GELOOF en LEVEN
VIJFTIG JAAR ‘KUNST EN GEBED’ VERENIGEN
Getuigenis van zuster Regina Goberna
Moniale van de H. Benedictus van Montserrat
augustus 2014
(Een experiment)
Ik zou willen beginnen met excuses voor de titel van deze causerie. Er zou beter staan "Vijftig jaar pogen kunst en gebed te verenigen", omdat dit nu precies is waarover ik jullie zou willen spreken, over deze constante strijd om het leven -
Dit is de reden waarom ik met een korte biografie naar het begin van mijn ervaring terugga.
Biografie
Bij mijn intrede in het klooster, waren er mensen die aan mijn ouders zeiden : "Wees maar niet bezorgd, voordat een jaar verlopen is zal ze wel weer thuis zijn.” Ik was een druk meisje, spraakzaam, dat behoefte had aan aandacht... enz. Dit is 60 jaar geleden. Tijdens de plechtige professie was er zelfs iemand die vond dat men mij uit het klooster moest wegsturen.
De opmerking van de kant van mijn Novicemeesteres die ik me het meest herinner, was “Je bent niet als de anderen !”
Ik weet niet hoe de andere novicen waren, maar wat vooral pijn deed, was dat ik moest "onderscheiden" worden; de vergelijking was voor mij zeer belangrijk omdat ik vaststelde dat de anderen ook een beetje waren “zoals ik”, met gebreken en handelwijzen die soms weinig “monastiek” waren. Wat heeft me gered? Ik denk dat het de passie was voor Jezus en voor een betere wereld.
Toen ik dan het noviciaat verliet om me volledig te integreren in het leven van de Gemeenschap, herinner ik me dat ik tot God zei: “Nu U en ik, helemaal alleen.” En ik begon gelukkig te zijn... van tijd tot tijd.
Na jaren opleiding voor keramiek aan de 'school Massana' in Barcelona, kwam er een tijd van zending en ik begon zelfs te denken dat ik niet in staat zou zijn om het leven in het klooster te hervatten. Daarbij kwam ook het feit dat mijn vriendin, die al twintig jaar in de Gemeenschap verbleef, het klooster verliet.
Op dat moment, gaf God me een buitengewone genade: ik kreeg namelijk gedurende 10 jaar privé Bijbellessen van een geleerde en heilige monnik uit Montserrat, pater Guy CAMPS. De Schriftstudie heb ik sindsdien niet meer verlaten. Ik meen dat dit het startmoment was om terug te keren in het ritme van het monastieke leven. Steeds met zijn ups en downs.
Een onderwerp waar ik volle inspanning voor moest doen was het gebed. Kunstenares en creatief, hield ik van spontaan, geïmproviseerd gebed, terwijl het goddelijke Office (het Getijdengebed) me lang en zwaar overkwam. In mijn strijd om “te waken over de daden op alle momenten van mijn leven" (Regel Benedictus 4.48), een verlangen waarmee ik nog altijd bezig ben, zijn er als pijlers:
-
Toen ik mijn gedachten begon te vullen met de zaken van God, heb ik onmiddellijk vastgesteld dat de duizend gunstige of ongunstige omstandigheden me niet zozeer hinderden, noch mij de vrede ontnamen.
Ik heb nu in mijn cel de hele Bijbel gekopieerd in 22 dossiers, vol opmerkingen, soms van exegeten, soms van mijzelf, in de vorm van gebeden. Om “de dwaze van het huis” (zoals de heilige van Avila het zei) onder controle te houden komt het me zeer goed uit schriftelijk te reflecteren om vast te leggen wat de auteurs zeggen, maar ook mijn eigen dialogen met de ‘Auteur’ van de Schrift.
Doorheen de jaren is de Bijbel zo "vlees van mijn vlees" geworden, dat ik eraan gewend ben, zelfs tijdens de vakanties, me te verdiepen in een Heilig Boek. En nu, wanneer ik de commentaren herlees, tref ik er toespelingen aan op de schoonheid van het landschap dat mij tijdens die rustdagen omgaf.
Het dagelijkse evangelie van de Eucharistie (be-
Graag zou ik nog spreken over heel wat andere Bijbelse boeken, met diagrammen en conclusies, maar het lijkt mij dat ik dit als reeds begrepen mag beschouwen.
-
Nadat ik gedurende vele jaren de dagelijkse Eucharistie op een routine-
Mijn liefde voor de wereld en voor Jezus herleeft wanneer ik me opnieuw bevindt tussen hen die het eerste Paasmaal met Jezus hebben gedeeld. Ik heb begrepen dat deze transcendente daden van Liefde AKTUEEL blijven. Daarom tracht ik door te dringen in deze EEUWIGE DIALOOG tussen Jezus en de Vader, ten gunste van de wereld.
Ik voel aan dat de Eucharistie me het geschenk geeft van een geprivilegieerd moment van Gemeenschap (communie) met de Mensheid, vanuit de LIEFDE van Jezus.
-
Ik heb vlug vermoed dat Kerstmis en Pasen, met de Advent en de Vasten – Paastijd, kleur gaven aan ons leven. Ik ben er zo door aangetrokken en verleid dat, bij de aanvang van deze geprivilegieerde tijden, ik van alle beschikbare momenten profiteerde om de teksten voor te bereiden. Een jaar hield ik me bezig met het mysterie van de “blinden” van de Proto-
-
Omdat mijn geest zo vaak verstrooid was, gedurende het Officie, bevond ik me vaak op de “Plaza de Catalunya” (in het centrum van Barcelona); ik was echt gegeneerd door dit gebrek aan samenhang. Het was stom op die manier mijn tijd te verliezen, juist gedurende de uren van gemeenschappelijk gebed. Daarom heb ik gepoogd de psalmen diepgaand te bestuderen, zoals de Kerkvaders het deden.
Het nam veel tijd in beslag om de Psalmen te leren kennen, een voor een, en zelfs deze zomer heb ik ervan geprofiteerd om ze nieuwe contexten te geven. De auteur onderscheiden (David, Korachieten, Asaf …), het tijdstip waarop ze samengesteld werden, welk geheel ze vormen, of de liturgische plaats waarvoor ze gekozen werden (Lauden, Vespers, completen …) bleek zeer verrijkend: iedere Psalm wordt bekeken op zichzelf, afzonderlijk, onderscheiden, persoonlijk, in dialoog met God, met Jezus, of met de Mensheid.
De Kerkvaders zijn gedurende lange tijd een aandachtspunt ‘in de wachtrij’ geweest. Hun taal verveelde mij. Meermalen had ik gevraagd dat een gespecialiseerde monnik ons cursus zou geven, maar ik heb nooit het verwachte antwoord gekregen. Uit reactie ben ik dan begonnen met geschriften door te nemen die me konden helpen. Zo heb ik nu alle Patristieke Lezingen van het Brevier gekopieerd, met onderstrepingen en commentaren. Ik voel aan dat ze een erfenis zijn die aan ons is doorgegeven. Kijkend naar de hemel, doorheen de venster van onze kerk, heb ik de intuïtie dat zij ons aansporen om door te gaan met de opbouw van het Rijk.
Ik breng dank voor de grote Augustinus, voor Joannes Chrysostomus, de edelmoedige herder, voor Ambrosius, voor onze paus Gregorius de Grote (vooral in zijn bladzijden van de “Moralia” die zijn kapitteltoespraken waren), voor Leo de Grote, de theoloog van de feesten .. en zoveel andere die me zo na aan het hart liggen.
-
Het boek van mijn bekering was “La gracia Divina” (de goddelijke genade) van Michael Schmaus ed. Rialp, 1962 (het boek vind je in PDF op Google). Ik heb het boek gelezen toen mijn leven verdronk in de “vergelijkingen”. Mediteren over de grote gave van de Genade onder ons, heeft me zozeer vervuld dat elk verschil me belachelijk voorkomt. Als God zich absoluut geeft aan iemand, hoe daar niet van profiteren? Na enige tijd herinnerde ik me zelfs niet de rivaliteiten. De lezing van dit boek werkte meer afdoend dan alle inspanning om te gelijken op “de meest volmaakte” medezusters.
Het schrijven van “Onze vader Sint Benedictus”, in 1980, is voor mij de gelegenheid geweest om me te doordringen van onze Vader, van zijn leven, zijn Regel. Ogenschijnlijk is dit een spontaan en ongevaarlijk boekje, maar er zijn meer dan 300 citaten van monachaal-
Daarna hebben de woestijnvaders mijn aandacht getrokken. Ik heb me zodanig geïdentificeerd met de collectie, verzameld door de monniken van Solesmes (Les sentences du désert. Vol I-
In dezelfde monastieke lijn vond het leven van Starets Slouana, geschreven door Archimandriet Sophronius (Ed. Présence, 1973), krachtige weerklank. Ik herinner me, bijvoorbeeld, dat, toen ik las dat wanneer God in ons komt hij ook tegelijk terugkeert tot de hele wereld, ik zei: "Dit gebeurt ook voor mij."
Onder de exegetische boeken van het evangelie, zijn mijn meesters: Bonnard voor sint Mattheüs (Ed. Cristiandad, 1983); J. Fitzmayer voor Lucas; J. Gnilka en Klemens Stock voor Marcus; en Raymond Brown, met C.H. Dodd voor Johannes.
Andere favoriete boeken zijn: de complete werken van Teresa van Avila, of de geschiedenis van de kleine Theresia van Lisieux,, of Charles Péguy "Le Mystère des Saints Innocents” (het mysterie van de heilige onschuldige kinderen), (auteur die me zuiver Evangelie lijkt), en vele anderen. Meer dan 20 boeken gekopieerd en samengevat in verschillende schriften zijn het bewijs van het doorzettingsvermogen om leven en gebed te verenigen. Een boek dat niet verdient te worden gekopieerd, en ik denk dat het evenmin verdient nog gelezen te worden.
-
In mijn geval heeft het werk 2 aspecten : de keramiek en het Internet.
Sedert 50 jaar wijdt ik met plezier elke ochtend 4 uur aan de keramiek. Het werk verrukt me, zelfs vreesde ik in het begin dat ik niet bij machte zou zijn om deze zo sterke aantrekking te kunnen weerstaan. Vandaag valt het me niet moeilijk; vooral omdat ik bedenk dat God en het gebed voor de wereld, de belangrijkste taken zijn van mijn leven verliest de rest aan belang. Om niet verpletterd te worden door de overmaat van werk, helpt het mij een lijst van prioriteiten te maken. Het werk krijgt dan zijn ritme en geeft me vrede.
In de namiddagen wijdt ik twee uren aan het werk op internet: om de web-
(Kunst en gebed) De vorige uitleg en de conclusie die hierop volgt, hebben geen enkel ander doel dan een context te zijn voor het thema van dit gesprek. Het is tijdens het werk, zowel bij de keramiek als het Internet, dat kunst een belangrijke rol speelt. En ik meen dat ik duidelijk heb aangegeven dat wanneer de Bijbel, de Eucharistie, de Liturgie, de Lectio of de geest van dienst in het Werk, belangrijk zijn, het gemakkelijker is kunst en gebed te verenigen. Als God met u is, wordt alles mooier, harmonieuzer, ritmischer of artistieker; Dit is iets dat ontspringt vanwaar Hij woont.
En het is daarin dat het gebed bestaat, meen ik: niet in “Weesgegroeten" of rozenkransen. De schietgebeden ontstaan vaak spontaan, voornamelijk: “dank u, mijn God.” Ik denk dat het is een gebed dat uit het BESTAAN komt, en dat de HEER van het leven bereikt.
-
Ik wil graag eindigen met een paar ideeën die me vandaag beheersen:
. Op elk moment slechts één ding doen. Waar het om gaat is niet wat we doen, maar hoe we het doen. Wanneer we bidden, laten we dan bidden. Als wij aan het werk zijn, laten we dan met ijver werken, zonder aan iets anders te denken. Wat mij betreft maakt deze praktijk mijn inspanningen eenvoudiger.
Om die reden zou ik de Kunst niet definiëren als een plek van gebed, maar kunst en gebed worden identiek. Bid niet zozeer tijdens uw werk, maar wees bij God zolang je iets doet, of als je tracht iets moois gestalte te geven.
. Sedert vele jaren is het beleven van de "feria"-
. Handelen uit plezier, niet door offer. Wat u zich als offer voorneemt, duurt maar even, maar vreugde vinden in een of ander plan, kan je je hele leven vergezellen. Onnodig lijden en zeker het ingebeelde lijden ontvluchten, wordt buitengewoon, denk ik.
. Vertrouwen op een ‘heilige’ broer / zus waarvan je weet dat Hij/zjj je de waarheid zegt, omdat hij/zij van je houdt, is een grote steun. Ik ga hier niet in detail treden om deze causerie niet te lang te laten duren.
En omdat ondanks alles wat gezegd is, de zwakheden nog steeds een slechte rol spelen door ongeduld, onverwachte spanningen... en al de rest, vraag ik altijd "voor dingen die ons te moeilijk lijken, laten we de Heer smeken ons te helpen door ons zijn kracht te geven" (Regel Benedictus Prol 41).
Ik wil eindigen met een tekst die onze moeder abdis gaf ter gelegenheid van een vergadering van de Gemeenschap: "Als je er niet in slaagt volmaakt te zijn wegens uw ijdelheid, tracht dan ten minste goed te zijn : met geheel uw hart en geheel uw ziel al uw krachten.
Als je er niet in slaagt goed te zijn door de schuld van de bekoringen, tracht dan ten minste redelijk te zijn : met geheel uw hart en geheel uw ziel al uw krachten.
En als je er niet in slaagt redelijk te zijn vanwege uw zonden, draag dan deze last voor God, lever uw leven dan uit aan zijn barmhartigheid. Als je dit doet zonder bitterheid, met eenvoud, met de vreugde van de Geest, gedreven door de tederheid van God, die houdt van de ondankbaren en slechten, dan zal je beginnen proeven wat het is redelijk en goed te zijn en je zal willen volmaakt worden.
Als je dit dag na dag doet, met geheel uw hart, met geheel uw ziel en met al uw kracht, dan verzeker ik je, broers, dat je op de weg bent naar de ware COMMUNIE en je zal niet ver zijn van het Rijk van God
DANK JE DAT IK DIT MET U MOCHT DELEN
Regina Goberna, zuster van de h. Benedictus van Montserrat
reginagoberna@gmail.com