluia. / Filemon, 9b-10. 12- 17 Het hem welkom /  Lc., 14, 25-33 Weet waaraan je begint


Je hoort wel eens over mensen die zoveel en zo vaak op krediet kopen dat ze op de duur de maandelijks verschuldigde bedragen niet meer kunnen betalen. De meeste mensen gaan wel verstandiger om met hun geld. In de lezingen van vandaag gaat het ook over wijsheid en over weten waar je aan begint.

In de eerste lezing uit het Boek Wijsheid gaat men ervan uit dat het echte geluk maar bereikt kan worden als men leeft volgens wat God wil. Het is de heilige Geest die ons leert wat God welgevallig is, de rechte wegen die naar het geluk leiden, de wijsheid die redding betekent. Het is een uitnodiging om te bidden om de heilige Geest, dat Hij ons zou leiden op de weg van Gods verlangen.

In een bepaalde periode van zijn openbaar leven, waren er nogal wat mensen die Jezus volgden. Je zou denken dat Hij het de mensen wat gemakkelijk zou maken om Hem te volgen, dat Hij de zaken wat rooskleurig zou voorstellen, wat verleidelijke publiciteit zou maken. Maar dat doet Hij nu juist niet. Hij zegt heel duidelijk dat wie Hem wil volgen, een radicale keuze moet maken. Dat men eerst voor Jezus zelf moet kiezen, en al de rest vanuit die keuze waarde moet toekennen. Het evangelie van vandaag eindigt met de radicale eis: ‘Niemand van u kan mijn leerlinge zijn als hij zich niet losmaakt van al wat hij bezit’ (Lc 14,33)

Nu kan je natuurlijk menen dat Jezus het de mensen hier ongemeend moeilijk maakt. Maar Hij weet wat Hij zegt. Als je niet radicaal voor Jezus kiest, kies je ongewild voor andere zaken, waarvan vele niet ter zake doen en andere eigenlijk in dienst van die eerste keuze moeten staan. Want alleen bij Jezus, alleen als we Hem boven al het andere stellen, kan ons leven de goede kant uitgaan, kan het zijn einddoel op de best mogelijke manier bereiken. Het is dus omdat Hij ons liefheeft, omdat Hij ons wil behoeden van domme omwegen en van waardeloze zaken, dat Jezus die radicale eis stelt: je moet heel je leven in mijn dienst stellen, om het veilig te stellen.

In de lezing uit de brief aan Filemon, lezen we hoe veeleisend het christelijk leen kan zijn. Er is een slaaf van Filemon weggelopen en die is door Paulus opgevangen en hij heeft zich bekeerd tot Jezus. Paulus schrijft nu aan Filemon, een christen, dat Hij de slaaf Onésimus goed moet ontvangen als hij terugkeert, want hij is nu ook christen. In plaats van een strenge straf, moet hij hem als een geliefde broer ontvangen. Je merkt hoe het toebehoren aan Jezus een ommekeer van heel ons leven met zich meebrengt.

Die wijsheid, die radicale keuzes kunnen we maar maken als wij bidden om de heilige Geest, die ons help om Jezus echt baas te laten zijn in ons leven en ons leven zo in te richten dat het beantwoordt aan wat God wil, die in alles ons echte geluk op het oog heeft. (Ben Van Vossel 2016)


NAAR INHOUD        NAAR TOP



22ste ZONDAG DOOR HET JAAR

Hoogmoed en nederigheid



Sir., 3, 17-18. 20. 28-29 Bescheidenheid / Ps. 68 (67) 4-5ac, 6-7ab, 10-11 /  Heer, uw kudde heeft zijn rustplaats ge­vonden, die Gij in uw goedheid voor haar hadt bereid / Hebr., 12, 18-19. 22-24a Genaderd tot de stad van God en de middelaar Jezus  / Joh., 1, 14 en 12b Alleluia. Het woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond.

 Aan allen die Hem aanvaardden gaf Hij het vermogen om kinderen van God te worden /  Lc., 14, 1. 7-14 Eerste en laatste plaats


Jezus geeft ons vandaag een duidelijke les in nederigheid. We moeten onszelf ook eens durven zien als die mensen die op een feestmaal als om strijd te voornaamste plaatsen hadden ingenomen. Misschien zijn wij iets geraffineerder, maar we moeten durven erkennen dat wij in onze gedachten ons voor beter houden dan vele anderen, en dat er in ons hart vlug jaloersheid aanwezig is of dat we anderen gaan kleineren omdat zij meer gewaardeerd worden of omdat we vaststellen dat ze meer talenten hebben dan wij.

Dit wil niet zeggen dat wij onze eigen talenten niet mogen erkennen. Het is juist van belang dat we onze gaven en talenten kennen en dat we ze ook gebruiken op de manier waarop God dat graag heeft: in dienst van onszelf maar ook van mensen met wie God ons verbonden heeft. Als we onszelf onderschatten, gaan we ook weinig betekenen voor anderen.

Maar iets heel anders is wanneer wij ons voortdurend belangrijker achten dan anderen en dat ook laten voelen aan anderen. Zo maken we de samenhorigheid tussen mensen kapot. Als anderen zich voortdurend gekleineerd moeten voelen, in de hoek gedrukt, dat ontstaat er geen echte gemeenschap tussen mensen. Jezus nodigt ons uit om ons met onze gaven en talenten juist in dienst te stellen van anderen. Zo groeien we uit tot onze volle roeping als mens en medemens.

Jezus leert ons vandaag nog iets anders. Heb aandacht voor de kleinsten, de minsten, de uitgestotenen. Nodig juist hen uit, geef juist aan hen de zekerheid dat ze erbij horen, dat ze waardevol zijn in uw ogen, zoals ze waardevol zijn in de ogen van God. Wij voelen ons wat meer dan anderen, wanneer we invloedrijke vrienden hebben, we voelen ons vereerd als rijke of succesvolle mensen zich ook aan ons interesseren en we doen misschien ons best om bij de happy few, de kleine groep van vooraanstaanden te behoren of ze minstens tot uw kennissenkring te mogen rekenen.

God interesseert zich aan ieder mens. De kleinsten en nederigen hebben zelfs een voetje voor omdat ze zo weinig in tel zijn in de samenleving. Misschien moeten wij ons eens afvragen of we, als Gods kinderen, ook niet wat meer op God moeten gelijken en ons nog wat meer solidair moeten opstellen met armen, thuislozen, vluchtelingen, mislukkelingen, achteruitgestelden, losers.

Jezus is op de laatste plaats gaan staan en heeft zich altijd met de geringsten ingelaten. Vragen wij vandaag om het juiste inzicht en de juiste manier van leven en omgaan met mensen van allerlei slag, zoals God het van ons verwacht. ‘Ik heb u een voorbeeld gegeven, zei Jezus, opdat gij zoudt doen zoals Ik u heb gedaan.’ (Ben Van Vossel 2016)


NAAR INHOUD        NAAR TOP



21ste ZONDAG DOOR HET JAAR

De nauwe deur en de brede poort

 

Jes. 66, 18-21 alle volkeren / Ps. 117 (116) 1.2  Gaat uit over de hele wereld en verkondigt het evangelie aan heel de sche­pping / Joh. 14, 6 Alleluia. Ik ben de weg, de waarheid en het leven, zegt de Heer. niemand komt tot de Vader tenzij door Mij. Alleluia. / Hebr. 12, 5- 7. 11-13 Inspanning / Lc. 13, 22-30 Nauwe deur


De schriftlezingen van vandaag nodigen ons uit om ons in te spannen opdat we het heil, ons einddoel niet zouden verspelen, terwijl mensen die God niet echt gekend hebben, toch gered worden. Niet dat God gereed zit om ons uit te sluiten als we het olympisch minimum niet bereiken. Paulus vergelijkt God immers met een vader die soms ook al eens zijn kind moet straffen, niet om het straffen op zich, maar opdat het de juiste weg naar het echte geluk zou vinden. En als Jezus spreekt van een nauwe deur, dan bedoelt Hij dat het niet volstaat om op de barmhartige liefde van God te vertrouwen, maar dat we zelf ook met de genade die we krijgen moeten meewerken, ons best moeten doen om onze roeping hier op aarde gestalte te geven.

De overgrote liefde van de Vader blijkt hieruit, zoals de lezing uit Jesaja ons zegt, dat God het heil wil van alle volkeren. Hier wordt die nauwe deur plots een wijd openstaande poort en blijkt de universele heilswil van God: inderdaad, God wil het heil voor alle mensen, voor alle volkeren. Jezus zegt het nadrukkelijk: ze zullen komen uit het oosten en het westen, uit het noorden en het zuiden en zij zullen aanzitten in het koninkrijk Gods. Ook mensen die God nooit gekend hebben, maar die volgens hun geweten gehandeld hebben.

Wat leert het Woord van God ons vandaag doorheen deze lezingen: enerzijds dat het onze roeping is om ons christenzijn radicaal te beleven en zo de droom van God over ons leven te realiseren;  anderzijds, dat wij gezonden worden om juist door onze manier van leven en soms ook door onze woorden te getuigen van de goedheid van God en zijn verlangen om alle mensen tot het geluk te roepen.  Wij moeten in ons eigen leven leren zien hoe God ons nabij is en ons kracht geeft, ons de goede weg wijst en daar moeten we op ingaan; wij kunnen dan zelf getuigen van de nabijheid van God, van de kracht die Hij geeft. Zo wordt ons eigen leven een getuigenis op zich; is er een innerlijke kracht die uitstraalt, ook als we het zelf niet merken, een innerlijke kracht die het werk is van Gods Geest in ons. Meer dan het overtuigen van anderen, zullen wij kunnen getuigen van wat God voor ons betekent en hoe wij zijn werking in ons leven mogen ervaren.

Laten wij dan meewerken om van de nauwe deur een brede poort te maken door onze vriendelijkheid, onze gastvrijheid, ons respect voor medemensen en door ons consequent christelijk leven. (Ben Van Vossel 2016)


NAAR INHOUD        NAAR TOP



20ste ZONDAG D00R HET JAAR C (14/08/2016)

Vuur ben Ik komen brengen

 

Jer., 38, 4-6. 8-10 Jeremia gered uit de put / Ps.40 (39) 2, 3, 4, 18  Heer, kom haastig mij te hulp  / Hand. 16 14b Alleluia, Maak ons hart ontvankelijk, Heer, opdat wij de woorden van uw Zoon zouden begrijpen / Hebr., 12, 1-4 Vastberaden de wedstrijd lopen. Zie naar Jezus / Lc. 12, 49-53 Vuur ben Ik op aarde komen brengen


Wat krijgt Jezus nu zo plots? : “Vuur ben Ik op aarde komen brengen, en hoe verlang Ik dat het reeds oplaait! … Meent gij dat Ik op aarde vrede ben komen brengen? Neen zeg Ik u, juist verdeeldheid.”

Als er nu iets is dat we zeker niet van Jezus zouden verwachten is dat hij een onruststoker zou zijn, een soort fundamentalistische haatzaaier? Nee, natuurlijk is Hij dat niet. Integendeel: Hij is juist de liefde komen verkondigen, verzoening, vergevingsgezindheid… Dat is natuurlijk tegendraads in een prestatiegerichte samenleving, waar men weinig rekening houdt met de zwakkken. Ja, tegendraads is dat wel. Maar er is meer. Jezus verkondigt dat God een barmhartige Vader is die wil dat zijn kinderen in zijn spoor gaan. We krijgen daarmee wel een ander richtsnoer, ons leven krijgt dat een andere oriëntatie end at kan voor wrevel zorgen bij onze omgeving. Daarom spreekt Jezus van verdeeldheid in een gezin. Mar dat kan ook in een vriendenkring of een werkkring. Toch zoeken we niet de confrontatie, wij blijven als christenen verdraagzaam, tolerant.  Maar als je kiest om God het hoge woord te laten voeren in je leven, dan bots je soms op tegenkanting en spot. Niet omdat je leven op zich bespottelijk is, of omdat je zaken doet of verkondigt die tegen de goede gang van een samenleving ingaan, maar gewoon omdat uw manier van leven – ook al wil je dat niet – toch een aanklacht inhoudt voor een egoïstische of anderen uitsluitende samenleving. Onze keuze voor Jezus kan dus wel voor verdeeldheid zorgen, al is dat niet de bedoeling.

Vuur ben ik komen brengen, zegt Jezus. En Hij verlangt dat het oplaait. Geen vuur van strijd en oorlog, van haat en verdrukking. Nee, maar juist een vuur van liefde. Hij wil zijn eigen leven maken tot een vuur van liefde voor God, een vuur van liefde voor de mensen. Hij wil dat ook ons leven een lied van liefde wordt voor God, onze Vader, een lied van liefde voor de mensen, Gods kinderen. Maar ook verlangt Jezus dat onze keuze voor God, en onze beslissing om te leven volgens Gods verlangen ernstig zou zijn, radicaal. Ook daarom spreekt Hij over vuur en in teksten rond dit evangelie wordt er gesproken over radicale bekering en over het feit dat ons leven kort is en we gereed moeten zijn om God te ontmoeten.

Een christen moet een wakker iemand zijn, niet iemand die zich in slaap laat wiegen door zoveel oppervlakkigs dat de wereld ons bied, niet iemand die van alle korven wil mee profiteren en die naast God ook nog veel andere zaken als het meest waardevolle in het leven ziet. Vuur ben ik komen brengen. Ons christelijk leven moet vurig zijn, consequent, maar niet gericht op confrontatie. Het vuur van de liefde moet altijd brandend zijn in ons hart en in onze omgang met medemensen. Van die radicale keuze mogen wij ons niet laten afbrengen. Zie naar Jezus, hoorden we in de tweede lezing. Ook als er tegenkanting is, ook als je geloof in Jezus belachelijk gemaakt wordt in je omgeving of in de media, geef niet op, blijf bouwen aan een betere wereld, door je manier van leven, je wijze van omgang met de mensen en je vertrouwen op God. (Ben Van Vossel 2016)



NAAR INHOUD        NAAR TOP




19de ZONDAG DOOR HET JAAR C (7/08/2016)

 Leven met de toekomst voor ogen



Wijsh., 18, 6-9 Vol vreugde de vervulling van de beloften verwachten / Ps. 33 (32) 1 en 12, 18-19, 20 en 22  Zalig het volk dat de Heer heeft als God, de natie door Hem tot zijn erfdeel geko­zen / Hebr., 11, 1-2. 8-19 of 11, 1-2. 8-12 Het geloof is een vaste grond van wat wij hopen   /  Lc., 19, 38 Alleluia. Gezegend de koning die komt, in de naam des Heren! Vrede in de hemel en eer in den hoge /  Lc., 12, 32-48 of 35-40 Waar uw schat is daar zal ook uw hart zijn


Het woord van God in de lezingen van vandaag raadt ons aan om wat verder te kijken dan onze neus lang is. Wij mogen niet te klein dromen, wij mogen ons niet alleen veilig stellen voor de duur van ons huidige korte bestaan. Wij moeten verder kijken en wij moeten ons leven daar op richten, namelijk het afstemmen op onze uiteindelijke bestemming. Dàt is de uitdaging van het geloof.

In die zin gaat het evangelie verder op wat we vorige zondag reeds hoorden over die rijke die vond dat zijn leven veilig was na de overvloedige oogst. De rijkdom is echter niet de uiteindelijke levensverzekering. Je moet rijk zijn in de ogen van God. Wel, het evangelie van vandaag gaat daarop verder en zegt ons dat we ons gereed moeten houden voor de komst van de Heer. Jezus vermaant ons in dit evangelie: 'Weest ook gij bereid, omdat de Mensenzoon komt op het uur waarop gij het niet verwacht.”

Het heeft alles te maken met ons geloof. De Hebreeënbrief zegt ons heel duidelijk: “Het geloof is een vaste grond van wat wij hopen, het overtuigt ons van de werkelijkheid van onzichtbare dingen.” (Hebr. 11,1) Dàt is dan ook de uitdaging van deze eucharistieviering: geloven in de werkelijkheden waarover het geloof spreekt. De brief spreekt dan verder over het verlangen naar een beter vaderland, het hemelse. Het is inderdaad een permanente bekoring voor ons om het leven beperkt te zien tot ons aardse bestaan. En dan werken we ons leven lang om het hier goed te hebben, en we zorgen dat we van alles hebben kunnen genieten. In zekere zin is daar niets verkeerd aan, maar we moeten ons tegelijkertijd toch bewust blijven dat ons leven geroepen is om te blijven bestaan, en dat ons leven hier maar een voorspel is op het eeuwige.

Immers, God heeft ons niet op deze aarde gezet om ons daarna te laten vallen als eendagsvliegen. Hij is een God van liefde en trouw. En hij nodigt ons uit om nu te leven met de toekomst voor ogen. De eerste lezing handelde over de Israëlieten aan de vooravond van het vertrek uit het slavenhuis Egypte. Zij wisten dat ze bevrijd zouden worden: dat geloofden ze en dat was hun vaste vertrouwen. Het boek Wijsheid zegt daarover: “Zo konden ze vol vreugde de vervulling verwachten van de beloften waarop ze vertrouwden. (Wijsh. 18,6b)

Eigenlijk weten we dat wel diep in ons hart. Het behoort tot het hart van de christelijke verkondiging. Maar die oude werkelijkheid moet nieuw worden door onze persoonlijke invulling ervan. Dat betekent dat we niet zó in het aardse moeten opgaan, dat we onze uiteindelijke bestemming uit het oog verliezen, dat we zouden vergeten welke waarde God hecht aan onze huidige manier van leven en van omgaan met bezit en welvaart.  Laten we dan leven als wijze mensen, mensen die vanuit Gods woord licht kregen op de diepe betekenis van het leven en dat dan ook tonen in het concrete leven van elke dag. (Ben Van Vossel 2016)







NAAR INHOUD        NAAR TOP



18de ZONDAG DOOR HET JAAR


Zoek wat waardevol is voor God

 

Pred., 1, 2; 2, 21-23 IJdelheid / Ps. 95 (94) 1-2 6-7. 8-9  Luistert heden naar Gods stem: Weest niet halsstarrig zoals weleer / Kol., 3, 1-5. 9-11 Zint op het hemelse  /  Joh. 15, 15b Alleluia. Ik heb u vrienden genoemd, zegt de Heer, want Ik heb u alles meegedeeld wat Ik van de Vader heb gehoord  / Lc., 12, 13-21 Niet rijk voor God


We kunnen op dit ogenblik niet voorbij aan de geregelde aanslagen op medeburgers en openbare gelegenheden door terroristen van allerlei slag, en dit over heel Europa en ook elders. Het is een echte plaag en hoewel we ons best doen er niet teveel aan te denken; we blijven ons normale leven en geplande uitstappen te laten doorgaan. Toch kunnen we niet ontkennen dat al die aanslagen een zekere invloed hebben. Telkens weer iets dergelijks gebeurt in Europa vult dat nieuws de voorpagina van onze kranten. En in toevallige gesprekken komt het ook meer en meer ter sprake.

Wij willen niet toegeven aan die terreur, maar anderzijds is het toch een factor die ons de broosheid van ons menselijk bestaan onder ogen brengt. Waar is men nu nog veilig, zeggen mensen. We kunnen toch aan elke straathoek en bij elke kerk niet een paar agenten of soldaten zetten. Ook onze politiek verantwoordelijken zeggen het: ‘absolute veiligheid bestaan niet.’

Eigenlijk komt dat thema over de broosheid van ons bestaan ook naar voor in de lezing uit het boek Prediker en in het evangelie van vandaag. Daar wordt gezegd dat al ons menselijk geploeter en onze gehechtheid aan geld en goed ons leven niet veilig kunnen stellen. Dat is natuurlijk zeer ontnuchterend, maar op het veilig stellen van ons bezit is een hele resem instellingen ontstaan, banken, veiligheidsdiensten en anderzijds leven mensen altijd in een zekere angst voor hun bezit, hun bankkaarten, hun veiligheid. Toch wil het woord van God ons niet ongerust maken omtrent ons bezit. Het nodigt ons uit om onze zekerheden niet enkel te zoeken in aardse rijkdom en in zorg voor onze gezondheid, maar onze uiteindelijke zekerheid ook te zoeken in een leven onder Gods oog.

De brief aan de Colossenzen zegt het nogal cru: “Als gij met Christus ten leven zijt gewekt, zoekt wat boven is; daar waar Christus zetelt aan de rechterhand van God. Zint op het hemelse, niet op het aardse.” (Kol 3,1-2) In deze zin wordt niet gezegd dat het aardse leven niets of niet veel waard is. Ons leven is heel waardevol. Het is heel waardevol voor God. Het is waardevol voor mensen die ons liefhebben en voor de mensen die respect hebben voor ieder mensenleven.  

Wat de Kolossenzenbrief zegt is gewoon dit: bouw niet enkel op aardse waarden, laat uw leven geborgen zijn bij God. Zoek dus niet enkel aardse zekerheden, aardse genoegens, “bekleed u met de nieuwe mens die op weg is naar het ware inzicht, terwijl hij zich vernieuwt aar het beeld van zijn schepper.” Leef dus niet naar wat de oude mens verlangt: allerlei immorele praktijken, begeerlijkheid en hebzucht.

Over die hebzucht heeft ook Jezus het vandaag in het evangelie. Eigenlijk nodigt hij ons uit om verstandig te zijn. Als je leven erin bestaat om rijkdom te vergaren, schatten te verzamelen voor jezelf, dan leef je als een dwaas, zegt Jezus in die gelijkenis van de dwaze rijke. Streef ernaar om rijk te zijn bij God.

Het leven is kort zelfs als het niet verkort wordt door misdadigers. Sommige mensen vinden het leven weinig waardevol. Gods woord zegt dat het héél waardevol is en dat het gerespecteerd moet worden, maar dat we het vooral waardevol moeten laten zijn in de ogen van God. (Ben Van Vossel 2016)




NAAR INHOUD        NAAR TOP



17de ZONDAG DOOR HET JAAR (24/07/2016)

Als ge bidt, zegt dan: “Vader”

 

Gen. 18, 20-32 standvastig gebed van Abraham / Ps. 138 (137) 1-2a, 2bc-3, 6-7ab, 7c-8  Wanneer ik tot U riep hebt gij mij steeds ver­hoord / Kol., 2, 12-14 De oorkonde verscheurd / Mt., 11.25 Alleluia. Geprezen zijt Gij, Vader van hemel en aarde, omdat gij de geheimen van het koninkrijk aan kinderen geopenbaard hebt / Lc., 11, 1-13 Als ge bidt, zegt dan: Vader…


Een christen heeft diep in zich een basis van waaruit hij zou moeten leven, een diepe basis van vrede en zekerheid. Het is de aanwezigheid van de Drie-Ene God. Jezus heeft gezegd : 'Als iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhouden, mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en verblijf bij hem nemen.’ (JOH.14,23). Sint Paulus schrijft dan weer dat wij niet weten hoe te bidden, maar dat de Geest voor ons bidt met onuitsprekelijke verzuchtingen (ROM.8,26). Elders schrijft hij: ‘En het bewijs dat ge zonen zijt: Hij heeft de Geest van zijn Zoon in ons hart gezonden, die roept: Abba, Vader!’ (GAL.4,6)

Dàt is nu juist wat Jezus ons vandaag wil leren, dat we ons bewust moeten worden dat wij kinderen van God zijn en dat wij ons in volle vertrouwen mogen wenden tot die hemelse Vader. Wij geloven dat misschien wel, maar we zijn er ons meestal niet van bewust, hoe nabij God bij ons is. En hoe gaarne God ons wil helpen.

Met Jezus mogen wij ons richten tot God met dat woord: Vader, lieve vader.

En Jezus spoort ons aan om met alle vertrouwen tot die Vader te bidden: ‘Vraagt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en er zal worden opgedaan. Want al wie vraagt verkrijgt; wie zoekt vindt; en voor wie klopt doet men open.’ (Lk 11,9-10)

Jezus zet er zelfs die vergelijking bij van een ongelegen bezoek, een opdringerige buur die iets komt vragen op een ongelegen moment. Jullie mogen God altijd lastig vallen en je moet het niet opgeven om Hem te vragen… ‘Want al wie vraagt verkrijgt!’

Het voorbeeld van Abraham leert ons ook dat onbescheiden aandringen bij God, maar anderzijds leren we dat die Aramese nomade niet gewoon vraagt om een grote kudde, maar hij is bezorgd om de mensen uit Sodom en Gomorra en spreekt voor hen te beste. Misschien dat wij ons gebed ook wat moeten opentrekken om de noden van de wereld me zijn terrorisme en egoïsme, noden van mensen uit onze buurt of onze vriendenkring of familie, de diepe noden van de jonge mensen en van een massa mensen die zonder geloof door het leven moeten…

Als Gods kinderen moeten wij ons met God verantwoordelijk voelen voor al die mensen en mogen wij in vertrouwen in onszelf keren en in ons hart ten beste spreken voor onszelf en voor zovelen. Om vrede, om dieper geloof, om hoopvol in de wereld staan en vooral om meer en wereldomspannende liefde. Zo worden wij gezonde krachtcentrales waaruit onze wereld nieuwe energie en menselijkheid ontvangt. (Ben Van Vossel 2016)




NAAR INHOUD        NAAR TOP



16de ZONDAG DOOR HET JAAR

 

De aandoenlijke geschiedenis van Abraham, die met Oosterse gastvrijheid de drie mannen onthaald en er een uitgelezen gastmaal voor aanricht, laat ons in het ongewisse of hij daar echt God mocht onthalen. Hij zat wat uit te rusten voor zijn tent, toen hij die drie mannen zag. Onmiddellijk stond hij op om ze te onthalen en hij vraagt hen om zijn gast te zijn.

In de evangelielezing zien we Jezus op visite bij Marta en Maria. Marta zorgt voor de bediening, Maria houdt Jezus gezelschap en luistert naar zijn woorden.

We zouden aan de hand van die twee geschiedenissen allerlei zaken kunnen zeggen omtrent gastvrijheid, hoe je echt gastvrij kan zijn en waarschijnlijk kunnen we begrip opbrengen voor de actieve manier om gasten te onthalen en anderzijds toch ook het echt aandacht schenken aan de gast zelf en niet enkel aan de bediening.

Overigens kunnen we al veel op voorhand gereed zetten als het bezoek aangekondigd is, zodat we aan de gasten zelf zo goed mogelijk aandacht kunnen schenken.

Maar deze liturgie wil vermoedelijk geen les zijn in het onthalen van gasten. Het gaat wel degelijk om het onthalen van God, het onthalen van de Heer Jezus Christus.

Als we hier samenkomen om Eucharistie te vieren dan worden we zelf onthaald door God. Wij zijn uitgenodigd op het bruiloftsfeest van Christus en de kerk. Zoals voor een gewoon feest, een gewoon bruiloftsfeest,  hebben bruid en bruidegom en de genodigden zich daarop voorbereid. Hun aandacht is daarop gericht en je merkt het ook aan heel wat uiterlijke zaken, zoals de versiering, de muziek, de feestelijke tafel, de kledij… De Eucharistieviering vraagt ook van ons een innerlijke voorbereiding. Wij moeten ons bewust zijn van wat we hier komen doen, bij wie we hier te gast zijn en wie we hier mogen ontmoeten.

Onze aandacht zal vooral moeten gefocust zijn om de goddelijke gast, de Bruidegom die zijn leven gaf voor zijn bruid, de kerk, voor ieder van ons. Wij willen ons hart wat voorbereiden, onder meer door de schuldbelijdenis en door met aandacht de lezingen tot ons hart te laten spreken. Door de woorden van de Schrift wil de Heer ons immers opbouwen tot een gelovige gemeenschap, door de lezingen wil Hij ons helpen om te zien wat belangrijk is in het leven, waar onze aandacht moet op gericht zijn, waar we op moeten letten, en hoe wij kunnen gestalte geven aan wat God van ons vraagt. Daar ligt immers de weg naar het echte geluk.

In feite wordt dit alles belichaamd door de figuur van Maria, de zus van Marta: zij zit aan de voeten van de Heer en luistert naar zijn woorden.

Dit is niet in tegenspraak met daadwerkelijke inzet voor de goddelijke gast. Wanneer we goed naar de Heer geluisterd hebben, zullen we des te klaarder zien wat ons te doen staat en zullen we Hem ook gaan dienen in zijn mensen, vooral in de armsten, de meest kwetsbaren en onze meest nabije naasten.

Maar we moeten altijd dicht bij de bron blijven, dicht bij de Heer om beter te beseffen hoe we kunnen antwoord geven met de inzet van ons leven. Als we met ons hart geluisterd hebben, zullen we met ons leven, met onze daden het geschikte antwoord geven. (Ben Van Vossel 2016)





NAAR INHOUD        NAAR TOP



15de ZONDAG DOOR HET JAAR


Barmhartig

 

Deut., 30, 10- 14 Het woord is dichtbij u, gij kunt het dus volbrengen  / Ps. 69 (68) 14 en 17, 30-31, 33-34, 36ab en 37  Ziet toe, geringen, en weest ver­heugd, schept moed, gij allen die God zoekt / Kol., 1, 15-20 In Hem heeft God willen wonen in heel zijn volheid  / Joh.. 14 23 Alleluia. Als iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhou­den; mijn Vader zal hem liefhebben en wij zullen tot hem komen. Alleluia.  / Lc., 10, 25-37 Barmhartige Samaritaan


In dit jaar van de Barmhartigheid heeft paus Franciscus ons al enige malen opgeroepen opdat we de gezindheid en de daden van barmhartigheid blijvende gestalte zouden geven in ons leven. Wat hij bedoelt is dat wij de barmhartigheid als een vaste beslissing in ons leven zouden inschrijven. Dit kan zijn:  een vaste maandelijkse bijdrage aan een werk dat barmhartigheid hoog in het vaandel voert zoals Kerk-in-nood / Oostpriesterhulp of Caritas of een ander werk. Het kan ook zijn dat je een duidelijke beslissing neemt om mensen met vriendelijkheid te benaderen, om geduld te oefenen bij mensen die wat trager zijn of met je eigen kinderen… Barmhartigheid heeft zoveel facetten. Laten wij vindingrijk zijn, maar laten wij er een echte gewoonte van maken opdat dit jaar van de Barmhartigheid geen voorbijgaand strovuurtje zou zijn maar echt een heilzame bocht in ons christelijk leven.

“Ga en doe gij evenzo”, was Jezus’ goede raad aan de wetgeleerde in het evangelie van vandaag, maar aan ons is het meer dan een goede raad, het is een sterke oproep om Jezus na te volgen in zijn barmhartige liefde voor ieder mens. Want de barmhartige Samaritaan is Jezus zelf.

Wij mogen die goede raad of die aansporing dezelfde sterkte geven als wat Mozes tot het volk zei: “Als gij de stem van de Heer uw God hoort, dan moet ge Hem gehoorzamen en alle geboden en voorschriften onderhouden, die in dit wetboek staan opgetekend.”

Laten we dus Jezus’ oproep, en de aansporing van paus Franciscus, echt ter harte nemen.  We mogen deze viering niet verlaten zonder het voornemen tot een beslissing die gevolgen heeft voor ons leven. En in de loop van komende week moeten we dat voornemen of die beslissing in een concrete vorm gieten. Dan pas nemen we Jezus’ woorden au sérieux.

In deze Eucharistie vieren we Jezus’ totale gave voor ons en mogen we Hem ontmoeten in de communie. Wij mogen niet koud en afstandelijk blijven maar in die persoonlijke ontmoeting met onze Heer moeten wij gehoor geven aan zijn goede raad die een oproep inhoudt. Vragen wij voor elkaar om die genade. (Ben Van Vossel 2016)


NAAR INHOUD        NAAR TOP



14de ZONDAG DOOR HET JAAR (3/07/2016)

Gezonden door Jezus

 

Jes., 66, 10- 14c Als een rivier leid Ik de vrede naar haar toe / Ps. 66 (65) 1-3a, 4-5, 6-7a, 16 en 20 Jubelt voor God, alle landen der aarde / Gal., 6, 14-18 Roemen op het kruis van onze Heer Jezus Christus / Joh.. 14. 6 Alleluia. Ik ben de weg, de waarheid en het leven, zegt de Heer. Niemand komt tot de Vader tenzij door Mij /  Lc., 10, 1-12. 17-20 of 10, 1-9 Zond hen twee aan twee voor zich uit


Jezus zend een hele groep leerlingen voor zich uit, twee aan twee, naar alle steden en plaatsen waarheen Hijzelf van plan was te gaan. Dat gebeurt ook vandaag, meer nog dan toen, en het zijn niet enkel de apostelen maar gewone volgelingen. Vandaag zijn wij allen, en dat sedert ons doopsel en vormsel, uitgekozen en gezonden om  op weg te gaan in de wereld van vandaag om te zeggen en te tonen dat God van de mensen houdt en dat ze er goed aan zouden doen om dat ook echt te geloven.

Ziet ge uzelf dat al doen? Je zal misschien denken of zeggen: dat is de job van de pastoor, van de priesters en diakens. Ik kom daar niet voor in aanmerking. Je kan dat wel denken, maar je kan er in feite niet onderuit, want de Heer Jezus heeft ook u aangewezen en gezonden…

En wat houdt dat dan in? In het evangelie van vandaag is het zo dat die leerlingen Jezus moeten voorafgaan om voor Hem zowat de weg te bereiden. Maar eigenlijk moeten alle leerlingen Jezus gewoon volgen, leven zoals Hij, handelen zoals Hij. En dat wordt nu juist ook onze eerste en voornaamste en eigenlijk onze uitsluitende taak. “Jezus volgen”.

De meesten van ons gaan hun leven niet zoveel moeten veranderen. Maar misschien moet onze gezindheid wel wat aangepast worden. Jezus moet het centrum van ons leven worden. Wij moeten als het ware met Hem door het leven gaan. Naar Hem moeten we opkijken bij ons bezig zijn in ons gezin, in onze buurt, op ons werk: Hoe zou Hij het aanpakken? Wat zou Hij willen dat ik op dit ogenblik doe? Met welke gezindheid zou ik dat moeten doen? Wat zou Hij zeggen tegen de ander in mijn plaats? Zie je, het komt er op aan meer en meer christen te worden, meer en meer op Jezus gelijken. Misschien vind je dit wat overdreven, iets teveel gevraagd voor een gewone mens.

Ik heb echter niet alles gezegd. We staan er echt niet alleen voor. Jezus heeft ons de heilige Geest beloofd, en die maakt dat wij innerlijk afgesteld zijn om op Jezus te gelijken. Wij kunnen beroep doen op de heilige Geest. Wij kunnen beroep doen op Jezus, die ons niet alleen gelaten heeft maar ons blijft vergezellen. Hem kunnen wij voortdurend om kracht bidden, om inspiratie, om durf om zoals Hij te leven.

In feite komt dit alles erop neer dat Jezus meer het centrum van ons leven wordt, of anders gezegd: dat Hij in het centrum van ons leven mag komen en ons van daaruit mag leiden en bezielen.

Dan hebben we geen reden meer om kleinmoedig te zijn. Het komt er alleen op aan dat we onze aandacht wat meer op Jezus gaan richten. Dit zal gemakkelijker gebeuren wanneer we vaak contact zoeken met Hem door aandachtige deelname aan de Eucharistie, door vaak even aan Hem te denken, met Hem te spreken over alles wat ons leven uitmaakt, door contact met de heilige Schrift, door dieper contact met medechristenen… Dan wordt het meer voor de hand liggend dat we ons gezonden weten in het leven van elke dag. Dan wordt ons leven meer en meer een getuigenis van wat het Rijk van God in een mens en in een christelijk gezin kan bewerken. (Ben Van Vossel 2016)




NAAR INHOUD        NAAR TOP


13de ZONDAG DOOR HET JAAR 26/06/2016

Geroepen om Jezus te volgen

 

Een thema dat in de liturgische teksten van vandaag nogal voorkomt is dat van de roeping. Zelfs Paulus in zijn brief aan de Galaten schrijft dat ze geroepen zijn om vrije mensen te worden, maar dat ze die vrijheid niet mogen misbruiken als voorwendsel voor zelfzucht. Ze moeten gehoor geven aan wat de heilige Geest hen ingeeft. Als ze zich door de Geest laten leiden, zijn ze vrije mensen.

In de eerste lezing wordt Elisa, de zoon van Safat, geroepen om Elia, de grote profeet te volgen als zijn dienaar. Elisa, een jonge landbouwer heeft daar wel een bedenking bij: “Laat mij eerst afscheid nemen van mijn vader en moeder.” Afscheid nemen houdt echter een groot gevaar in. Zijn ouders zullen hem wellicht niet gaarne zien vertrekken, hun oude dag zou wel eens in gevaar kunnen komen, hun bedrijf zou er onder lijden en Elisa zou onder invloed van hun argumenten misschien zijn roeping kunnen verzaken. Daarom spreekt Elia nogal harde taal. Ge maar gerust terug, ik heb u toch tot niets verplicht! Een roeping door God moeten we koesteren, we moeten die niet in gevaar laten brengen door al te menselijke bedenkingen… Natuurlijk, we mogen ons gezond mensenverstand laten meespreken, de zaken langs alle kanten bekijken, maar eerst en vooral moeten we in ons hart leren luisteren naar de stem van God. En dan van harte op weg gaan in die roeping.

Zo zijn wij allen door God geroepen om met Hem op weg te gaan in het leven. De concrete roepingen zijn natuurlijk wel verschillend volgens onze levensstaat: als gehuwde, ongehuwde, als toegewijd aan de Heer in het celibaat, als priester enz. Ook het ouderschap, het vader- en moeder zijn is zo’n concrete invulling van ‘roeping’. Maar de basis van ons aller roeping is onze keuze om Jezus te volgen in het concrete leven dat het onze is.

Die roeping omvat ons hele leven, al ons doen en laten. Jezus legt volledig beslag op ons. Hij wil ons leiden naar het echte geluk en Hij wil dus niet dat we ons door allerlei uitvluchten tijdelijk of voorgoed willen afstand nemen van die roeping. “Wie de hand aan de ploeg slaat maar omziet naar wat achter hem ligt, is ongeschikt voor het Rijk Gods.” Je kan dan geen rechte voor meer maken, of zoals de profeet Elia het zei aan de Israëlieten: jullie moeten ophouden met op twee gedachten te hinken, je moet oprecht voor God kiezen en niet buigen, voor allerlei afgoden!

Daarom is deze zondag een gelegenheid voor ons, ik zou zeggen ‘een genade’ om ons te bezinnen of heel ons leven ‘christelijk’, of we tegenover God recht in onze schoenen staan. In alle compartimenten van ons leven moet God het eerste en laatste woord hebben. Dan pas zijn we echt christen. Dat kan moeite kosten omdat we nog vastzitten in de keuze voor onszelf, maar uiteindelijk is het de enige manier om van ons leven een ‘gelukt’ leven te maken, een leven dat ook op zijn beurt een uitnodiging is voor anderen, zoals Jezus zegt: “Gij, ga op weg en verkondig het Rijk Gods.” Toon wat het betekent om je leven te laten leiden door God. Laten we bidden dat Gods Geest ons mag leiden en ons de kracht geeft om zoals Jezus, vastberaden, de weg te gaan waartoe God ons uitnodigt. (Ben Van Vossel 2016)



NAAR INHOUD        NAAR TOP


12de ZONDAG DOOR HET JAAR C

In Jezus is ons heil


Woorden uit de liturgie: Zach. 12, 10-11 Opzien naar wie ze doorstoken hebben / Ps. 63 (62) 2, 3-4, 5-6, 8-9  Naar U dorst mijn ziel, Heer, en hunkert mijn hart. / Gal. 3, 26-29 Kinderen van God door Christus  /  Lc. 19, 38 Alleluia. Gezegend de koning die komt, in de naam des Heren ! Vrede in de hemel en eer in den hoge. Alleluia.. / Lc. 9, 18-24 Wie zijn leven wil redden zal het verliezen

 

Er zijn zo van die liturgische vieringen waar, meer en nadrukkelijker dan anders, alles draait rond Christus. Dat is vandaag echt het geval.

De lezing uit het Oude Testament laat er al geen twijfel over bestaan: “Zij zullen opzien naar Hem die ze doorstoken hebben; zij zullen over Hem treuren als over een eerstgeborene?” Voor ons christenen krijgen die woorden uit het OT een diepe betekenis, wij zien ze als een profetie over Jezus, die omwille van ons heil is doorstoken. Wij zouden ons dat wel eens wat sterker mogen realiseren: hoe Jezus voor ons alles heeft over gehad, ook de pijn van de zondigheid die hij op zich had genomen, de pijn van het afgescheurd zijn van God.  Daardoor is voor ons de deur geopend op eeuwig heil.

Zo kunnen we de tussenzang verstaan zowel als het verlangen van Jezus om het gelaat van de Vader te zien, ofwel als óns gebed om het gelaat van Jezus te zien, en Hem te danken voor alles! “God, mijn God zijt Gij, ik zoek U met groot verlangen. Naar U dorst mijn ziel en hunkert mijn hart als dorre akkers naar regen. … Met heel mijn hart houd ik vast aan U, het is uw hand die mij steunt.”.

Het leven is voor heel wat mensen niet zo gemakkelijk. En af en toe kennen we echt tegenslagen, ziekte van onszelf of iemand van ons gezin of familie. Wij zoeken dan naar oplossingen als die er al zijn, maar soms worden wij moedeloos. Het geloof is er dan niet gewoon om wat hopeloze gevallen op te  lossen, maar het wordt ons wel aangeboden om niet hopeloos of zelfs wanhopig te worden. Wij mogen op elk ogenblik opzien naar Hem die ons liefheeft en die naar ons bidden luistert. Daarmee zijn inderdaad niet al onze problemen opgelost, maar wij weten dat, wat ons ook overkomt, wij bij de Heer terecht kunnen.

 Wat een zekerheid komt er in ons hart als we Paulus in de brief aan de Galaten horen zeggen: “Gij zijt allen kinderen van God door het geloof in Christus. En als gij kinderen zijt, dan ook erfgenamen.” In Jezus hebben wij toegang tot Gods hart, Hij geeft ons alles, omdat wij in Jezus erfgenamen zijn van al zijn goede gaven, erfgenamen van de eeuwige heerlijkheid. Zo zijn we nooit ten einde raad, zo zijn we nooit totaal radeloos.

 Tenslotte is er het evangelie waar Jezus ons vraagt: “Wie ben Ik voor u?” Met Petrus mogen wij gelovig antwoorden: Gij zijt de gezondene van God, de Messias. In U heeft de Vader ons alles gegeven wat ons mensenhart kan wensen… Maar Jezus windt er geen doekjes rond. Hijzelf zal door vernedering en kruis tot de verrijzenis moeten komen. Ook wij moeten bereid zijn aan alles te verzaken om het echte leven te vinden. “Wie zijn leven wil redden, zal het verliezen.”  Uit eigen kracht gaan we dat niet kunnen opbrengen.  Wij moeten door het leven gaan, met die gelovige zekerheid dat Christus met ons meegaat. Hij is ons voorgegaan en laat ons ook vandaag niet in de steek.

 Zo is deze Eucharistie een sterke uitnodiging om opnieuw en sterker verbonden met Jezus door het leven te gaan. In Hem is de Vader ons nabij, in Hem zullen wij nooit zonder hoop zijn. Laten wij daarom ons geloof vernieuwen dat in Jezus de Vader ons alles gegeven heeft: eeuwig en blijvend heil als voltooiing van ons leven. (Ben Van Vossel 2016)


NAAR INHOUD        NAAR TOP


11de ZONDAG DOOR HET JAAR (12/06/2016)


 

2 Samuël 12,7-10.13 / Psalm 32 / Gal. 2,16.19-21 / Luc. 7,36-8,3



Wat de kerk ons vandaag voorschotelt uit het Woord van God, draait rond zonde en vergeving, maar handelt vooral over de genade van God die wordt uitgespreid wordt over al wie zijn kleinheid en zondigheid erkent; al wie niet meent dat hij beter is dan anderen en niet meent dat hij omwille van eigen verdiensten door God wordt goedgekeurd.

Op een heel sterke manier wordt dit allemaal duidelijk uit het optreden en de woorden van Jezus. Hij begint met aan de farizeeër die hem had uitgenodigd duidelijk te maken dat voor God alle mensen tekort schieten. Een man had twee schuldenaars, twee zegt Jezus. Bedoeld worden die zondares , ja, maar ook die farizeeër. Niemand moet menen dat men door eigen inspanning totaal goed kan zijn voor God. Maar God wil wel alle schuld vergeven. En Jezus is daarbij de Middelaar, Hij kan optreden in Gods Naam.

Het gaat zelfs niet enkel over het erkennen van eigen fouten, maar ook van de liefde die men heeft voor God, de erkentelijkheid tegenover Gods liefde. “Haar zonden zijn haar vergeven, al zijn ze nog zo talrijk, want zij heeft veel liefde betoond.”

God kan niet weerstaan aan de nederige liefde van iemand die zich zoals een kind aan Hem toevertrouwd en om vergeving vraagt, om erbarming, op weer opgenomen te worden in zijn vriendschap, in zijn vaderlijke liefde. “Uw zonden zijn u vergeven. Uw geloof heeft u gered: ga in vrede.”

Paulus leert ons vandaag dat wij inderdaad niet moeten roemen op onze goede daden. Goede daden zijn hoofdzakelijk de vrucht van wat Gods Geest in ons bewerkt. Maar het is enkel en alleen door ons toe te vertrouwen aan Jezus, onze Redder, dat wij door de Vader aanvaard worden en vergeving ontvangen. “Ik leef nog slechts vanuit het geloof in Gods Zoon, die mij heeft liefgehad en zichzelf voor mij heeft overgeleverd. Alleen zo erken ik de genade van God. Als de wet ons kon rechtvaardigen, dan was Christus voor niet gestorven.” Alleen door te beseffen en te geloven dat alleen Jezus ons met God kan verzoenen, erkennen we de genade van God, erkennen wij Gods liefde die ons aanvaardt, ook als we tekort zijn geschoten.

Door  onze eigen ontoereikendheid te erkennen, onze eigen zondigheid en ons onvermogen om Gods liefde te verdienen, kunnen we met vertrouwen tot God naderen. David had op een echt gemene manier een man bedrogen en had hem dan op de koop toe nog laten vermoorden. Hij krijgt dan ook een profeet aan de deur die hem terechtwijst.

Toen zei David tot de profeet Natan: “Ik heb tegen de Heer gezon­digd." Natan antwoordde: “Dan heeft de Heer u deze zonde vergeven: gij zult niet sterven."

Geen zonde lijkt groot genoeg voor Gods liefdevolle vergevingsgezindheid. “tot in eeuwigheid is zijn genade” wordt telkens herhaald in psalm 136.

Zo  mogen ook wij telkens weer tot God naderen, in eenvoud van hart, in erkenning van onze zondigheid en van ons vertrouwen op Gods vergeving. Laten wij dan niet groot gaan op onze onschuld maar nederig erkennen dat ook wij zondige mensen zijn die echter tot diep in hun wezen gereinigd worden door Gods genade, ons geschonken omwille van Jezus, onze redder. (Ben Van Vossel 2016)




NAAR INHOUD        NAAR TOP


10de ZONDAG DOOR HET JAAR   (5/06/2016)

Tot leven wekken


1 Kon., 17, 17-24 Zie, uw zoon leeft  / Ps. 30 (29) 2 en 4. 5-6 11 en 12a en 13b   U zal ik loven, Heer, want Gij hebt mij bevrijd / Gal., 1, 11-19 … het evangelie dat ik verkondigd heb, is niet door mensen uitgedacht.  / Alleluia. Spreek, Heer, uw dienaar luistert  / Lc., 7, 11-17 Jongeling, Ik zeg je, sta op


Sommige mensen vragen om voortijdig uit het leven geholpen te worden. Het heeft alles te maken met zo’n pijn of aftakeling dat men zo vlug mogelijk afscheid wil nemen van het leven. Het is spijtig dat wetenschap en mantelzorg nog niet steeds voldoende geactiveerd zijn om deze ongewenste evolutie binnen onze mensenmaatschappij te vermijden. Normaal gesproken voelen wij echter aan dat de dood, zeker de dood van een dierbare, een treurige gebeurtenis is die vrij brutaal een einde maakt aan het leven. Als christenen geloven wij dat God een God van het leven is. Hij wil dat de mens leeft en gelukkig is. En Hij heeft ons naar zijn beeld en gelijkenis gemaakt opdat ook wij ons in dienst zouden stellen van het leven en het geluk voor iedereen.

Daarvan krijgen we in de liturgie van vandaag twee mooie voorbeelden, telkens over een weduwe die haar enige zoon verloren heeft. In de eerste lezing wekt de profeet Elia nogal omstandig de zoon op van zijn gastvrouw. In het evangelie wekt Jezus de zoon van een alleenstaande vrouw tot leven met de eenvoudige woorden tot de dode: “Jongeling, ik zeg je, sta op.”

Wij kunnen ons nauwelijks het onverwachte geluk van die moeder voorstellen. Sint Augustinus  

ziet in dat gebeuren wel een voorafbeelding van Jezus die een geestelijk dode, een zondaar, levend, gereinigd teruggeeft aan de Kerk.

Wat zou de Heer met deze lezingen vandaag onder onze aandacht willen brengen? Het gaat goed en wel over het terug tot leven wekken van mensen, het ophelpen van mensen. De taak die Jezus voortdurend deed, geeft Hij een aangrijpend voorbeeld in deze opwekking van de Jongen van Naïm. Maar eigenlijk was heel zijn leven, niet enkel zijn mirakelen, een beleven van de Messiaanse taak om mensen op te helpen, hen tot leven te wekken.

Met Pinksteren heeft Jezus opnieuw de heilige Geest over ons gezonden opdat we zijn taak verder zouden zetten, opdat de genade waarmee God zijn volk bezoekt, niet beperkt zou blijven tot het leven van Jezus. Hij vertrouwt deze taak nu aan ons toe. En de vraag is dan: Willen wij ons ten dienste stellen van die messiaanse opdracht om doden op te wekken, mensen te helpen overeind te komen, mensen uitzicht te bieden, mensen te bemoedigen, aan te moedigen; te luisteren naar wat mensen aan ons willen toevertrouwen en hen eventueel een uitweg te tonen. Maar vooral mensen de kans te geven zich uit te spreken, zonder hen direct een pasklare oplossing voor te schotelen… De eerste vraag was of we bereid zijn om Jezus’ taak voort te zetten. Misschien moeten we dan vragen of Hij ons zijn Geest wil zenden opdat we daartoe bereid zouden zijn.

Een volgende vraag is welke taak de Heer ons toevertrouw, waar en tegenover wie wij ons kunnen inzetten. Ook daar moeten wij de bijstand van de Heilige Geest vragen. “Heer, toon mij vandaag waar ik wat tijd moet maken voor die of die persoon…

Als we ons nog niet voldoende bereid voelen, of nog niet voldoende in staat voelen voor de taak om mensen weer tot leven te wekken, laten wij dan wat meer vragen om licht en om kracht opdat we toegerust zouden zijn voor die taak. God wil ook in deze tijd zijn volk bezoeken en Hij rekent daarvoor op ons, om zo zijn mensen verder te kunnen helpen. (Ben Van Vossel 2016)



NAAR INHOUD        NAAR TOP

Pinksteren 2016

Hand.2,1-11 Pinksteren / Ps 104 Zend Gij uw Geest dan komt er weer leven, dan maakt Gij uw schepping weer nieuw / 1 Kor.12,3b-7.12-13 Niemand kan zeggen ‘Jezus is de Heer’, tenzij door de heilige Geest / Alleluia. Kom heilige Geest, vervul het hart van uw gelovigen en ont­steek in hen het vuur van uw liefde. Alleluia / Joh.20,19-23 Ontvang de Heilige Geest!


Tijdens een van zijn missiereizen komt Paulus in Éfese en hij ziet daar enkele christenen, een 12-tal, aan wie hij een wondere vraag stelt. “Hebben jullie de heilige Geest ontvangen toen jullie tot het geloof kwamen?” Toch wel een onthutsende vraag. Stel u voor dat zo’n missionaris dat aan u zou vragen: “Heb jij de heilige Geest ontvangen toen je gelovig werd?” Waarom vroeg Paulus dat? Miszag hij misschien iets aan die christenen? Wat mankeerden ze dan wel?  Waren ze niet blij genoeg ? Waren ze niet liefdevol? Gaven ze blijk van te weinig goedheid, geduld, vriendelijkheid, zachtheid? Al die zaken die Paulus in zijn brief aan de Galaten opsomt als vrucht van de Geest?

Misschien is het goed dat wij onszelf ook eens door Paulus laten ondervragen aan de hand van die vrucht van de heilige Geest, een vrucht met 9 kenmerken: liefde, vreugde, vrede / geduld, vriendelijkheid, goedheid / trouw, zachtheid, zelfbeheersing! In feite zijn dit allemaal kenmerken van Jezus zelf.

Die christenen daar in Éfese zullen waarschijnlijk niet veel beter geweest zijn dan wij. Maar zij hebben dan wel uitdrukkelijk gebeden dat zij vervuld zouden worden van de heilige Geest, wat dan ook gebeurde. Daarom is het wenselijk dat wij vandaag ook oprecht bidden dat Gods Geest in ons die goede eigenschappen van Jezus zou bewerken: liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtheid, zelfbeheersing!

We mogen deze dag niet zomaar laten voorbij gaan. Moet ik soms wat meer liefdevol zijn voor anderen, wat vreugdevoller? Mis ik soms diepe innerlijke vrede?  Heb ik te weinig geduld met mezelf en met anderen, ben ik te weinig vriendelijk, niet goed genoeg? Ben ik ontrouw tegenover God en tegenover mijn naasten, tegenover mijn zending, mis ik zachtheid en zelfbeheersing?

Het is bijna een biechtspiegel als we het zo aan onszelf vragen. Maar vergis u niet. Het zal niet zozeer uw eigen inspanning zijn, maar eerder het werk van de heilige Geest waar we ons voor openstellen.

Het valt ons toch ook op hoe met Pinksteren die eenvoudige vissers, zo vreesachtig als ze waren na Jezus’ dood, plots in het openbaar getuigenis afleggen van Jezus. Dat was niet hun werk, maar het werk van de heilige Geest die deze vrijmoedigheid in hen legde…

Hij deed dat niet alleen in vroegere tijden ! Ook vandaag inspireert hij christenen om zich in te zetten voor hun gezin, thuis of op het werk, zich inzetten voor hun parochie of school, in ziekenzorg, in de zorg voor zieke familieleden of bekenden; zovele vrijwilligers in allerlei mantelzorg… Maar het is vast niet overbodig dat ook zij allen bidden dat ze het met enthousiasme zouden blijven doen, dankbaar dat Gods Geest hen stuwt en hen kracht geeft.

Vrienden, vandaag en elke dag van ons leven mogen wij vragen dat de heilige Geest ook ons zou vormen tot vrijmoedige christenen, die consequent christen zijn en tegelijk bereid zijn om getuigenis af te leggen van de hoop die in ons leeft. De verrezen Heer zendt ook vandaag de heilige Geest over zijn kerk, en over ieder van ons als wij het echt verlangen en er om vragen.

Tenslotte, als je vandaag of morgen Sint Paulus zou tegenkomen en hij zou je vragen “Heb je de heilige Geest ontvangen?” Dan kun je hopelijk antwoorden: “Kijk naar mijn leven dan zal je merken dat daar liefde aanwezig is, en vreugde en vrede, geduld vriendelijkheid goedheid, zachtheid, trouw en zelfbeheersing.” De vrucht van de heilige Geest.  Zalig Pinksterfeest ! (Ben Van Vossel 2016)



NAAR INHOUD       NAAR TOP



Jaar C Paaszondag  7 (8 mei 2010)

Ons diepste fundament

Hand 7,55-60 Marteldood van Stefanus / Ps. 97 De Heer is Koning, Hij is de allerhoogste  / Apoc. 22,12-14.16-17.20 Ik ben de Alfa en de Omega, de Eerste en de Laatste, de Oorsprong en het Einde / Joh. 17,20-26 … opdat zij één zijn zoals Wij één zijn: Ik in hen en Gij in Mij


De lezingen van vandaag leiden ons binnen in wat misschien voor ons een vrij onbekend gebied is. Het is nochtans een werkelijkheid waarin wij leven maar waar we ons vaak niet bewust van zijn.

- Iets van die werkelijkheid wordt ons ontsluierd in de eerste lezing, over de marteldood van de diaken Stefanus, de eerste christelijke martelaar. Vervuld van de heilige Geest ziet hij in een visioen Gods heerlijkheid en Jezus staande aan Gods rechterhand. Het is een manier om te zeggen dat hij zich sterk bewust was van de aanwezigheid van God, de aanwezigheid van Jezus; hij ervaarde de nabijheid van die andere werkelijkheid. Voor die werkelijkheid zou hij zijn leven geven.

- Ook in de tweede lezing, uit het boek van de Openbaring, de Apocalyps, worden wij gesteld tegenover die andere werkelijkheid. Wij horen er Jezus zeggen: “Ik ben de Alfa en de Omega, de Eerste en de Laatste, de Oorsprong en het Einde”  Een christen zou moeten leven met de Heer Jezus voor ogen, met de Heer Jezus naast zich en …  leven vanuit de geest van Jezus.

- In het evangelie tenslotte wordt dan de sluier helemaal weg genomen en we vernemen dan in welke werkelijkheid wij als christenen nu reeds mogen leven. Het zijn van de mooiste en diepzinnigste teksten van het Nieuw Testament. Jezus bidt tot de Vader dat niet enkel zijn leerlingen maar ook al zijn latere volgelingen één zouden zijn zoals Hij en de Vader één zijn, opdat de wereld zou geloven dat Jezus de door God gezonden redder is en opdat de wereld zou erkennen dat de Vader van hen houdt zoals Hij van Jezus houdt. Jezus bidt: “Vader, Ik heb U aan hen doen kennen en Ik zal dit blijven doen opdat de liefde waarmee Gij Mij hebt liefgehad in hen moge zijn en Ik in hen."

Wat zegt Jezus ons hier? Hij deelt ons mee dat de diepste werkelijkheid van waaruit wij mogen leven de liefde van de Vader is. God houdt van ons met eenzelfde liefde als Hij van Jezus heeft gehouden. Dat is de diepe betekenis van wat Johannes hier in zijn evangelie heeft neergeschreven.

Eens dat de woorden tot ons zijn doorgedrongen, kunnen wij ons nog afvragen wat dit voor ons concreet betekent, voor ons leven van elke dag?

Het hangt ervan af hoe sterk wij geloven in die woorden van Jezus, in de grenzeloze en barmhartige liefde van God. Maar als we daar echt in gaan geloven, in Gods liefdevolle nabijheid, dan komt er een warmte en vrede in ons hart, een vrede zoals deze die in Jezus aanwezig was, Hij die zich op elk moment bewust was van de oneindige liefde van de Vader. Wij mogen de heilige Geest vragen om ons in deze dagen sterker bewust te maken van die diepste realiteit waaruit we mogen leven en van Gods grenzeloze en nabije liefde. (Ben Van Vossel 2016)


NAAR INHOUD       NAAR TOP



6de ZONDAG VAN PASEN


Op weg met Gods Woord


Hand. 15,1-2.22-29  opent zich voor de heidenen / Ps. 76,2-3.5-6.8 Geef dat de volken U eren, o God, dat alle volken U eren. / Apoc. 21,10-14.22-23 Het hemelse Jeruzalem / Joh. 14,23-29 de Helper, de heilige Geest, Hij zal u alles leren


Christenen kunnen zich wel uitspreken over maatschappelijke, sociale en politieke problemen, christenen leven immers midden de wereld;  maar het specifieke van de Kerkgemeenschap is dat ze al die zaken bekijkt vanuit het woord van God. Wat is Gods gedacht over dat alles? Daarom is het aangewezen dat wij ons toch wel eens afvragen wat het woord van God ons echt wil leren. In het evangelie dat we zojuist gehoord hebben wijst Jezus ons bovendien naar de heilige Geest, de Helper die Hij ons zal zenden vanwege de Vader, die Helper, zo zegt Jezus, zal u alles leren en u alles in herinnering brengen wat Ik u gezegd heb.

In deze dagen voor Pinksteren mogen we dan ook heel speciaal bidden om die bijstand van de heilige Geest. Het is normaal dat wij, levend in de maatschappij die de onze is, ook de invloed ondergaan van al wat daar reilt en zeilt, van alle overtuigingen en uitspraken die zowat de ronde doen. Als christenen moeten wij ons ernstig bezinnen of dat alles wel in overeenstemming is met de Blijde Nieuws dat Jezus is komen brengen. Jezus zegt ons immers: “Als iemand Mij liefheeft zal hij mijn woord onderhouden.” Nu heeft Jezus ons in het evangelie meestal geen antwoorden gegeven op alle concrete vragen die wij ons stellen, geen concrete antwoorden, direct  toepasselijk op alle problemen die zich stellen.

Het zal voor ons dus belangrijk zijn dat we ons inleven in de geest van het evangelie.

- Daarvoor is het minstens nodig dat we vaak het evangelie beluisteren of met aandacht geregeld een stukje lezen uit het Blijde Nieuws. Onze krant of het teevee-nieuws zijn niet voldoende voor ons al christenen. Regelmatig moeten wij ons laten beïnvloeden door Gods Woord. Zo zal de verkondiging van Jezus en van de eerste christenen zich in ons hart en onze gedachten vastzetten en gaan we daaruit denken en zullen we toepassingen vinden op concrete vragen.

- Bovendien wijst Jezus ons dus naar die Helper, die wat mysterieuze heilige Geest die Hij ons van bij de Vader zendt om ons bij te staan en om ons het woord van God van binnenuit te leren verstaan. Een beetje zoals Jezus de apostelen leerde hoe in het Eerste Testament ook al over Hem Hemzelf gesproken wordt. Wij hebben Gods Geest ontvangen bij onze doop en ons heilig Vormsel, waardoor wij een geneigdheid hebben voor het Woord van God en de kracht om te leven volgens wat Gods woord ons leert. In de Handelingen van de apostelen laten de apostelen en de leiders van de eerste christengemeenschap zich ook leiden door de heilige om de kerk  een nieuwe richting te doen uitgaan en zich open te stellen voor niet-joodse mensen. Een grote ommezwaai die van de Kerk een universele kerk zou maken. Het is een voorbeeld voor ons allen om vaak te bidden: Kom, heilige Geest…

Wanneer wij dan gaan leven volgens Gods woord, terwijl we toch volop leven in de wereld van vandaag, belooft Jezus ons: “Als iemand Mij liefheeft zal hij mijn woord onderhouden; mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en verblijf bij hem nemen.” Wij ontvangen diepe vrede in ons hart, wij zullen van binnenuit kunnen onderscheiden waar de echte weg naar het heil te vinden is, wij krijgen de innerlijke kracht om telkens weer de weg te gaan die Jezus ons gewezen heeft. Wij leven dan vanuit de genade van ons doopsel, als kinderen van God, als vrienden van Jezus, als mensen die geleid worden door de heilige Geest. Het mag voor ons allen een diepe vreugde zijn. (Ben Van Vossel)


NAAR INHOUD        NAAR TOP


5e Paaszondag 24-04-2016  

Een nieuw gebod: elkander liefhebben

Hand. 14,21-27 Paulus en Barnabas op missiereis / Ps. 145, 8-13b U wil ik loven, mijn God en Koning, uw Naam verheerlijken voor altijd. / Apoc. 21,1-5a Zie, Ik maak alles nieuw / Joh. 13,31-33a.34-35 Gij moet elkaar liefhebben zoals Ik u heb liefgehad


Ik ontmoette eens een Chaldeeuwse christen vrouw uit Irak; zij was een goede naaister en had de gewoonte om met Pasen voor haar vier dochters een nieuw kleed te maken, waarbij de dochters natuurlijk wel inspraak hadden in het soort snit. Met Pasen moest alles in het nieuw ! Die gewoonte in hun kerkgemeenschap was waarschijnlijk een toepassing van Paulus opmerking: “Doet het oude zuurdeeg weg, om vers deeg te worden, ge moet immers zijn als ongezuurde paasbroden, want ook ons paaslam is geslacht: Christus zelf. Wij moeten ons feest niet vieren met het oude zuurdeeg, met het bederf van slechtheid en boosheid, maar met het zuivere brood van reinheid en waarheid.” (1KOR.5,7-8) De grote schoonmaak gebeurde hier bij ons ook rond Pasen en de uitnodiging van de Kerk om met Pasen met een schone lei te beginnen heeft daar natuurlijk ook mee te maken.

In de liturgie van vandaag draait alles om dat “nieuwe.”

- Om te beginnen hoorden we hoe Paulus en Barnabas resoluut gekozen hebben om het Blijde Nieuws ook aan heidenen te brengen en niet enkel aan Joodse mensen. Dat was een totaal nieuwe aanpak en er zou daarover nog wel een hartig woordje gesproken worden na hun terugkeer in Antiochië want niet iedereen ging daar mee akkoord.

- In het evangelie geeft Jezus zijn nieuw gebod, waaraan zijn leerlingen moeten herkend worden: het gebod van de liefde.

- Tenslotte horen we in de lezing uit de Apocalyps hoe ééns al het treurige, alle smart en ook de dood voorbij zal zijn en klinkt de verheugende boodschap van God: Zie, Ik maak alles nieuw!

Een zondag met een opvallende uitnodiging tot vernieuwing. Het moet ons hart raken.

We mogen ons vandaag echt uitgenodigd voelen om onszelf eens de vraag te stellen of wij een en ander ook niet echt ànders moeten aanpakken. Moeten we ons als christen niet afvragen of ons gedrag nog wel echt overeen komt met het Blijde Nieuws dat Jezus is komen brengen? Is onze verhouding met de mensen naast ons wel voldoende in overeenstemming met de nieuwe gebod dat Jezus ons geeft? Zijn wij nog te herkennen als christenen? Of hebben wij ons volledig aangepast aan wat de wereld, onze omgeving en de media ons voorhouden. Natuurlijk is er veel goeds in de wereld, zoals bijvoorbeeld de afschuw voor terrorisme en oorlog, onrecht. En met de goede zaken in onze samenleving moeten wij als christenen dan ook volop meewerken. Maar niet alles wat die samenleving ons aanbiedt, is in overeenstemming met de diepe waarden die het evangelie ons voorhoudt.

Deze zondag nodigt ons uit om het oude, het slechte, al wat geen echte toekomstwaarde heeft achter ons te laten en mee te werken met God aan het nieuwe, het deugddoende, het echt blij makende, met hetgeen blijvende waarde heeft. Om ons gedrag te laten doorweken met echte liefde, met verdraagzaamheid met een opbouwende gezindheid van solidariteit.

In het evangelie legt Jezus toch wel sterk de nadruk op zijn nieuw gebod: dat wij elkaar moten liefhebben zoals Hij ons heeft liefgehad. Het gaat dan om een liefde zonder grenzen en zonder al te veel voorwaarden. En Jezus voegt er nog die sterke woorden aan toe: Hieraan zullen allen kunnen opmaken dat gij mijn leerlingen zijt als gij de liefde onder elkaar bewaart !

Pasen mag voor ons geen opdracht zijn van één dag. Zes weken lang laat de Kerk ons in vreugde beslissingen nemen die in overeenstemming zijn met de weg waarop Jezus zijn Paasgemeenschap wil meetrekken. Laten wij ons dan in deze vreugdevolle tijd op weg begeven om op een nieuwe wijze ons leven in te richten met moed, met vastberadenheid in de overtuiging dat Christus ons nabij is met de kracht die uitgaat van zijn verrijzenis. (Ben Van Vossel 2016)


NAAR INHOUD        NAAR TOP


4e Paaszondag 17-04-2016

Ik geef hun eeuwig leven

Hand.13,14.43-62 Het Goede Nieuws afwijzen  of met vreugde aanvaarden / Ps. 100 Wij zijn zijn kudde, zijn volk. Alleluia / Apoc. 7,9.14b-17 Het Lam zal hen weiden en God zal alle tranen van hun ogen afwissen / Joh. 10,27-30 Mijn schapen luisteren naar mijn stem; Ik geef hun eeuwig leven.


In de lezingen van deze zondag wordt onder meer duidelijk gemaakt dat de eerste generatie christenen echt werk hebben gemaakt van de verkondiging. Zo zien we Paulus en Barnabas een echte missiereis maken van verscheidene maanden om overal over “Jezus en het Blijde Nieuws” te gaan spreken en nieuwe christengemeenschappen te stichten. “Jezus en het Blijde Nieuws” dat Hij brengt, het Blijde Nieuws dat Hij is.  In de Openbaring van Johannes wordt dat zó verwoord: “Het Lam … zal hen weiden en voeren naar de waterbronnen van het leven, en God zal alle tranen van hun ogen afwissen." Dat Blijde Nieuws van Gods liefde bracht Jezus zelf ter sprake in het evangelie : “Mijn schapen luisteren naar mijn stem en Ik ken ze en ze volgen Mij. Ik geef hun eeuwig leven.”

Het kan zijn dat we die woorden niet echt goed begrijpen, het kan zijn dat we het allemaal wat wereldvreemde woorden vinden, woorden die niet echt te maken hebben met ons leven van elke dag. Maar als we bewust leven, als we af en toe eens stilvallen en nadenken over ons leven, als we eens luisteren naar wat mensen allemaal meemaken, blijë gebeurtenissen, maar ook heel wat tegenslagen en soms zware beproevingen… En als we anderzijds eens rustig nadenken over wat de wereld ons biedt, wat de media ons bieden, met de oppervlakkigheid in brede vegen… Dan wordt ons misschien duidelijk wat Jezus bedoelt met eeuwig leven.  Dat gaat niet enkel over het leven over de dood heen… Het gaat ook over ons leven hier en nu. Als wij luisteren naar zijn stem, als we Hem trachten te volgen, dan leidt Hij ons naar het echte leven. We gaan dan zien waar dat echte leven te vinden is en waar niet. We gaan dan ook ervaren waar we diepe vrede en vertroosting kunnen vinden midden de hardheid en soms echte brutaliteit van het leven…

Het is goed dat we troost zoeken bij mensen, dat we zelf mensen nabij zijn in hun beproevingen. Maar en diepste wil de Heer ons vertroosten en Hij is het ook die ons zendt om mensen nabij te zijn in hun tegenslagen door te luisteren, door te bemoedigen en door soms ook daadwerkelijk te helpen als onze Heer ons daartoe inspireert en de mogelijkheden biedt.

Jezus was in alles het beeld van de Vader. En dat is ook onze roeping, onze zending. De liefde, de goedheid, de vergevingsgezindheid van de Vader gestalte geven in ons eigen leven.

We kunnen dat niet alleen, niet uit eigen kracht. We moeten contact houden met Jezus in gebed en in deze Eucharistie. Vragen dat de heilige Geest ons zou inspireren en dat wij zoals Jezus en met Jezus beeld zouden zijn van de Vader in onze omgang met medemensen. Het is waarachtig een sterk woord in het evangelie van vandaag: “Mijn schapen luisteren naar mijn stem en Ik ken ze en ze volgen Mij. Ik geef hun eeuwig leven.” Moge dat eeuwig leven stilaan aan kracht winnen midden ons leven in deze wereld. (Ben Van Vossel 2016)


NAAR INHOUD        NAAR TOP




Jaar C Zondag 3 Pasen 10/04/2016

Bemint gij Mij ?

Hand. 5,27b-32, 40b-41 Verheugd dat ze waardig bevonden waren smaad te lijden / Psalm 30, 2 en 4, 5 en 6, 11, 12a en 13B “U zal ik loven, Heer, want Gij hebt mij bevrijd” / Apoc. 5,11-14 “Aan Hem die gezeten is op de troon en aan het Lam zij de lof en de eer in de eeuwen der eeuwen!" / Johannes 21,1-19 Simon, bemint gij Mij?


De apostelen krijgen verbod van de overheid in Jeruzalem om nog te getuigen van Jezus. Dit verbod overkomt vandaag ook nog heel wat christenen in de wereld, onder allerlei sistemen, zowel in Noord-Korea bijvoorbeeld als in een aantal moslimstaten. Daar moeten de christenen clandestien samenkomen en moeten mensen die zich tot het christendom bekeren dit stilhouden, ook voor eigen famili, omwille van hun veiligheid. In onze eigen streek wordt je als christen soms als ouderwets  bekeken en worden christelijke waarden publiek bestreden. Je zou geneigd zijn om je christelijk geloof dan maar weg te steken en je koest te houden. Natuurlijk moeten we niet opdringerig zijn, maar toch moeten we erkennen dat wij nood hebben aan de heilige Geest, die ons de vrijmoedigheid, de vrijheid en de moed kan geven om met wijsheid toch te getuigen van Jezus én van het Blijde Nieuws dat Hij gebracht heeft: de verkondiging van Gods liefde voor ieder mens.

In het Boek van de Openbaring van Johannes wordt Jezus bezongen, die als een Lam ten offer werd gebracht voor het heil van de mens. Het is voor ons een uitnodiging om Jezus te danken en de eren omdat Hij voor ons geluk alles heeft over gehad.

In het evangelie van vandaag krijgen wij een nog sterkere uitnodiging. De figuur van Petrus mag ons hier tot voorbeeld zijn. Hij is opnieuw de eerste die in het water springt om Jezus te begroeten, hij is het die het visnet aan wal sleurt als Jezus om vis vraagt voor het ontbijt. Hij is het ook die door Jezus apart wordt genomen. ‘Na het ontbijt zei Jezus tot Simon Petrus: “Simon, zoon van Johannes, hebt gij Mij meer lief dan dezen Mij liefhebben?" Hij antwoordde: “Ja Heer, Gij weet dat ik U bemin." Jezus zei hem: “Weid mijn lammeren."’

Jezus duidt hier met naam en toenaam iemand aan om zijn gemeenschap te leiden; iemand die al haantje de eerste was in de groep van de apostelen, maar iemand die ook zijn kleine kanten had, die bijvoorbeeld zijn meester verloochend had na diens arrestatie.

Het valt ons allen op dat Jezus tot driemaal toe vraagt: “Bemint gij Mij?”

De liefde voor Jezus lijkt een voorwaarde te zijn om verantwoordelijkheid te krijgen in de Jezusgemeenschap. Nu kunnen we wel menen dat dit alleen over Petrus gaat. Maar we mogen het ook wel heel wat breder zien. Geloven is immers zoveel meer dan alleen maar het aannemen dat God bestaat. Jakobus schrijft dat ook de boze geesten geloven dat er een God bestaat. Maar echt geloven is dat niet. Geloven is vooral intreden in een persoonlijke relatie met God, een persoonlijke relatie met Christus. Ook aan ons vraagt de Heer: “Hou je van Mij ? Vertrouw je Mij ? Durf je op weg gaan met Mij en je leven aan Mij toevertrouwen, je leven laten leiden door Mij ?”

En wat is dan ons antwoord op de vraag van de Heer? Even bewust van onze zwakheid en onstandvastigheid als Petrus, kunnen we het best met diens woorden zeggen: “Heer, Gij weet alles, Gij weet dat ik u wil beminnen, maar Gij weet hoe onstandvastig mijn geloof is, en hoe weinig consequent ik ben als gelovige.

De Heer is tevreden met zo’n antwoord als we ons dan op weg begeven, in het bewustzijn van onze zwakheid, op weg gaan met vallen en opstaan, maar met liefde voor de Heer in ons hart, en vol vertrouwen dat zijn liefde voor ons zoveel groter is dan onze liefde voor Hem.

Naarmate we zo op weg durven gaan met de Heer en ons leven op Hem gaan afstemmen, des te meer vreugde en diepe vrede zullen wij in ons hart ontvangen. Ja, dan pas kunnen wij de echte vreugde van het geloof in ons hart ervaren, vanuit die persoonlijke relatie met Jezus, die voor ieder van ons is gekomen om onze Verlosser en Leidsman naar het echte leven te zijn. (Ben Van Vossel 2016)


NAAR INHOUD        NAAR TOP



2de Paaszondag 2016

Mijn Heer en mijn God

Hand 5,12-16 Optreden van de eerste christenen / Ps 118, 2-4. 22-24. 25a-27a Brengt dank aan de Heer, want Hij is genadig, eindeloos is zijn erbarmen / Apoc. 1,9-11a.12-13.17-19 Ik ben de Levende /Joh. 20, 19-31 Geloofsbelijdenis van Tomas


In zijn boek met de Handelingen van de apostelen beschrijft Lucas hoe, na de dood en verrijzenis van Jezus, en gesterkt door de H. Geest de leerlingen stilaan weer buitenkomen en nu blijkt dat ze zoals Jezus ook genezingen verrichten; het zal voor hen een gelegenheid worden om van Jezus’ verrijzenis te getuigen.

In het  boek van de openbaring van Johannes wordt ook sterk verwezen naar Jezus de zijn hand legt op Johannes en van zichzelf getuigt: “Vrees niet. Ik ben het, de Eerste en de Laatste, de Levende. Ik was dood, en zie Ik leef in de eeuwen der eeuwen. En Ik heb de sleutels van de dood en het doden­rijk. Schrijf dan op wat gij gezien hebt, en wat nu is en wat hierna geschieden zal.

In het evangelie krijgen we dan het getuigenis van de apostel Tomas die na zijn twijfel de sterke geloofsbelijdenis geeft waar hij tot Jezus zegt: “Mijn Heer en mijn God.”

Johannes geeft ons met dit verhaal de oproep tot ‘geloven ook zonder te zien’. Hij zegt trouwens tot besluit: Ik zou nog heel wat meer kunnen verhalen over Jezus, maar dit heb ik hier opgeschreven opdat ge zoudt geloven dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat gij door te geloven leven moogt in zijn Naam.

Het zijn misschien allemaal wat vreemde woorden maar ze doen echt beroep op ons ‘geloof, ook zonder te zien’. Maar dit betekent niet dat wij nog niets mochten ervaren van wat het christelijk geloof ons zegt. Ik ben er zeker van dat, wanneer wij er bewust voor kiezen om met Jezus op weg te gaan, om ons leven door Hem te laten leiden, dat ook wij dan mogen ervaren dat Jezus de levende is, die met ons door het leven gaat. Dit betekent niet dat het een gemakkelijk leven wordt, zonder moeilijkheden of tegenslagen –de Goede Week heeft ons wel iets anders geleerd-. Maar als we echt in geloof op weg gaan met Jezus, de gekruisigde en verrezen Heer, dan zullen wij in ons hart een soort van zekerheid en vrede ervaren, en ook bij grote tegenslagen zullen we kunnen opzien naar Hem die zonde en dood heeft overwonnen. Telkens opnieuw zullen we de uitnodiging krijgen om naar Hem op te kijken en zijn vrede te onthalen in ons hart en ook nieuwe moed. Als wij  in Hem geloven, en naar Hem opzien, zullen wij ervaren hoe Hij zijn hand op onze schouders legt en ons troost en bemoedigt. Ook tot ons zegt Hij: Ik ben de Levende. Dàt zullen wij telkens weer mogen ervaren wanneer we echt met Hem door het leven gaan en trachten te leven volgens zijn woorden van leven. (Ben Van Vossel 2016)




NAAR INHOUD        NAAR TOP



Palmzondag 2016

De onschuldige beladen met onze schuld

Jes. 50,4-7 Ik ben niet teruggedeinsd / Ps 22 (21) Mijn God, mijn God, waarom verlaat Gij Mij? / Fil 2,6-11 Gehoorzaam tot de dood aan een kruis / Christus is voor ons gehoorzaam geworden tot de dood, tot de dood aan een kruis. Daarom heeft God Hem hoog verheven en Hem de naam verleend die boven alle namen is. / Lk 22,14-23.56 Lijdensverhaal volgens Lucas


Palmzondag lijkt een feestdag. Er wordt door de mensen van Jeruzalem gezwaaid met palmtakken ter ere van de Koning-Messias. Maar het is slechts schijn. Menselijke roem is zo broos. We zullen moeten wachten tot Pasen, tot het moment dat God zelf zijn woord zal meespreken, zijn definitief woord over Jezus. Een woord van aanvaarding van Jezus’ totale gegevenheid, van zijn gehoorzaamheid tot de dood, tot de dood aan een kruis. Daarom, zegt Paulus, daarom heeft God Hem hoog verheven en moet bij het noemen van Jezus’ naam iedereen neerknielen en belijden tot eer van God de Vader: Jezus Christus is de Heer! Maar dan is het reeds Pasen.

In de Goede week, de heilige week noemt de Kerk ze, volgen we Jezus op zijn laatste dagen. Het net sluit zich rondom Hem; in de ogen van de machthebbers vormt Hij een gevaar en ze zullen hun plan uitwerken om Hem tot elke prijs te neutraliseren. Wat een ellende is er in de loop van de eeuwen over de wereld gekomen doordat machthebbers hun positie niet prijs wilden geven of doordat groepen hun greep op de samenleving steviger wilden maken? Veel onschuldigen zijn er gevallen, veel gewone mensen hebben het gelag betaald met hun leven of leven in onderdrukking of ellendige toestand. Soms zijn het tirannen, soms zijn het fundamentalistische groeperingen, soms financiële of politieke machten met weinig respect voor de mens.

Deze week kijken we naar Jezus, maar in Hem zien wij ook de vele onschuldigen die lijden onder allerlei vormen van verdrukking en uitbuiting.

Jezus heeft de last op zich genomen van alles wat de mens verwijderd heeft van God. De schuldige gezindheid in het groot en in het klein, van mensen die zich van God hebben afgekeerd om hun eigen weg te gaan en te gaan leven volgens eigen inzicht, los van God… Jezus heeft heel die opstand tegen God op zich genomen. Hij, de totaal onschuldige, heeft in zijn ziel die diepe verwijdering van God, die opstand tegen God in alle verscheurdheid doorleeft. In zijn doodsangst heeft Hij bloed gezweet en heeft Hij tot de Vader geroepen: Mijn God, mijn God, waarom verlaat Gij Mij? Tenslotte heeft zijn hart het begeven aan het kruis, niet enkel door de lichamelijke pijnen en de morele pijn van de verwerping door zijn eigen mensen, maar vooral door die zware steen van de Godverlatenheid die Hij op zich had genomen in plaats van de mensheid.

Vandaag zwaaien de mensen van Jeruzalem met palmtakken, morgen zullen zij roepen: Weg met Hem, aan het Kruis met Hem. Jezus zal moedig zijn weg verder gaan tot hij eindigt op Golgotha, de kale heuveltop. Hij draagt de duisternis van de mensheid van alle tijden in zich, tot zijn hart het niet meer kan dragen maar Hij in totale overgave aan de Vader kan bidden: Vader, in uw handen beveel Ik mijn Geest. Omdat Hij Gods Zoon is en zich zo totaal aan God is blijven toevertrouwen heeft Hij de ban van de zonde van ons weggenomen. Door Hem worden wij opnieuw door God aanvaard. In Hem kunnen wij weer ongehinderd tot de Vader komen, met vertrouwen. (Ben Van Vossel 2016)



NAAR INHOUD        NAAR TOP



Jaar C Zondag 5 Veertigdagentijd 13/3/2016

Herschepping in Jezus


Jesaja 43, 16-21 Ik leg een weg door de steppe  / Psalm 126, 1-6 Geweldig was het wat de Heer ons deed, daarom zijn wij zo blij / Fil. 3,8-14 Om Christus heb ik alles prijsgegeven / Joh. 8,1-11 Ook Ik veroordeel u niet, ga heen en zondig van nu af niet meer


Vandaag zijn wij er getuige van hoe God een weg aanlegt door de steppe, hoe Hij iets nieuws onderneemt, en het begin is er reeds van te zien, schrijft de profeet Jesaja. Welnu, zo’n begin zien we vandaag ook in het evangelie. Een vrouw, aan wie wel wat te verwijten viel, werd onherroepelijk afgeschreven door Schriftgeleerden en Farizeeën, zij moest gestenigd worden om haar slecht gedrag; maar Jezus veroordeelt haar niet. Hij zegt overduidelijk: “Ook Ik veroordeel u niet; ga heen en zondig van nu af niet meer.” Wat een vreugde, wat een onbeschrijflijke bevrijding moet zij ervaren hebben in haar hart. In het sacrament van de verzoening kan men dat ook vaak ervaren. Een last die van ons afvalt, Dat nieuwe, dat bevrijdende, het herscheppen van een mens die tegen Gods verlangen had gezondigd, die herschepping gebeurt door Jezus. Hij veroordeelt niet. Johannes heeft het in zijn evangelie heel helder verwoord: “God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gezonden om de wereld te oordelen, maar opdat de wereld door Hem zou worden gered.”( JOH.3,17) Door Jezus, door zijn leven, zijn dood en verrijzenis is de herschepping van de mens weer mogelijk.


Eens dat we dit echt goed begrepen hebben, kunnen wij ook verstaan wat de apostel Paulus  schrijft aan de christenen van Filippi: “Ik beschouw alles als verlies, want mijn Heer Christus Jezus kennen gaat alles te boven.” Paulus had als Farizeeër gemeend dat hij zichzelf kon redden en zo door God aanvaard te worden, maar in zijn ontmoeting met Jezus heeft hij de diepe ervaring opgedaan dat alleen Jezus de mens weer tot God kan brengen.

Was er dan zo’n grote breuk tussen God en de mens?  Dit is een belangrijke vraag, want als we niet duidelijk inzien wat zonde eigenlijk is, dan kunnen wij ook niet begrijpen dat de mens niet zichzelf kan redden maar dat alleen God de mens weer kan herscheppen.

Zonde is immers zelf beslissen wat goed en verkeerd is, zonde is zichzelf op de plaats van God stellen, zonde is alles laten voorgaan en ergens achteraan eventueel ook nog een klein plaatsje voorzien voor God. En zo gaat het nogal eens in ons leven. In feite is het God opzij zetten, buitensluiten of slechts een onooglijk klein plekje voorzien voor Hem.

Welnu, dit is werkelijk de wereld op zijn kop. Dit verpest de hele relatie met God. En deze breuk kan de mens niet zelf herstellen. Maar daartoe is Christus mens geworden en heeft Hij de goddeloosheid en heel de schuld van ‘opstand tegen God’ op zich genomen. Door zijn leven in totale gehoorzaamheid aan de Vader, door zijn lijden, zijn kruisdood en verrijzenis heeft Hij de relatie met God hersteld, in Naam van de hele mensheid.

Daarom is Jezus voor ons de enige reddingsboei waaraan wij ons, in grote dankbaarheid kunnen vastklampen, in Hem hebben wij toegang tot de Vader. Zo begrijpen we Paulus beter als hij schrijft: “Mijn Heer Christus Jezus kennen gaat alles te boven.”


De uitnodiging van deze zondag is dat ook wij naar God toegaan met onze goede eigenschappen, als kinderen van God, maar ook met het verkeerde dat in ons gedrag, in ons denken en spreken aanwezig was en wat in feite een opzij zetten was van God. Omwille van Jezus kunnen wij weer tot God komen, en ontvangen wij vergeving, nieuwe genade en kracht om zoals Jezus te leven in erkenning van God. Alles valt weer op zijn plaats. Jezus heeft de veroordeling op zich genomen. Hij is het Lam Gods dat de zonde van de wereld wegdraagt. Laten wij daarom met groot vertrouwen tot God komen in deze laatste week van de vasten, in nederige erkenning van onze zondigheid, onze hoogmoed, ons leven zonder God. In Jezus ontvangen wij overvloed van nieuw leven. Met vreugde zullen wij God lof uitzingen, zoals Jesaja schrijft en zoals de psalm (126) het uitzong: ‘Geweldig was het wat de Heer ons deed, daarom zijn wij zo blij’. (Ben Van Vossel 2016)


NAAR INHOUD        NAAR TOP



Jaar C Zondag 4 Vasten (6/03/2016)

Gods barmhartige liefde onthalen

Jozua 5,9a.10-12 Paasmaal in Kanaän / Psalm 34,2-3.4-5.6-7 Let op en bemerkt hoe genadig de Heer is 9 / 2 Corinthiërs 5,17-21 Laat u met God verzoenen / Lucas 15,1-3.11-32 deze zoon van mij was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en is teruggevonden.


Je zou de lezingen van vandaag het ‘kleine Pasen’ kunnen noemen.  Voor het eerst vieren de Israëlieten het Paasmaal in het Beloofde Land, Kanaän, in de vlakte van Jericho. De gedachtenis aan hun bevrijding uit het slavenhuis, waar ze aan de vooravond van hun vertrek ook het Paasmaal hadden gevierd.  Het ‘kleine Pasen’ omdat het hun eerste kleine stappen waren op de grond van het Beloofde Land.

Het is ook ‘een klein Pasen’, een feest van bevrijding en nieuw leven voor de verloren zoon. Een klein Pasen omdat het maar een parabel is en omdat het maar gaat om één persoon; maar voor een persoon die dit zelf mag meemaken is het een grote gebeurtenis: dat je God weer in de ogen moogt zien, dat je door Hem weer aangenomen wordt, niet als een dienstknecht, maar als zijn zoon of dochter; dat het weer helemaal goedgemaakt is tussen jou en God. Dat God jou weer in zijn armen sluit en er nieuw leven ontstaat binnenin jou. Zo’n heel klein Pasen is dat dan ook weer niet. Trouwens, dat kleine Pasen is maar mogelijk omdat het ‘Grote Pasen’ er geweest is: omdat Jezus de scheidsmuur tussen ons en de Vader heeft gesloopt. Dankzij Jezus kunnen wij weer tot God naderen, dankzij Jezus is er voor ons steeds vergeving, bevrijding, genezing, heil, nieuw leven.

Niet voor niets is het sacrament van de Verzoening een echt Paasgeschenk. Op de dag van zijn verrijzenis ademt Jezus de heilige Geest over zijn apostelen: ‘Ontvangt de heilige Geest; aan wie gij de zonden vergeeft, hem zijn ze vergeven!’ Is de terugkeer van de verloren zoon en zijn onthaal door de barmhartige Vader ook geen uitnodiging voor ons om ons opnieuw te laten verkwikken door het sacrament van de verzoening? In dit Heilig Jaar van de barmhartigheid mogen wij in dankbaarheid de barmhartige liefde van God vieren en ons laten herscheppen.

Over deze herschepping spreekt Paulus met zoveel woorden: “Wie in Christus is, is een nieuwe schepping: het oude is voorbij, het nieuwe is al gekomen. En dit alles komt van God. Hij heeft ons door Christus met zich verzoend en ons, apostelen, de dienst van die verzoening toever­trouwd. Ja, God was het die in Christus de wereld met zich verzoende: Hij telde de fouten van de mensen niet en ons gaf Hij de boodschap van de verzoening mee. Wij zijn dus gezanten van Christus, God roept u op door ons woord. Wij smeken u in Christus’ naam: laat u met God verzoenen!”

Heel het mysterie van God barmhartige liefde ligt in deze tekst uitgedrukt.

Het mysterie van de zonde is moeilijk te begrijpen voor ons. Toch is de zonde een realiteit die ingrijpt in ons leven en in de wereld rondom ons. Het is niet sympathiek om er over te spreken. Wij trachten toch zo goed mogelijk te leven, het is toch niet nodig steeds maar te spreken over zonde en vergeving? Waarom laat de Kerk ons in de liturgie zo vaak bidden: Heer, ontferm U, Christus, ontferm U. Lam Gods, dat de zonden van de wereld wegneemt, ontferm U over ons? Omdat zonde altijd iets is van ‘weglopen van God’, onze eigen weg gaan, los van God; God geen inspraak laten hebben. Kortom, in het klein of het groot is het altijd een opstand tegen God, zelf willen bepalen wat goed of verkeerd is, kortom: voor God willen spelen. Daarom is zonde altijd iets ernstigs. En daarom is Jezus gekomen om een terugkeer naar God mogelijk te maken en die steen van de zonde van ons weg te wentelen. Dankzij Jezus’doortocht door lijden en dood en verrijzenis, dankzij zijn Pasen hebben wij toegang tot het barmhartige hart van de Vader. Dat mogen wij telkens weer ervaren als wij om vergeving bidden, en als we het sacrament van de Verzoening zich aan ons laten voltrekken. Daarom kon Paulus met veel overtuiging zeggen: “Wij zijn gezanten van Christus, God roept u op door ons woord. Wij smeken u in Christus’ naam: laat u met God verzoenen!”

Laten wij ons hart en ons leven voorbereiden op de grote dag van Pasen, waarop wij ons opnieuw als kinderen van God erkennen en verzaken aan alles wat de verhouding met God in de weg staat. Ons kleine Pasen wordt de vrucht van het grote Pasen dat Jezus voltrokken heeft in de Goede Week. (Ben Van Vossel 2016)


NAAR INHOUD        NAAR TOP


Jaar C Zondag 3 Vasten (28/02/2016)

Gods barmhartige liefde beantwoorden

Exodus 3,1-8a.13-15 Hij die is zendt mij tot u / Psalm 103 De Heer is barmhartig en welgezind / 1 Kor. 10,1-6.10-12 in de meesten van hen heeft God geen welbehagen gehad / Luc. 13,1-9 Als gij niet tot bekering komt zult ge allen op dezelfde wijze omkomen


De liturgische teksten van deze 3de zondag van de Veertigdagentijd tonen ons enerzijds het sterke verlangen van God om zijn mensen te redden. Anderzijds steekt er ook de dringende vermaning in om in dat plan van God in te treden.

Er is voor ons vooral één groot probleem, één grote vraag: voelen wij aan dat wij eigenlijk wel nood hebben aan redding? Misschien zien we wél in onze wereld dat er heel wat verkeerd loopt, maar toch niet in ons eigen leven! We moeten dan wel eens luisteren naar wat God ons door de lezingen van vandaag duidelijk wil maken.

Zeer sterk is het verhaal over Gods voornemen om zijn volk ter hulp te komen. Ik ben er om mijn volk te redden, klinkt het in het verhaal van de brandende doornstruik. Het volk zat in een vernederende en zware slavernij. Mozes zal wel wat last ondervinden om farao te overtuigen tot toegevingen en om het volk te laten vertrekken; en later zal Mozes ook alle moeite hebben om het volk verder mee te krijgen op de lastige tocht naar het beloofde land.

Is het voor ons altijd eenvoudig om de vrij lastige weg te gaan naar de bevrijding. De weg naar het echte geluk die God ons toont doorheen de Schrift, doorheen wat de kerk ons aanwijst en wat God ons doet begrijpen in de stilte van ons hart. Voelen wij ons aangesproken door God, of blijven die woorden die op ons afkomen als woorden die ons niet interesseren, die niet te maken hebben met ons leven. Wanneer God ons in deze Veertigdagentijd zo indringend zijn verlangen duidelijk maakt om ons te redden, zouden wij toch enige bereidheid moeten tonen om in te gaan op dat liefdevol plan.

We mogen ons leven niet zo invullen dat we gaan gelijken op die vijgenboom die maar geen vrucht draagt. Ons leven draagt maar vrucht voor God, wanneer we ons inpassen in zijn plan over ons leven. Dat is geen plan dat als een zware last is op ons leven drukt;  het is een plan van heil, een weg naar het echte geluk.

Wat we eerst en vooral moeten doen is: God vertrouwen, geloven dat Hij het goed met ons voorheeft en dus niet zelf voor God gaan spelen, zelfs gaan bepalen wat goed of slecht is, maar luisteren naar wat God bedoelt. Hij heeft geen plan van onheil maar een plan van heil met ons voor, het openbloeien van ons leven.

Naast dat vertrouwen en onze dankbaarheid tegenover God vraagt Hij ons ook dat wij op Hem gelijken als zijn kinderen. Dat heeft vooral déze consequentie dat wij zoals Hij houden van zijn andere kinderen, onze medemensen. Hoe we dat in praktijk moeten brengen zal afhangen van de situatie van ieder van ons, maar het vraagt toch dat we zoeken naar wegen om onze medemensen gelukkig te maken. Acties zoals Broederlijk Delen en allerlei betrouwbare acties voor behoeftige mensen of vluchtelingen liggen zeker in de richting van Gods bedoeling. Wij mogen zijn vader- of moederarmen zijn waarmee hij mensen met zijn zorg omgeeft. Wat een heerlijke roeping om Gods zorgende liefde tastbaar te mogen maken in ons gezin en daarbuiten.

Laat ons in deze vastentijd aan God bekennen dat we vaak niet leven met Hem voor ogen en dat we ook niet altijd voldoende gestalte geven aan zijn liefde voor de mensen op onze weg. Gelukkig heeft God geduld met ons en deze vastentijd is daar een teken van, een kans om ons te herpakken en de weg naar het echte geluk met meer vastberadenheid in te slaan. (Ben Van Vossel 2016)



NAAR INHOUD        NAAR TOP

Jaar C Vasten 2 (21/02/2016)

Genesis 15,5-12.17-18 God sluit verbond met Abraham / Ps. 27,1,7-8a.8b-9abc,13-14 De Heer is mijn licht en mijn leidsman / Filip.3,17-4,1 Ons vaderland is in de hemel, daarom: stand houden! / Lucas 9,28b-36 Dit is mijn Zoon, de uitverkorene, luistert naar Hem


Vorige zondag troffen we Jezus aan in de woestijn waar Hij, op een ogenblik dat zijn lichaam verzwakt was maar zijn geest op scherp stond. Hij weerstaat aan de verzoeking om alleen maar aandacht te hebben voor materiële noden; Hij weerstaat ook aan de verzoeking om andere goden te aanbidden of om God voor zijn kar te spannen en dan succes te hebben bij de mensen. Jezus weerstaat aan al die verzoekingen omdat zijn hart vol vertrouwen gekozen heeft voor God, voor de Vader die Hem gezonden heeft.

Die keuze voor God, die tevens een keuze is voor het heil van de mensen, heeft eveneens deze tweede zondag van de Vasten ingekleurd, zodanig zelfs dat Paulus ons vandaag toeroept: ons vaderland is in de hemel! Hoe kan de kerk ons zo’n ouderwetse uitspraak vandaag nog voor ogen brengen? Het is toch goed hier op aarde, er is toch eten en drinken genoeg (wel spijtig dat het niet altijd daar is waar het echt nodig is). Wij hebben het toch goed? We hebben onze familie en vrienden, we hebben onze televisie en oneindig veel ontspanningsmogelijkheden.  Toegegeven, je kan dat natuurlijk niet gaan vertellen aan de miljoenen vluchtelingen uit Syrië, Irak, Afghanistan…  Dat werpt wel wat schaduw aan onze zelfgenoegzaamheid.

Trouwens, zelfs als je het goed hebt hier, ga je soms toch wel eens even nadenken over je leven, en over hoe het er in de wereld aan toegaat. Je beseft dan dat je hier niet eeuwig rondloopt, dat ook je dierbaren niet altijd tot je gezelschap zullen behoren… Kortom, het betrekkelijke van ons aardse bestaan kan ons af en toe uitnodigen om de het Blijde Nieuws dat het evangelie is tot ons te laten doorklinken. Wat is dat Blij Nieuws is?

Je bent door God bemind en Hij heeft voor jou een toekomst die verder reikt dan dit aardse bestaan, ja, verder dan het moment van ons sterven. Die toekomst is de moeite waard om er wat aandacht aan te besteden. Het vraagt bovendien een daad van vertrouwen, vertrouwen op God, op zijn liefde en zijn trouw. Abraham, waarover de eerste lezing ging,  heeft ook moeten vertrouwen op God en zijn belofte. Hij kreeg wel een teken, maar als wij bewust zouden leven al gelovigen, zullen wij bemerken dat God ook aan ons tekenen geeft, dat Hij ons nabij is en te vertrouwen is.

Jezus en de apostelen kregen zo’n teken in de Gedaanteverandering.  Inderdaad, maar daarna hebben zij daar moeten van leven in het gewone leven van elke dag, zonder veel speciale tekenen. Petrus vraagt om op die berg van de gedaanteverandering te blijven, hij wil er zelfs drie tenten oprichten. Hij wist echter niet wat Hij daar vroeg en bij het afdalen van de berg, wil hij Jezus zelfs afhouden van zijn tocht naar Jeruzalem waar Hij zal verworpen worden en gedood.

Dit alles heeft voor ons een diepgaande betekenis. Wij zullen maar kunnen weerstaan aan alle verzoekingen waaraan we bloot staan in deze wereld, als ons hart bij God is, als we beseffen dat ons vaderland inderdaad in de hemel is. Ik weet wel dat we soms wat al te vlug spreken over  God en de hemel terwijl God ons juist zendt om hier op aarde te leven en hier het evangelie te beleven; toch is het nodig dat we als christenen ook fundamenteel vanuit de realiteit van de toekomst leven, vanuit de geestelijke ij Jezus ook afhouden van zi

werkelijkheid. Dat maakt ons niet tot wereldvreemden, maar het doet ons midden deze wereld leven vanuit de diepste werkelijkheid, vanuit Gods zicht op de realiteit.

Wij zijn gezonden om deze wereld te boetseren naar Gods droom, ook de kleine wereld van ons gezin en onze omgeving. Daarvoor moeten we in het luisteren naar Gods Woord en in het samen vieren van Jezus’ dood en verrijzenis rusten aan Gods hart dat klopt voor zijn mensen. Zo gaan we, zoals Jezus, leven vanuit het diepe vertrouwen in Gods eeuwige liefde. (ben van vossel 2016)


NAAR INHOUD        NAAR TOP


Vasten 1 (14/02/2016)

De juiste keuze maken

Deut.26,4-10 geroepen en verhoord / Ps.91,1-2.10-11.12-13;14-15 Sta mij bij, Heer, in iedere nood / Rom.10,8-13 Geloven en belijden / Niet van brood alleen leeft de mens maar van ieder woord dat uit de mond van God voortkomt / Lc.4,1-13 Verzoeking


Je zou de bekoringen van Jezus in de woestijn kunnen samenvatten in drie woorden: voldoen aan stoffelijke verlangens, voldoen aan het verlangen naar bezit en macht, voldoen aan je hoogmoed. Maar evenzeer is er in dit gebeuren, zoals Lucas het verhaalt, iets terug te vinden van het spijtigste dat een mens kan doen: God gebruiken in jouw dienst, het geschapene aanbidden in plaats van God, God opzij zetten voor iets in zijn schepping…

Jezus wordt staat als mens voor de radicale keuze: God op de eerste plaats stellen of iets anders. Dat andere omvat: de louter menselijke verlangens, goddelijke macht aanwenden om applaus te krijgen op alle banken, maar ondertussen te verzaken aan de opdracht om Gods koninkrijk te stichten… Ofwel in alles de wil doen van de Vader. Wij weten welke keuze Jezus gemaakt heeft.

Wij moeten Hem danken dat Hij door die keuze ons allen meegetrokken heeft op de weg naar het heil. Daarom is er Paulus zoveel aan gelegen dat we Jezus zouden aannemen als onze Heer en Redder en van dat geloof ook echt te getuigen: geloven, belijden en er naar leven.

Het is veel gevraagd.

Het is zo aanlokkelijk om onze zekerheid te zoeken in materieel bezit of in succes bij de mensen. Het is zo verlokkelijk om onze materiële verlangens zo vlug mogelijk te voldoen. Het is zo verlokkelijk om onszelf op de voorgrond te stellen…

Ja, het is zo verlokkelijk. Maar gelukkig is er in ons iets dat ons laat aanvoelen hoe kortstondig, hoe voorbijgaand en hoe betrekkelijk dat alles is.

De veertigdagentijd is een tijd van genade die we niet mogen voorbij laten gaan. Wij moeten de gelegenheid aanwenden om wat los te komen van wat oppervlakkig en voorbijgaand is. Dit zal ons helpen om met meer overtuiging te gaan leven vanuit ons geloof. Ons geloof zegt ons dat God liefde is en ons roept om het blijvende geluk te zoeken waar Hij alleen het geheim van heeft. De vastentijd wil ons helpen om te leven vanuit de woorden die Jezus gezaaid heeft en die de Kerk ons heeft overgeleverd. Luisteren wij naar Jezus : De mens leeft niet van brood alleen, niet alleen van materiële genoegens en materieel bezit. De Heer uw God zult gij aanbidden en Hem alleen dienen. Gij zult de Heer, uw God, niet op de proef stellen, Hem niet gebruiken voor uw eigen verlangens en menselijke plannen. Op deze eerste zondag van de Veertigdagentijd worden wij uitgenodigd om ons af te keren van doodlopende levenskeuzen en om de juiste fundamenten te leggen voor een leven met toekomst. (Ben Van Vossel 2016)


NAAR INHOUD        NAAR TOP


ASWOENSDAG

Korte bezinning: Aswoensdag is een dag en de vasten is een tijd om ons leven op de weegschaal te leggen, om ons af te vragen waar we goed en ook vooral waar we slecht bezig zijn. Waar we te veel aan vasthangen, aan verslingerd zijn en waar we nog te weinig ‘met God voor ogen’ leven.. Met God voor ogen! Niet een god die alles goed  vindt en ons maar voort laat modderen, niet een god die streng en onverbiddelijk vooral let waar we minder goed handelen… Nee, een barmhartige God die altijd gereed is zich over ons te ontfermen, maar die ons ook voortdurend de weg naar het leven wijst. Daarom moeten wij met onszelf ook wat compassie tonen en ons afvragen waar we op een verkeerd spoor zitten, waar we al te zeer vastzitten aan het al te materiële, en waar we ons meer zouden moeten toeleggen op de weg die Jezus ons gewezen heeft: een weg van nederigheid, een weg van aandacht voor onze medemens, een weg van nauwer letten op het woord van de Heer en tijd maken voor de Heer… Aswoensdag en de Veertigdaagse zijn gelegenheden om te groeien in toewijding aan God, in toewijding aan onze medemensen zodat we tegelijkertijd leven in de richting van Gods droom over ons leven. (Ben Van Vossel 2016)



NAAR INHOUD        NAAR TOP


Jaar C Zondag 05 (7/02/2016)

Vaar naar het diepe met vertrouwen

Jes. 6,1-2a.3-8 Hier ben ik, zend mij / Psalm 138 Ik zing voor U en alle hemelmachten / 1 Kor. 15,1-11 dàt verkondigen wij en dàt hebt gij geloofd / Lucas 5,1-11 Vaar naar het diepe en gooi daar uw netten uit


Vroeger werden jonge mensen soms uitgenodigd om niet oppervlakkig te leven, zich niet door allerlei zogenaamde leiders en valse profeten te laten meeslepen, maar zelfstandig alles te bekijken en te oordelen. Men gebruikte dan wel eens het woord van Jezus tot Simon-Petrus: “Vaar nu naar het diepe”. Misschien hebt u dat woord ooit in het latijn gehoord: duc in altum. Blijf niet aan de rand staan, steek in volle zee, vaar naar het diepe. Dat woord is ook tot ons gericht.


Vorige zondagen hebben we Jezus ontmoet te Nazaret. Hij las er voor uit Jesaja, dat Gods Geest Hem aangeraakt had om het Blijde Nieuws te brengen aan de armen, een jaar van genade af te kondigen voor blinden, gevangenen, kortom voor iedereen die behoefte heeft aan bevrijding,, licht, uitzicht. Omdat de mensen van Nazaret niet konden aannemen dat iemand uit hun midden zulke zending had ontvangen, wilden ze Jezus niet erkennen als Heiland, door God gezonden…

Vandaag zitten we bij Petrus in de boot, op de eerste rij en we zien de apostelen en de mensen aandachtig luisteren …  Tot het einde.  Maar dan vraagt Jezus toch van die doorwinterde vissers: opnieuw de netten uitwerpen. Dit is een belangrijk moment. Gaan ze gehoor geven aan die Jezus of laten ze zich niet overhalen om iets te doen wat hen niet al te redelijk toeschijnt.

Maar de toespraak van Jezus, zijn onderricht aan de menigte heeft diepe indruk gemaakt. En zo kan Petrus zeggen: “Ik zie niet in dat het veel zin heeft, maar op uw woord zal ik de netten uitgooien.” Het resultaat is zo overweldigend dat Petrus aanvoelt dat hij hier voor iets heiligs staat en hij voelt zich een zondig mens.  Dat maakt op Jezus gewoon deze indruk: “Hier knielt een mens die erkent dat hij beperkt is en nood heeft aan verlossing. Maar met zulke mensen kan Ik juist grote dingen doen.” Je kan hierin zelfs iets beluisteren van wat Maria zingt in haar Magnificat: Hij heeft neergezien op de kleinheid van zijn dienstmeisje en Hij heeft grote dingen aan mij gedaan. Heilig is zijn Naam.”

Minstens twee zaken kunnen we vanuit ons verblijf aan het meer van Galilea met ons meedragen. De nederigheid, het erkennen van onze beperktheid, onze zondigheid, ons beneden de maat blijven, ja het erkennen dat we ‘maar’ mensen zijn. En een tweede zaak die daarmee samenhangt: het vertrouwen schenken aan God.

Als u me zou vragen om dat concreet te maken, zou ik verwijzen naar de toestand van de Kerk hier bij ons en onze reactie daarop. We stellen dan vast dat de Kerk echt niet op het hoogtepunt staat van haar invloed en sympathie bij de publieke opinie. Integendeel. Dat zou ons kunnen ontmoedigen. Maar is dat wel nodig. We zien Petrus daarop zijn knieën vallen en zijn kleinheid erkennen, juist zoals Maria dat deed. Maar zoals Maria Gods woord aan zich liet geschieden en zoals Petrus dan toch de netten opnieuw uitgooit, zo moeten wij ook erkennen dat we met onze beperkte krachten en onze zondigheid (onze hoogmoed, ons gebrek aan heiligheid) de zaken niet kunnen keren. Met andere woorden: wij moeten ons bekeren van onze halfheid, onze lauwheid en ons met vertrouwen keren naar Jezus.

Dit gaat over onze houding als kerkgemeenschap. Neerslachtigheid en zeuren over hoe slecht het er allemaal aan toegaat dient tot niets. Bekering en vertrouwen.

Maar dit mogen we ook beleven in ons eigen leven, in ons eigen gezin, bij de opvoeding van de kinderen en in ons leven in de maatschappij. Erkennen dat we het niet allemaal alleen kunnen en met vertrouwen luisteren en doen wat de Heer van ons vraagt. Het is het geheim van een leven dat waardevol is in de ogen van God.

Vaar met vertrouwen naar het diepe, met erkenning van onze menselijke beperktheid. (Ben Van Vossel 2016)


NAAR INHOUD        NAAR TOP


Jaar C zondag 4 door het Jaar (31/01/2016)

Durven getuigen … maar met liefde

Jer. 1, 4-5.17-19 Tot profeet voor de volken heb ik u bestemd / Ps 71, 1-2; 3-4a, 5-6ab, 15ab en 17 Mijn tong zal uw rechtvaardigheid prijzen / 1 Kor. 12,31-13,13 De liefde: Een weg verheven boven alles / Lk 4, 21-30 Is dat niet de zoon van Jozef? Geneesheer, genees uzelf


(enige gedachten)

Een profeet heeft het niet altijd gemakkelijk. Een profeet moet immers aan mensen duidelijk maken wat God van hen verwacht, hij moet hen bv. zeggen wat God niet kan goedkeuren in hun gedrag. Kortom, zaken die mensen niet graag horen. Hij heeft dus nogal eens kritiek op hun levenswijze. Dit brengt mee dat hij soms schrik heeft voor de reactie van de mensen op wat hij moet zeggen, en toch mag hij niet achteruit treden en zijn woorden terugtrekken. Hij is immers door God gezonden en mòet zeggen wat God hem heeft opgedragen. Jeremia krijgt vandaag van God te horen: “Omgord uw lenden; sta op en zeg tot het volk alles wat Ik u opdraag. Laat u door hen niet afschrikken of Ikzelf jaag u schrik aan.” Jeremia is niet achteruit geweken; hij heeft zijn taak als profeet ten einde toe volbracht. Onder meer wat dàt betreft is hij een voorafbeelding van Jezus.


Jezus staat vandaag immers ook voor een grote uitdaging. De mensen van Nazaret kennen hem nog als zoon van Jozef, zoon van de timmerman … en niets méér. Zij zien Hem helemaal niet als profeet. Jezus moet hen dus wel de les spellen; Hij wijst er op dat heel wat profeten niet gezonden werden tot hun eigen volk, en door hun eigen mensen ook niet erkend werden als profeet. De mensen van Nazaret zien Jezus te menselijk. De les die Jezus hen geeft is zó duidelijk dat ze Hem naar het leven staan. Voor wie houdt Hij zich wel! Maar voor zijn majesteit en gezag wijken ze uiteindelijk terug. Jezus zal dan verder trekken en in vele andere dorpen het woord van het koninkrijk verkondigen.


Door het voorbeeld van Jeremia en van Jezus moeten wij ook onszelf aangesproken voelen.

Het is voor ons zelfs niet voldoende Jezus te erkennen als profeet, als gezant van God, als Messias. Maar zoals tot Jeremia en tot Jezus is Gods woord ook tot ons gericht: het moet wortel schieten in ons leven en ons leven moet ervan getuigen. Ons leven moet uitgetekend en ingevuld worden vanuit ons geloof, en vanuit de hoop op de heerlijkheid, want daartoe zijn wij geroepen. Welnu, zo zegt Paulus ons vandaag, het sterkste getuigenis is en blijft de liefde. Geloof en hoop zullen voorbijgaan, omdat we ze in de heerlijkheid van God niet meer nodig hebben daar wij zullen aanschouwen waar geloof en hoop op gericht waren. Maar de liefde zal blijven, eeuwig.


De liefde, die vandaag door Paulus zo mooi bezongen wordt, moet onze woorden en onze daden beheersen. Steeds opnieuw moeten wij ons afvragen: was ik in de liefde? En ondanks de mening van velen en ondanks de heersende opvattingen zullen wij als christenen vanuit de liefde moeten leven, vanuit wat God van ons verwacht. Soms schamen wij ons misschien voor wat we vanuit ons geloof moeten doen, soms worden we voor ouderwets uitgemaakt door eigen omgeving of door allerlei media… Wij worden dan ook bekoord om ons gedeisd te houden, onze overtuiging weg te moffelen en mee te zingen in het koor van het ongeloof.

Maar ondanks onze zending om te getuigen van ons geloof en onze toekomstvisie, blijft het gebod van de liefde overeind staan en moet zij al onze contacten en ons gedrag doordesemen, ook onze contacten met andersdenkenden. Dat getuigenis is een blijvende opdracht voor ons allen die door de Heer gezonden zijn sedert ons doopsel en ons vormsel.


NAAR INHOUD        NAAR TOP


JAAR C Zondag 3 (24/01/2016)

Goed Nieuws brengen in woord en daad

Nehemia 8,1-4a.5-6.8-10 Voorlezing van de Wet / Ps. 19,8,9,10,15 Uw woorden, Heer, zijn geest en leven / 1Kor. 12,12-30 Allen lid van Christus’ lichaam / ALLELUIA. De Heer heeft Mij gezonden om aan armen de Blijde Boodschap te brengen, aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken (Lc., 4, 18-19) / Lukas 1,1-4; 4,14-21 Het Blijde Nieuws verkondigd


Als een of andere regering of politieke partij kort voor de verkiezingen of bij de vorming van een nieuwe regering allerlei financiële voordelen of broodnodige infrastructuurwerken aankondigt kan dat wel hoopvol overkomen, maar toch zien de mensen dan uit naar de daadwerkelijke  verwezenlijking van die beloften. Eerst zien en dan geloven.

Toch zijn die beloften belangrijk, is een regeerprogramma noodzakelijk: je weet dan wat men van plan is en je kan aan de verwezenlijking de betrouwbaarheid van al die beloften toetsen.

In de eerste lezing zagen we hoe de Israëlieten de Wet van Mozes horen voorlezen. Het zijn allerlei voorschriften vanwege God en als ze die onderhouden zal God ook voor hen zorg dragen.

In het evangelie horen wij wat Jezus voor de mensen wil zijn, wie Hij moet zijn vanwege God, zijn Vader: “Aan armen het Goede Nieuws verkondigen, aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden dat zij zullen zien: om verdrukten te laten gaan in vrijheid, om een genadejaar af te kondigen van de Heer.”

Dat is Jezus’ regeerprogramma: Het Blijde Nieuws verkondigen aan de armen, aan hen die geen hoge rang bekleden en geen toegang hebben tot allerlei informatie; blij nieuws dat ook zij kinderen van de Vader zijn en dat God ook voor hen een plan van heil heeft, al kunnen zijn niet heel die ingewikkelde Wet onderhouden. Aan gevangenen, aan verslaafden, aan mensen die in duisternis leven, aan verdrukten en achteruit gestelden wil Jezus bevrijding brengen en diepe vrede… Blinden wil Hij laten zien, Hij wil de echte waarheid omtrent God en omtrent Gods verlangen bekend maken. Kortom, een jaar van genade, een jaar van verzoening en openbloeien van Gods barmhartigheid wil Hij afkondigen.

Dat programma zal Jezus ook invullen met daden. Mensen krijgen de kans om in te treden in dat Blijde Nieuws, om zich te laten bevrijden uit zonde en allerlei kwalen, om tot het licht te komen, om Gods barmhartigheid over zich te laten komen door berouw…

Dit programma en de invulling ervan houden niet op bij Jezus. De Jezusgemeenschap, de Kerk moet dit programma verder verkondigen en moet het ook realiseren. En zegt Paulus in zijn brief aan de Korintische christenen: jullie vormen samen Christus’ lichaam. In dat lichaam heeft ieder zijn eigen inbreng, een inbreng die belangrijk is. Niemand kan gemist worden, niemand moet de opdracht van zichzelf en van ieder ander voor minderwaardig

Zo is ieder van ons er mee verantwoordelijk voor dat ook in onze tijd de mensen de Blijde Nieuws vernemen en dat ze ook zien dat het heil dat verkondigd wordt ook beleefd wordt. Dit sluit goed aan bij de Boodschap van dit jaar van de barmhartigheid. Ieder van ons wordt opgeroepen om te groeien in barmhartigheid, hulp aan mensen in nood, verdraagzaamheid en vergevings-gezindheid, verzoening. Wij bidden dat christenen onder elkaar, in de eigen kerkgemeenschap en tegenover andere christelijke groepen die verdraagzaamheid en vergevingsgezindheid zouden beleven en zo een voorbeeld worden voor de rest van de wereld.

 Wij beseffen natuurlijk dat dit niet enkel mensenwerk zal zijn en daarom zullen wij met zijn allen moeten blijven bidden opdat Jezus droom van een jaar van genade zou verwezenlijkt worden. (Ben Van Vossel 2016)


NAAR INHOUD        NAAR TOP


JAAR C Zondag 2 (17/01/2016)

God in ons leven

Jes. 62,1-5 God zal zich in u verheugen / Ps. 96 Meldt aan de naties Gods wondere daden / 1 Kor. 12,4-11 Geestelijke gaven / Joh. 1,1-12 Wijnwonder te Kana

Van een echt gelovig mens wordt verwacht dat hij een persoonlijke relatie heeft met God. Geen relatie als met een strenge gezagsdrager, maar een relatie – zoals Jezus het ons leerde - een relatie als een kind met zijn papa of mama. Is dat mogelijk? Is ons geloof zo sterk vergroeid met ons leven dat wij ons in heel wat omstandigheden, ook heel gewone omstandigheden ons gesteld voelen tegenover God? Dat we met Hem spreken over alles wat ons leven aanbelangt? Is dat mogelijk? Is dat niet teveel gevraagd van ons, eenvoudige gelovigen die we zijn? We moeten eens luisteren naar wat de profeet Jesaja vandaag zegt. Wel beziet hij al die vragen vanuit God.


Misschien zijn wij niet altijd blij met God. Zeker als wij Hem zien als oorzaak van oorlog, van ziekte, van vervolging. Vraag is natuurlijk of we het dan over God hebben of over een beeld van God dat mensen zelf maken. In ieder geval, zegt Jesaja, God is blij met ons; Hij jubelt om ons. Hij is blij met zijn volk. Je kan dan misschien afvragen welke waarde wij voor God dan wel kunnen hebben, terwijl wij Hem toch zo vaak de rug toekeren, twijfelen of Hij überhaupt wel bestaat, of Hem van alles en nog wat betichten… Hij houdt van ons. Hij is blij met ons…

Als wij ons dan openstellen voor Hem, Hem betrekken bij ons leven. Dan gaan we ervaren dat Hij inderdaad is Wie Hij zegt dat Hij zal zijn voor zijn volk: redder, schenker van diepe vrede en vreugde. Maar ons geloof moet sterk genoeg zijn. Wij moeten God echt ons leven laten binnentreden.

Met Hem spreken over de alledaagse dingen. Maria gaat ons daarin voor waar ze vandaag aan Jezus gewoon meedeelt: ze hebben geen wijn meer. Ze brengt dat gewoon menselijke probleem – niet eens haar persoonlijk probleem – naar Jezus. Zouden wij dat ook niet wat meer mogen doen. God is toch niet die verre onpersoonlijke God die we ergens ver weg projecteren. Hij wil bij zijn mensen zijn. Misschien moeten we daarbij ook eens zien hoe Maria, als gewone vrouw, haar rol speelt van iemand die een menselijk probleem opmerkt en er probeert iets aan te doen. Is dat een typisch vrouwelijk kenmerk om de sfeer aan te voelen in een gezelschap?

Overigens, zo zegt Paulus in zijn brief aan de Korintiërs: er zijn veel verschillende gaven en diensten. En in feite mogen wij de verlengde arm van God zijn. Maar we moeten die gaven en talenten en ook de geestelijke gaven gebruiken. We moeten ons daar niet op beroepen, tenslotte is God de gever van al die goede gaven en is het de Heilige Geest die de gelovigen en de gemeenschappen daar ook mee toerust. Met allerlei gaven en diensten, ook met geestelijke gaven waarvan Paulus er enige opsomt.

Wanneer wij ons dan afvragen hoe het dan komt dat er zo weinig te zien is van wat God doet, dan zal een reden wel zijn dat we zulke slechte ogen hebben om het te zien. En een andere reden, die daar nauw mee samenhangt, is ongetwijfeld omdat we te weinig echt met God op weg gaan. Zo snijden we Hem voor een stuk de handen af, die Hij nodig wou hebben om zijn werk te doen in deze wereld. Waar er mensen zich openstellen voor God, waar ze meer met Hem op weg gaan in het leven, waar ze zichzelf ter beschikking stellen daar is ook heel wat meer te zien van wat God bedoelt en wat Hij bewerkt.

Laten wij vanuit dit samenzijn rond de Heer het besluit nemen om meer bewust God te betrekken in ons leven en bij de problemen van onszelf en anderen, laten wij onszelf dan ook ter beschikking stellen van God om zijn werk in deze wereld zichtbaar en tastbaar te maken. Zo kan Hij volop aan het werk gaan, waar mensen Hem echt bij alles betrekken. (Ben Van Vossel 2016)


NAAR INHOUD        NAAR TOP


C Doop van Jezus 10/01/2016

Onder de heerschappij van Jezus

Jes. 42,1-4.6-7 Dit is mijn Dienaar, mijn uitverkorene / Psalm 29 (28) God zegent zijn volk met vrede / Hand. 10,34-38 Zijn optreden begon na het doopsel dat Johannes predikte / Lk. 15-16.21-22 Gij zijt mijn Zoon, de welbeminde, in U heb ik mijn behagen gesteld.

 

In de eerste lezing is de profeet Jesaja aan het woord. Hij heeft het over de Dienaar van Jahwe, de dienaar van God. Die uitverkoren dienaar van God zal gerechtigheid brengen op aarde, zodat het goede er tot volle bloei komt. Hij wordt een teken van het verbond van God, tot een licht voor alle volkeren: Hij zal blinden de ogen openen, mensen die vastzitten in duisternis zal Hij bevrijden… De profeet Jesaja speelt hier echt voor vijfde  evangelist, omdat zjn woorden zo van toepassing zijn op Jezus.

Psalm 29,, de tussenzang vergelijkt het spreken van God met de donder tijdens een onweer; maar heel wat verblijdender en onthullender klinken de woorden van de Vader in het evangelie volgens Lucas: “Gij zijt mijn Zoon, de welbeminde, in U heb Ik mijn behagen gesteld."

Het is de overtuiging van de eerste christenen en de kern van ons geloof: in Jezus heeft Gods liefde zich ten volle geopenbaard, zich volledig doen kennen. Want Jezus zal alles wat de mensheid van God gescheiden houdt opentrekken. De wereld wordt opnieuw tot bevrijd gebied, tot het gebied van God. Dat verkondigt ook Petrus wanneer hij het heeft over Jezus: Deze is de Heer van allen !  En hij toont aan dat God echt wel met Jezus was zoals die al weldoende rondging en mensen bevrijdde uit het duister van de zonde; de breuk tussen mens en God werd door Jezus overbrugd.

Maar het evangelie brengt ons het onverwachte en onthullende woord omtrent Jezus: “Gij zijt mijn Zoon, de welbeminde, in U heb Ik mijn behagen gesteld.". Welnu, wat de lezingen ons op dit Feest van Jezus’ doopsel in de Jordaan duidelijk maken, moet ook zijn volle invloed hebben op ons leven.

Ook in ons leven moet werkelijkheid worden dat Jezus Heer is, dat ons leven door Hem geleid mag worden. Wij moeten tot Hem gaan om ons leven te laten vernieuwen, wij mogen ons onderdompelen in de barmhartige liefde van de Vader, met al ons kwaad en onvolmaaktheid. . Jezus is in de Jordaan gaan staan als grote zondaar, met alle schuld van de mensheid op zijn rug; opdat wij gereinigd zouden worden en opdat over ieder van ons zou kunnen gezegd worden door God: Dit is mijn welbeminde dochter, dit is mijn welbeminde zoon in wie ik  behagen heb.

Dit zijn geen loze woorden vanwege God en het mogen ook van onze kant geen lege woorden blijven. Wij moeten vandaag beslissen dat wij ons leven onder de heerschappij van Jezus stellen, wij willen vandaag beslissen dat wij ons leven door Hem willen laten leiden. Wij mogen geloven dat als ons leven bevrijd gebied wordt, gebied waar Jezus de baas mag zijn, dat dit ook van invloed is op de rest van de wereld.  In ons doen en laten, in ons bezig zijn en rusten wordt ons leven vruchtbaar en lichtgevend; wanneer wij gekozen hebben om Jezus Heer te laten zijn in ons leven. Want als Jezus in ons leven vaste voet krijgt, straalt dat ook uit in onze omgeving, heeft dat een heilzame geestelijke invloed ook al is dat niet altijd direct te constateren.

Laten wij vandaag opnieuw en bewust kiezen om Jezus Heer van ons leven te laten zijn, zoals kinderen van de Vader betaamt en om ons eigen leven en dat van veel anderen een toekomst te geven die beantwoordt aan Gods verlangen. (Ben Van Vossel 2016)


NAAR INHOUD        NAAR TOP




Jaar C Feest vd H. Familie 27/12/2015

God in het centrum

1 Sam 1,20-28 Samuël in dienst van de Heer gesteld / Ps 84 Gelukkig zij die wonen in uw Huis, o Heer / 1 Joh 3,1-2.21-24 Wij worden kinderen van God genoemd en we zijn het ook / Alleluia. Open ons hart, Heer, opdat wij de woorden van uw Zoon begrijpen  / Luc. 2,41-52 Wist ge niet dat ik in het huis van mijn Vader moest zijn?


Hannah en Elkana staan hun kleine zoontje, Samuël, af als kleine dienaar in de tempel van God. Hij zal een groot profeet worden die het volk zal helpen de weg van God te gaan.

In het evangelie zien we de jonge Jezus, die als Zoon van de Wet ook het teken stelt dat, hoe goed zijn ouders ook voor hem zorgen, Hij zich op de eerste plaats in dienst van God wil stellen. En in de eerste brief van Johannes gaat het over ons: hij zegt nadrukkelijk dat wij allen kinderen van God zijn, Gods grote familie van mensen die “van harte geloven in Gods Zoon, Jezus Christus en elkaar liefhebben zoals Hij ons heeft opgedragen.” (1 Joh 3)

Vanuit deze lezingen komt duidelijk naar voor dat wij op de eerste plaats tegenover God gesteld worden: wij zijn zijn volk, zijn mensen, zijn gezin. En naar Hem zullen we op de eerste plaats moeten luisteren. Daarin ligt de zin van ons leven. Hanna en Elkana, diepgelovige ouders wijden hun zoontje, waar ze zo naar hebben uitgezien, toe aan God. En Hij zal op zijn beurt zich op de eerste plaats toewijden aan God en zijn dienst aan het volk van God. In grote eensgezindheid hebben Hanna en Elkana daar voor gekozen. God eerst!.

Bij die fundamentele keuze sluit het gedrag van de jonge Jezus nauw aan. Hij wordt 12 jaar. Dan werd een jonge Jood, zoon van de Wet. Hij kon nu zelf kiezen voor God en voor wat God verlangde. Hij werd nu verantwoordelijk voor zijn eigen daden. En Jezus maakt ook aan zijn ouders duidelijk dat Hij op de eerste plaats te maken heeft met God. Dit sluit helemaal niet uit wat daarna geschreven staat bij Lucas: Jezus staat op uit het groepje jongens en leraars en ging gehoorzaam mee met zijn ouders naar Nazaret en Hij was hen onderdanig. Zo wilde het de Wet van God. Maar de juiste rangorde was vastgesteld: God op de eerste plaats! Luisteren naar wat God verlangt.

God heeft mensen aan elkaar toevertrouwd in het gezin. Zij moeten er zijn voor elkaar, voor het geluk en de ontplooiing van elkaar in goede en moeilijke dagen. Zij moeten op elkaar afgestemd zijn in verantwoordelijkheid voor elkaar als echtgenoten en ouders, in tedere liefde en trouw. Dat is immers de opdracht die God aan hen heeft toevertrouwd. Zij zouden zich op de eerste plaats moeten gesteld weten tegenover God. Hij heeft hen immers die taak toevertrouwd om als ouder of als kind er te zijn voor elkaar. Als zij zich vaak naar God keren, in persoonlijk gebed, in gezinsgebed … zullen zij ook de kracht vinden om een goed kind, een goede echtgenoot, een goede vader of moeder te zijn en om ook in dagen van beproeving toch het hoofd boven water te houden.

Soms moeten we immers kunnen berusten in onze onmacht; moeten we God vragen om ons te hulp te komen. Omdat we het alleen niet meer aankunnen, zelfs niet met allerlei menselijke bijstand. Wanneer we de gewoonte hebben om God als de Heer te zien in ons gezin, dan mogen wij ook in allerlei omstandigheden beroep doen op Hem. Hij wil ons door elke storm loodsen, zoals Jezus het bootje met de bange leerlingen door de storm loodste. ‘Op God vertrouwd … is op rots gebouwd!’

Laten wij dus als zoon of dochter, als broer of zus, als vader of moeder, als gezin of familie  luisteren naar de Heer die ons de verantwoordelijkheid voor elkaar heeft toevertrouwd en gaan we vaak naar Hem, die ons die kleine Jezusgemeenschap heeft toevertrouwd om, met Hem in het centrum, elkaar tot steun te zijn en zo tot licht voor onze samenleving. (Ben Van Vossel 2015)


NAAR INHOUD        NAAR TOP


Kerstnacht 2015

Gods plan van heil

Uit de Liturgie: Jesaja 9,1-6 Een Kind is ons geboren / Tsszang PS. 96 (95) Heden is ons een Redder geboren, Christus de Heer / Tit. 2,11-14 De genade van God is op aarde verschenen / Alleluia, Ik verkondig u een vreugdevolle boodschap: heden is een Redder geboren, Christus de Heer / Lc. 2,1-14 De geboorte van Jezus.


Als christenen wensen wij elkaar ‘Zalige Kerstdag”. Kerstmis is een feestelijke herdenking van de Geboorte van Jezus. Gods liefde is ons verschenen in de persoon van Jezus Christus, zo’n goede 2000 jaar geleden. Door zijn leven, tot en met de vernederende kruisdood en zijn glorievolle verrijzenis, is Jezus voor alle mensen de Herder geworden die ons kan thuisbrengen in de liefde van God. Jezus is de ware weg naar het echte leven. Omwille van onze eigen beperktheid en zondigheid hadden wij nood aan die reddende invloed van Jezus. Daarom vieren wij Kerstmis met grote dankbaarheid omdat God ons, mensen, zozeer heeft liefgehad dat Hij zijn enige Zoon heeft gezonden om ons te redden, ons op te tillen en thuis te brengen.

Wat de evangelist Lucas ons verhaalt in zijn evangelie rond de geboorte van Jezus is evenwel ook een wegwijzer om helder te zien hoe God te werk is gegaan midden die toen ook bewogen wereldgeschiedenis:

Het Romeinse Rijk had zich over een groot deel van de toenmalig bekende wereld uitgebreid en de Romeinse keizer had een wereldomvattende macht. Hij wil weten hoeveel mensen er in zijn Rijk leven; vandaar die volkstelling, je weet dan over welke mensenmassa je heerst en tegelijk is dat interessant om te weten hoeveel die mensen aan belasting moeten betalen. Door die beslissing van de alleenheerser moeten ook Jozef en Maria op weg, naar Betlehem en daar zal Jezus geboren worden. Op weg gaan, de zekerheden van hun dorp en hun thuis verlaten… Lucas verhaalt hoe Maria haar Kind in doeken wikkelt en neerlegt in een kribbe. Gods Zoon in een voerbak voor de schapen.

In onze dagen zijn ook weer enorme mensenmassa’s op weg. Dictators, krijgsheren en extremistische groeperingen hebben mensen doen vluchten, weg uit de hun vertrouwde omgeving, op zoek naar veiliger oorden, waar zij en hun kinderen veilig en in vrijheid kunnen leven. Deze mensen treffen we nu ook in ons midden aan, meer dan we ons op dit moment realiseren. De willekeur van de Romeinse keizer, de willekeur van de ondemocratische leiders van vandaag zijn wel heel gelijklopend. Maar midden die Romeinse machtsontplooiing heeft God zijn plan van heil ontplooid, een niet te weerstaan plan. En daarin neemt dat onopvallend feit van Jezus’ geboorte in een armoedige omgeving een centrale plaats in. Daar is Gods heilplan definitief van start gegaan.  Welnu, ook in onze tijd, met die honderdduizenden vluchtelingen en met zoveel andere marginalen in onze samenlevingen, mensen die niet op de vlucht kunnen gaan maar die toch in mensonwaardige omstandigheden moeten leven, ook in onze tijd wil God zijn plan van heil verder uitwerken. De edelmoedigheid van velen die deze mensen hebben onthaald of langsheen organisaties hebben geholpen; de edelmoedigheid van ons hart waar we de negatieve gevoelens tegenover allochtonen hebben opzij gezet… Het is Gods liefde die zich doorheen ons eigen hart baan breekt.

Wij mogen in deze tijd God opnieuw leren zien in de schamelheid van de tekenen van brood en wijn op het altaar, we mogen Hem horen in zijn woord dat we beluisteren of negeren, het dringt zich niet op, het presenteert zich omdat het ons wil helpen. God ontmoeten we ook in elkaar en vooral in de armen, de eenzamen, de vergeten zieken… Gaan we Hem onthalen? Gaan we Hem negeren? Gaan we Hem danken omdat we Hem mogen aanraken en dienen in de geringsten van zijn broeders en zusters? Kerstmis mag een gezellig feest worden, maar het moet ons ook op weg helpen naar waar we God kunnen ontmoeten zoals Hij zich laat kennen. Gezegend Kerstmis voor u en uw gezin. (Ben Van Vossel 2015)




NAAR INHOUD        NAAR TOP


Jaar C Zondag 4 Advent 20/12/2015

De wil van God

Micha 5,1-4a Gij, Bethlehem uit u zal geboren worden, Hij … In het verre verleden ligt zijn oorsprong / Ps. 80 God van de heerscharen, richt ons weer op; lach ons weer toe en wij zullen gered zijn / Hebr. 10,5-10 Ik ben gekomen,, God, om uw wil te doen / Alleluia. Zie de dienstmaagd des Heren, mij geschiede naar uw woord / Lucas 1,39-45 Gij zijt gezegend onder de vrouwen, en gezegend is de vrucht van uw schoot.


Het alleluia, dat voorafgaat aan de lezing van het evangelie heeft als tekst het antwoord van Maria nadat ze vanwege God de Boodschap kreeg dat zij moeder zou worden van de beloofde Redder, de Messias. Dat korte vers luidt als volgt: Zie de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar uw woord (Lk 1,38). Toen Maria haar Fiat, haar akkoord, had gegeven, kon het plan van God, het plan van zijn barmhartige liefde voor de mens, in vervulling gaan. Elisabet bevestigt dit door de woorden: Zalig zij die geloofd heeft, dat tot vervulling zal komen wat haar vanwege de Heer gezegd is. (Lk 1, 45) Maria wil zich helemaal in dienst stellen van Gods heilsplan met de mens.


In de brief aan de Hebreeën gaat het dan over Jezus. Het is een sterke tekst waarin de ook weer bereidheid van Jezus wordt onderlijnd om zich in dienst te stellen van Gods plan met de mensheid. Over Jezus schrijft deze brief dat “Christus eenmaal is geofferd, omdat Hij de zonden van allen op zich had genomen.”  (HEBR.9,28) En dan beschrijft de Hebreeënbrief dat Jezus, als Hij in de wereld komt, beseft dat de offers van het Oude Testament niet volstonden om de breuk tussen God en de mensen te dichten. “En dan zegt Hij: `Hier ben Ik, Ik ben gekomen om uw wil te doen'. Hij schaft dus het eerste af om het tweede te laten gelden.  Door die wil zijn wij geheiligd, eens voor al, door het offer van het lichaam van Jezus Christus.” . (HEBR.10,9-10) Het is door de trouwe vervulling van Gods wil dat Jezus ons heeft opgetild.


Heel zijn leven door was Gods wil de leidraad van zijn leven. Zo kon Hij enslotte bidden op het kruis: “Alles is volbracht.” Dat was het einde, maar ook het begin. Het was het offer van heel zijn leven, waardoor wij allen nu de weg naar het heil kunnen gaan.


Het is ook die weg die wij moeten gaan in het voetspoor van Jezus: de weg van Gods verlangen, de weg waarlangs wij Gods liefde, Gods barmhartige aan ons laten gebeuren. In plaats van altijd onze eigen weg te gaan, onze eigen zin te doen, kiezen wij er voor om in het spoor van Maria en van Jezus, de weg te gaan van Gods verlangen. Dit verlangen van God heeft geen andere bedoeling dan ons heil, ons geluk. Om dat verlangen te kennen moeten wij ons niet op de eerste plaats laten leiden daar wat de media ons aanpraten of trachten aan te praten. Wij moeten alles wat op ons af komt door de zeef van God verlangen laten gaan. Veel van wat de wereld ons aanpraat zal te licht bevonden worden of als helemaal niet in overeenstemming met wat God wil.

Anderzijds is het evenzeer Gods verlangen dat wij al het goede dat in de wereld gebeurt aanmoedigen en er aan meewerken. Het was toch wel treffend hoe bijvoorbeeld Music For Life meer dan duizend goede doelen wou steunen. Misschien dat een aantal ervan maar zijdelings het echte goede doel dienen. Maar het blijft een oproep voor ieder christen om te onderscheiden waar het goede zich aandient, en er dan voluit aan mee te werken.


Naargelang we vaker kiezen voor het verlangen van God zullen we ook gemakkelijker kunnen onderscheid tussen wat goed of juist spijtig is, en zullen we ook gemakkelijker kiezen voor wat God wil. De kleine keuzen van iedere dag doen ons groeien in de gezindheid van Jezus en Maria. Laten wij ons in deze laatste dagen voor Kerstmis toeleggen op wat God wil. We moeten echt niet menen dat dit ons leven triest en zwaar zal maken; het is integendeel de beste manier om het echte geluk en de echte, diepe vrede te vinden. (Ben Van Vossel 2015)


NAAR INHOUD        NAAR TOP


Jaar C Zondag 3 Advent (2015)

Wat moeten wij doen ?

Sefanja 3,14-18a Juich Israël, de Heer is bij u als de reddende held / Jes. 12,2-3,4bcd,5-6 Verheugt u en juicht, gij die Sion bewoont, want Israëls Heilige woont in uw midden / Filip 3,4-7 Verheug u in de Heer. De Heer is nabij / Alleluia. De geest des Heren is over Mij gekomen; Hij heeft mij gezonden om aan armen de Blijde Boodschap te brengen / Lucas 3, 10-18 Johannes verkondigt de Blijde Boodschap: Die na mij komt zal u dopen met de heilige Geest en met vuur


Johannes de Doper staat vandaag in het centrum van de belangstelling. En het wàs ook zijn bedoeling om de aandacht te trekken opdat zijn boodschap goed verstaan zou worden. Vorige week riep hij ons al op om de wegen recht en effen te maken. Ons en onze omgeving voor te bereiden op de komst van de Heer. En nu vandaag trekt hij de aandacht… opdat onze aandacht gericht zou zijn op wie nà hem komt en Die zal dopen met de heilige Geest en met vuur. Johannes wijst dus weg van zichzelf: Hij wijst naar Hem die komt, de Messias.


De mensen die naar hem toe komen willen zich bekeren, willen opnieuw en trouwer doen wat God van hen vraagt. Maar ze willen nu eens concreet vernemen wàt ze eigenlijk moeten doen. En dan is het treffend hoe alles wat Johannes hen zegt een heel sociale dimensie heeft: het heeft te maken met de wijze waarop wij omgaan met onze medemensen. In de mensen raken wij God. En het doet denken aan wat Jezus later zegt: wat ge voor de geringste van mijn broeders en zusters hebt gedaan, dat hebt ge voor Mij gedaan!

Het is de genade van Welzijnszorg, de genade van Music for life, de genade van zoveel positieve caritatieve en sociale acties.

Als christenen mogen wij onze ogen niet afwenden van de wereld. Op de kleine plaats waar we leven, met de beperkte middelen die wij hebben, moeten wij toch leren zien hoe de nood van mensen Gods hart raakt. En God zendt ons, Hij zendt zijn mensen om daar iets aan te verhelpen, hoe beperkt onze mogelijkheden ook zijn. We moeten de woorden van Johannes tot ons hart laten spreken in deze Adventstijd. In de medemensen raken wij God! Hij is de Vader, Jezus is de broeder van alle mensen, vooral van hen die in nood zijn.  Daar moeten ook wij te vinden zijn.


Als christen zijn we nog tot iets anders geroepen, tot iets wat de wereld verloren tijd noemt, nutteloze bezigheid. Als we de nood van de wereld tot ons hart laten spreken en er vanuit onze beperkte positie er iets aan trachten te doen, mogen we met al die noden, met die van ons en die van vele anderen, tot God gaan. Paulus schrijft aan de christenen van Filippi: “Laat al uw wensen bij God bekend worden in gebed en smeking.” Als christenen moeten wij als gebedsgedelegeerden de menselijke nood tot bij God brengen. Als christenen moeten wij voor de wereld ten beste spreken. Dàt is een priesterlijke opdracht die we hebben vanuit ons doopsel. De mensen tot bij God brengen en Gods zegen over de mensen laten komen: mensen uit onze eigen omgeving en mensen over de hele wereld; de nood van personen, de nood van vele gezinnen, de noden van volkeren…

Advent, een tijd van uitzien naar de komst van de Heer in ons leven en in de wereld. Een tijd om de nood van de mensen en de wereld tot het hart van God te brengen, terwijl we ondertussen toezien waar we zelf iets kunnen doen. Advent, een genade en een oproep. (Ben Van Vossel 2015)



NAAR INHOUD        NAAR TOP


ADVENT JAAR C ZONDAG 2 (2015)

Bereid de weg van de Heer


Baruch 5, 1-9 Leg uw ellende af, bekleed u met Gods heerlijke schoonheid / Psalm 126 Geweldig was het wat de Heer ons deed, daarom zijn wij zo blij / Filip. 1,4-6.8-11 Onderscheiden waar het op aankomt / Alleluia. Bereidt de weg van de Heer, maakt zijnn paden recht, en heel de mensheid zal Gods redding zien / Lucas 3,1-6 Bereid de weg van de Heer


De liturgie van deze zondag wil ons helpen uit te zien naar Jezus, die ons redt uit alles wat ons kleinhoudt in ons huidig bestaan. De Kerk geeft ons daarom als voorbeeld, het verwachtend uitzien en het gebed van de eenvoudige mensen uit het Oude Testament die van God de hulp verwachtten die geen mens hen kon geven: bevrijding van buitenlandse veroveraars, maar ook bevrijding van eigen zondigheid en die van hun volk.


De profeet Baruch voorspelt dat God zijn volk zal ter hulp komen, zij moeten hun miserie afleggen en zij mogen zich bekleden met Gods heerlijke schoonheid. God zal zijn volk met zijn barmhartigheid omgeven en zal hen helpen om het schoonste in henzelf tot ontplooiing te laten komen.

Daar geeft de tussenzang dan antwoord op: ‘Geweldig was het wat de Heer ons deed, daarom zijn wij zo blij.’ Wij mogen de vreugde van die mensen die terugkeerden uit de ballingschap ook tot de onze maken. Ook wij zijn niet geroepen om te berusten in onze kleinheid en onmacht. God omgeeft ons met zijn barmhartige liefde, Hij veroordeelt ons niet maar spoort ons aan om moedig vooruit te zien.


Wat God wil doen, is één zaak. Maar wij worden door de Filippenzenbrief aangespoord om zelf voluit mee te werken met wat God in en aan ons wil voltrekken. Paulus bidt God dat de liefde van zijn christenen steeds rijker mag maken aan inzicht en fijngevoeligheid om te kunnen onderscheiden waar het op aankomt.

‘Onderscheiden waar het op aankomt’. Als christenen worden wij aangespoord om niet met de stroom mee te drijven, om niet mee te doen met een wereld waar de armen verdrukt worden of bedreigd door het egoïsme. De kortzichtigheid van staten en financieel-economische machten minimaliseert bvb. de gevolgen van de klimaatsverandering terwijl vooral de arme landen daarvan de kwalijke gevolgen zullen dragen. Een christen wordt integendeel uitgenodigd om mee te werken met al die initiatieven die zowel de natuur als de armen en marginalen willen verdedigen en begunstigen. Een christen moet een nuchtere blik hebben om te zien waar de mens gekleineerd wordt, en waar hijzelf kan meebouwen aan een samenleving waar ieder mens met respect behandeld wordt en waar het mooiste in de mens gepromoot wordt.


Het evangelie haakt daarop in: Bereid de weg van de Heer, maak zijn paden recht. Elke vallei moet gevuld, elk berg of heuvel effen gemaakt worden. Er wordt van ons dus actie verwacht. Maar eerst moeten we in ons hart luisteren naar wat God verlangt. Luisteren naar wat Hij van ons verwacht in onze relatie met Hem, met onze naasten, met de natuur. Wij zullen Hem niet horen spreken, maar als wij wat tijd nemen om naar Hem te luisteren, zullen we in ons hart weten waar de weg naar het heil ligt. Wij zullen redding mogen ervaren als we de weg van de Heer bewandelen. Geen gemakkelijke weg, zo lijkt het, als we zien op welk laag niveau onze samenleving soms draait. Maar als we luisteren naar wat God ons zegt, zullen we in ons hart diepe vrede ervaren. Het is een teken dat God aan het werk is kunnen gaan. (Ben Van Vossel 2015)



NAAR INHOUD        NAAR TOP

Zondag 1 Advent (29/11/2015)

Jer 33,14-16 Een wettige afstammeling van David / Ps 25 Tot U in de hoge richt ik mijn geest, tot U, Heer, mijn God. Toon mij uw wegen, Heer, en maak mij uw paden bekend (Vias tuas, Domine, demonstra mihi, et semitas tuas édoce me) / 1 Tess 3,13 – 4,2  Een levenswandel die God welgevallig is / Alleluia. Laat ons uw barmhartigheid zien, geef ons uw heil, o Heer / Lk 21, 25-28. 34-36 Wees waakzaam, niet afgestompt door allerlei drugs of de zorgen van het leven.


De Dag van de Heer, de Dag waarop Jezus in heerlijkheid komt, is vandaag of morgen, of nog oneindig ver van ons af. Maar vandaag en morgen en overmorgen moeten wij gereed zijn, waakzaam zijn en bidden dat we voor Hem overeind te kunnen blijven wanneer Hij komt. En dan nog moeten wij vaak bidden “Heer ontferm U, Christus ontferm U”, want allen komen wij tekort, allen blijven we vaak beneden de maat en maakten we te weinig gebruik van alle genade en hulp die de Heer ons biedt. Daarom doen wij beroep op zijn barmhartigheid en hulp.

Jezus waarschuwt ons dan ook dat we als wijze mensen moeten leven. “Zorg er voor dat uw geest niet afgestompt raakt door een roes van dronkenschap en de zorgen van het leven.”

De zorgen van het leven: die zijn er natuurlijk. De een zal al wat meer zorgen hebben dan een ander, het ene huishouden zal al wat meer reden hebben om zich zorgen te maken, bv. bij werkloosheid of ziekte of problemen in de relatie, of mensen die geen deftig onderkomen vonden, of als een van de kinderen aan het mislopen is…  De zorgen van het leven zijn er wel degelijk. Maar we moeten dan hier ook de woorden van Jezus in gedachte hebben waar Hij zegt dat we nooit moeten vrezen, dat we altijd beroep mogen doen op de zorg van de Vader. Met andere woorden, de zorgen zijn er, maar er wordt van een gelovig christen verwacht dat hij of zij of dat men samen zich ook toevertrouwt aan de zorg van God.

Zorg dat uw geest niet afgestompt raak door een roes van dronkenschap. Een roes van dronkenschap of van drugs of van alles waar ons hart aan verslaafd is geraakt en dat ons minder mens maak omdat we een of andere drug of allerlei genotsmiddelen of bezit tot onze god hebben gemaakt. We leven dan niet meer naar de toekomst toe waartoe God ons geroepen heeft. We dompelen ons onder in een schijnwereld die geroepen is om te vergaan.

Weest waakzaam, bekijk je leven eens en zie waar je aan verslaafd bent. Dit betekent niet dat we niet mogen genieten van goede en mooie dingen, maar ze mogen niet tot onze God worden, ze mogen ons niet afhouden van onze inzet voor mensen en onze dienst aan God.

De Adventstijd is een mooie en sfeervolle tijd. Ook in deze weken en maanden waarin we aan den lijve ondervinden wat het is om met schrik te moeten leven, je onveilig te voelen, ook in deze tijd moet er in ons hart een basis van vertrouwen blijven en moeten we meer dan anders contact zoeken met mensen: elkaar tot steun zijn en vertrouwen laten groeien in de harten van buren, ook van allochtone mensen en vooral van de kinderen. Zelfs in een onveilige wereld moeten zijn zich thuis en in de omgeving goed voelen, geborgen, zoals het Kind Jezus midden een onveilige wereld zich geborgen kon voelen in de zorg van Maria en Jozef.

Laten wij waakzaam zijn, niet afgestompt door allerlei oppervlakkig genot of door angst maar gericht op de liefdevolle blik van God, die van zijn mensen houdt en hen de weg wijst naar een leven in van vertrouwen en aandacht voor elkaar. (Ben Van Vossel Advent 2015)




NAAR INHOUD        NAAR TOP


PREKEN 2015/16 JAAR C