GELOOF en LEVEN



 HOME

 INHOUD


DE REIS VAN DE DRIE KONINGEN


Het was een koude tocht,

en de slechtste tijd van het jaar

voor een reis,

voor zulk een verre reis.


De wegen modderig, het weer guur,

de winter op zijn strengst.

De kamelen, die hun knieën ontvelden,

hun hoeven bezeerden,

werden onhandelbaar

en legden zich neer

in de smeltende sneeuw.


Menigmaal dachten we met spijt terug

aan onze zomerpaleizen

op bloeiende berghellingen,

aan meisjes, in zijde gehuld,

die gekoelde wijn ronddienden.


Onze kameeldrijvers vloekten, kankerden,  

weigerden dienst, riepen om brandewijn en vrouwen.

Onze kampvuren wilden niet branden, onderdak was moeilijk te vinden,

de steden waren vijandig, de dorpen stug,

de gehuchten smerig

en verschrikkelijk duur:

het was een ellendige tocht.


Tenslotte reisden wij de gehele nacht door,

sliepen zo nu en dan langs de wegkant

en hoorden gedurig in onze oren  zingende stemmen, zeggend: jullie onderneming is waanzin.


Eindelijk, toen het licht werd,

daalden we neer in een luw dal,

vochtig, onder de sneeuwlijn,

geurend naar groeizaamheid; een beek snelde voort,

een watermolen karnde de duisternis,

er waren drie bomen

onder een bewolkte lucht,

en een oud wit paard

galoppeerde door een weiland.

Wij kwamen bij een herberg

met wijngaard-ranken boven de stoep.

Zes handwerkslieden

dobbelden bij de open deur om zilverlingen

en zes voetknechten

schopten lege wijnzakken over de vloer.


Maar niemand kon ons inlichtingen verschaffen,

en zo gingen we verder,

en bereikten des avonds

- geen uur te vroeg -

de plaats van bestemming;

het was - dat mag ik wel zeggen - de moeite waard.


Dit alles is lang geleden,

ik heb het onthouden

en zou het over willen doen,

maar ik stel - dit vooropgesteld - één vraag:

was het doel dat ons dreef

geboorte of dood?

Wij waren getuigen van een geboorte,

zeker, daar is geen twijfel aan.

Maar als ik vroeger geboorte of dood zag,

dacht ik dat ze tegenstellingen waren.

Deze geboorte echter

was een onverbiddelijk einde voor ons,

een dood, onze dood.


We keerden terug naar ons land,

onze koninkrijken,

maar voelden ons niet meer thuis

in de oude orde

tussen vreemde mensen

die hun goden omklemmen.


Ik zal blij zijn

als ik andermaal sterf.


T.S. Eliot - vertaling. M. Nijhoff