GELOOF en LEVEN



 HOME

 INHOUD

GELOOF EN LEVEN

HUIS VAN MARIA TE EFESE ?

   NAAR INHOUDSOVERZICHT   

HET HUIS VAN MARIA TE EFESE? (1)

door Ben Van Vossel cssr

In de omgeving van het antieke Efese (tegenwoordig ook ‘Efes’), aan de Westkust van het huidige Turkije, ten Zuiden van Izmir (Smyrna),  staat op de Nachtegaalberg (‘Bülbül-dag’ of Bülbülgagi of Berg Coressos) een klein kerkje dat door een bepaalde traditie en tot op de huidige dag het ‘huis van Maria’ wordt genoemd.  Het kerkje staat afgebeeld op de icoon die we hiernaast afdrukken.  De woorden ‘Meryem ana evi’ betekenen gewoon ‘het huis van Moeder Maria’.  Dat huis zou de Maagd Maria bewoond hebben tijdens de laatste jaren van haar leven.  Dit staat natuurlijk in volledige tegenspraak met een traditie te Jeruzalem waar men de kerk van het overlijden van Maria heeft staan, de ‘dormitio’, het ‘ontslapen’ van Maria, de Moeder Gods.

Vanwaar komt dan die andere traditie van Maria’s verblijf en overlijden te Efese?  Een summier onderzoek brengt ons de elementen samen die tot die traditie aanleiding gegeven hebben.  Tegelijk ontmoeten we  enkele zaken die ons enige evangelische gebeurtenissen en teksten in herinnering brengen.


Enige Schriftteksten over Maria

In het Johannesevangelie bijvoorbeeld (geschreven op het einde van de eerste, begin van de 2de eeuw) verhaalt Johannes, blijkbaar “vanuit zijn persoonlijke herinnering … het hem dierbare moment waar de (aan het kruis) stervende Meester zijn moeder, die blijkbaar geen andere kinderen heeft en wier echtgenoot gestorven moet zijn, niet zonder opvang wil achterlaten en haar toevertrouwt aan de beminde leerling, die haar bij zich opnam”.

In het eerste hoofdstuk van de Handelingen van de apostelen wordt Maria “de moeder van Jezus” nog eens vermeld tussen de leerlingen die in de bovenzaal te Jeruzalem eensgezind volharden in het gebed, na de Hemelvaart van de Heer.

Daarna zien we Maria niet meer optreden in het Nieuw Testament, tenzij wellicht in de “Openbaring van Johannes”, als beeld van de Kerk, in volgende tekst:

“En er verscheen een groot teken aan de hemel: een vrouw, bekleed met de zon, de maan onder haar voeten en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren. Zij was zwanger en kreet in haar weeën en barensnood. Toen verscheen aan de hemel een ander teken: een grote, vuurrode draak. Hij had zeven koppen en tien horens, en op elke kop een diadeem. En zijn staart vaagde een derde deel van de sterren des hemels weg en wierp ze op de aarde. En de draak stond voor de vrouw die zou baren, om zodra, zij gebaard had, haar kind te verslinden. En zij baarde een kind, een zoon, die alle volken zal weiden met een ijzeren staf. En haar kind werd ijlings weggevoerd naar God en zijn troon. En de vrouw vluchtte naar de woestijn, waar zij een plaats heeft van Godswege bereid, om daar gespijzigd te worden twaalfhonderdenzestig dagen” (Openb. 12,1-6).  Stond voor Johannes Maria hier model voor de Kerk?

Tussendoor wil ik toch nog verwijzen naar die diepe tekst uit de brief van Paulus aan de Galaten waarin Maria’s rol in het heilswerk zo eenvoudig en mooi beschreven wordt

“Maar toen de volheid van de tijd gekomen was, heeft God zijn Zoon gezonden, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet,  opdat Hij hen die onder de wet stonden zou bevrijden, opdat wij de rang van zonen zouden verkrijgen. En het bewijs dat ge zonen zijt: Hij heeft de Geest van zijn Zoon in ons hart gezonden, die roept: Abba, Vader!” (Gal. 4,4-6).  Maria is de moeder van Hem die ons tot kinderen van God maakte.  (Het is wellicht interessant even te bedenken dat Tarsus - waar Paulus geboren werd - ook in het huidige Turkije ligt, maar dan wel in het Zuid-Oosten.)


Efese en de eerste christenen

Efese, dat zich situeert aan de Westkust van het huidige Turkije, was een Ionische stad, daterend uit de voor-Griekse tijd.  Een juweeltje voor archeologen.  In 356 v.C. werd ze herbouwd en sedert 133 v.C. was ze de hoofdstad van de Romeinse provincie Asia (Azië).  Het was een rijke stad, met de zetel van de proconsul, maar waar ook de toverpraktijken lustig tierden.  Er verbleven nogal wat Joden, die het af en toe wel te verduren kregen door anti-joods sentiment.  Paulus bezocht de stad zeker twee keer: tijdens zijn tweede missiereis was hij er korte tijd, maar tijdens zijn 3de reis (53-58) verbleef hij er 3 jaar (zie: Handelingen, hoofdstuk 19).  Zo ontstond er een bloeiende en uitdeinende christengemeenschap met Timoteüs aan het hoofd.  Of de brief aan de Efesiërs echt tot hen gericht is blijkt onzeker te zijn.

Maar wat is nu de (eventuele) relatie tussen Efese en Maria?  Daarvoor moeten we opnieuw terugkeren naar de figuur van Johannes.


De apostel Johannes te Efese.  En Maria?

Volgens een zekere overlevering uit de 2de eeuw (Ireneüs en Clemens van Alexandrië) verbleef de apostel Johannes in zijn laatste levensjaren te Efese en stierf er omstreeks 100 na C..  Tot het einde van de Middeleeuwen was zijn graf daar een druk bezocht pelgrimsoord

Nu zouden we een eenvoudige, volkse redenering kunnen volgen: als Johannes zich het lot van Maria heeft aangetrokken, ingaand op Jezus’ woorden van op het kruis, dan heeft hij haar wellicht ook in Efese een huis bezorgd, toen hijzelf daar in de omtrek verbleef.  Na haar overlijden te Efese zal haar verblijfplaats en begraafplaats wellicht ook een christelijke bedevaartsplaats geworden zijn.  Hier is de grote Mariakerk in de stad misschien nog getuige van.

Er is inderdaad een legende die verhaalt dat Maria in gezelschap van Johannes naar Efese is gekomen rond van 37 tot 45 na. C. (4 of 5jaar na de dood van Jezus).  Sommige kerkhistorici in de Renaissance vermelden die reis.


Concilie te Efese: Maria, Moeder Gods

In 451 werd te Efese het derde algemeen concilie gehouden.  Het concilie zocht de persoon van Christus duidelijker te bepalen.  Apollinaris had teveel nadruk gelegd op de godheid van Christus zodat zijn mensheid werd ontkend; anderen leerden dan weer dat Jezus Christus niet enkel een goddelijke Persoon maar ook een menselijke persoon was, zodat er in Christus niet enkel twee naturen (de goddelijke en menselijke) maar ook twee personen zouden zijn, de persoon van de Zoon en dan de mens Jezus.  Het was vooral Nestorius die dit laatste onderwees.  In de openingsbijeenkomst in de grote Mariakerk kan de H. Cyrillus de geloofsbelijdenis van Nicea doen goedkeuren en een van zijn brieven met een duidelijke kerkelijke leer:  In Jezus zijn er 2 naturen, maar slechts één persoon, de persoon van het Woord, Gods enige Zoon, die ontvangen is van de heilige Geest en geboren uit de Maagd Maria.  Daarom wordt Maria ‘Moeder van God’ genoemd, omdat ze Gods Zoon heeft gebaard.  In zowat het oudste Mariale gebed wordt Maria ook al de ‘Theotokos’ genoemd, zij die God heeft gebaard: “Onder uw bescherming nemen wij onze toevlucht, heilige Moeder Gods (Sancta Dei Genitrix)…”.

Het concilie had dus ook wel een Mariaal tintje en in een van onze bronnen, een bepaalde website, wijst men er op dat de aanwezigheid van de grote Maria-kerk te Efese er wellicht op duidt dat Maria daar ook gewoond heeft, want het was toen de gewoonte dat men een kerk slechts naar een heilige noemde wanneer die daar ook daadwerkelijk geleefd had.


Een volkse traditie

In de 14de eeuw werd de streek rond Efese ingenomen door de Turken; de christenen van Efese weken dan uit naar een dorp, zo’n 15 km. buiten de stad.  Maar tot de 19de eeuw organiseerden ze elke 15de augustus, feest van Maria tenhemelopneming, een lange processie van 22 km. op blote voeten.  Op het einde van die gebedstocht was er een eucharistieviering in de ruïnen van een huis dat ‘de poort van de allerheiligste’ genoemd werd (in een niet zo actueel Turks: ‘Pannaya Kapulu’).  Voor hen was dàt het huis van de heilige Maagd.

(Vervolg KLIK HIER




     NAAR INHOUDSOVERZICHT      NAAR TOP         NAAR VERVOLG  

HET HUIS VAN MARIA TE EFESE?

(Vervolg en slot) door Ben Van Vossel cssr

Een zienster op één lijn met een vrome overlevering

Het moderne verhaal rond dat ‘Huis van Maria onze Moeder’ (Meryem ana evi) begint eigenlijk op het einde van de 18de, begin 19de eeuw met de visioenen van een kloosterzuster uit het Duitse Dülmen.

Anna-Kaharina Emmerich, een kloosterzuster Augustines (1774-1824) van de Agnetenberg te Dülmen, heeft een aantal ‘openbaringen’ gehad o.m. omtrent het leven van Jezus en van Maria (te vergelijken met de ‘openbaringen’ aan Maria Valtorta ).  Deze ‘beschouwingen’ werden opgetekend door Klemens Brentano, o.m. in het boek “Het leven van de Maagd Maria”, dat spoedig ook in het Nederlands werd uitgegeven.   De Nederlandse vertaling van deze ‘Beschouwingen kregen toentertijd het imprimatur van het aartsbisdom Mechelen en het bisdom Gent.
Welnu, als zij het heeft over het afsterven van Maria, geeft A.-K. Emmerich - volgens de notities van Brentano - zeer concrete gegevens over het huis en de toegangswegen:

“Na de Hemelvaart van Onze Heer Jezus Christus, leefde Maria drie jaar te Sion (Jeruzalem), drie jaar te Bethanië (waar Lazarus en zijn twee zussen gesitueerd worden in het evangelie) en negen jaar te Efese, waar Johannes haar heen had gebracht, nadat de Joden Lazarus met zijn zussen op de zee hadden uitgesteld”.  De zienster concretiseert: “Maria woonde niet te Efese zelf, maar in de omtrek, waar zich reeds veel vrouwen, haar vriendinnen, gevestigd hadden.  Haar woning stond drieënhalf mijlen van Efese, op een berg, die men rechts zag liggen als men van Jeruzalem komt en die stijl afdaalde naar Efese.  Vóór Efese bevinden zich grote bomenrijen, waaronder gele vruchten op de grond liggen; een weinig naar het Zuiden leiden drie wegen naar een hoogte overdekt met wilde planten; daarna ontmoet men een golvende vlakte, van ongeveer een mijl omtrek, bedekt met mooie gewassen.  Dààr was het dat ze zich gevestigd hadden.  Het is een eenzame plaats, met veel schone en vruchtbare heuvels en enige in de rots uitgeholde spelonken, en in het midden enige zanderige plekken.  Het land is wild, zonder nochtans onvruchtbaar te zijn: hier en daar staan veel kegelvormige bomen waarvan de stammen effen zijn en waarvan de takken een grote ruimte overschaduwen…  Het huis van Maria was in steen gebouwd.  Op enige afstand achter dat huis, klom de grond en liep dwars door rotsen op de top van de berg; vandaar zag men tussen de heuvelen en de bomen de stad Efese en de zee met haar talrijke eilanden.  Die plaats was dichter bij de zee dan Efese zelf, dat er nogal ver van verwijderd was.  De streek was eenzaam en weinig bezocht.  In de nabijheid stond een kasteel…  Tussen deze verblijfplaats van Maria en de stad Efese liep een rivier die veel kronkelingen maakte”.  Verder geeft zuster Emmerich dan nog een beschrijving van het huis van Maria te Efese.

Bevestigd door geografie en stille overlevering (traditie)

Zuster Grancey, overste van de Zusters van Liefde van het Franse hospitaal in Izmir, had van die tekst gehoord en vroeg aan twee paters Lazaristen, verbonden aan het Heilig Hartcollege van de stad, om eens te gaan kijken naar de plaats in de omgeving die door de lokale bevolking “Panaya Kapulu” (Poort van de allerheiligste) genoemd werd, juist zoals zuster Emmerich had verhaald.  In het jaar 1891 (andere bronnen spreken van 1881) vonden deze priesters, zich steunend op de geografische gegevens die Brentano genoteerd had, op de Nachtegaalberg de ruïne van een woonhuis uit de vroeg-christelijke tijd (1ste eeuw).  Onder het eeuwen- oude puin stootte men op een keuken en slaapkamer, helemaal beantwoordend aan de beschrijving van de Duitse zuster.  In de omgeving werd ook een sterk stromende bron gevonden.  Echter niet het graf, waarover zij het eveneens vrij uitgebreid heeft.  Voor de gewone orthodoxen daar is dat juist een bewijs van Maria’s tenhemelopneming.  In 1892 sprak Mgr. Timoni, aartsbisschop van Izmir, de mening uit dat het hier wel degelijk om het huis van Maria handelde; van toen af werd het huis een druk bezocht bedevaartsoord.

Het huis werd in 1950 gerestaureerd tot een kerkje.  Het beeld van de Maagd Maria in de absis (vooraan) is uit het begin van de 20ste eeuw.  Eenmaal per jaar, op 15 augustus, feest van Maria Tenhemelopneming, krijgt de Grieks-orthodoxe kerk toelating om - in deze moslimstreek! -  een publieke processie te houden, waarbij de metropoliet van Efese de orthodoxe priesters voorgaat.  Ook mag men in het kerkje - te onderscheiden van de Maria-kerk in Efese - de goddelijke liturgie te vieren.  Het kerkje krijgt dagelijks ook heel wat moslims op bezoek die hier komen bidden; voor hen is Maria ‘Meryemana’, Moeder Maria.

In 1967 heeft paus Paulus VI ook het kerkje bezocht.  Sommigen zagen dat als een bevestiging vanwege de Kerk, al is dat een wel vergaande conclusie.

Epiphanus, een Kerkvader houdt zich op de vlakte…

In “De Oudste Verhalen over de Moeder-Maagd” wordt, in verband met Maria’s afsterven, naast Augustinus ook de kerkvader Epiphanus vermeld (315-403).  Deze spreekt er zich niet over uit of Maria al dan niet Johannes vergezeld heeft naar Efese.   “Nergens (in de Schriften) wordt gezegd dat de H. Johannes, toen hij in Azië kwam, op deze reis vergezeld werd door de heilige Maagd…  In feite weet niemand, welk haar einde is geweest”.  Met Epiphanus zijn we het einde van de 4de eeuw.

… en de Apocriefen volgen een andere traditie

Apocriefen van de Bijbel zijn boeken of geschriften die soms wel heel oud zijn maar die door het geheel van de kerk niet als door God geïnspireerd worden aanzien en dus ook niet erkend als behorend tot de H. Schrift.  Sommige van die geschriften zijn vrome legenden of mooie bezinningen rond de Schrift, sommige vallen op door hun wonderzucht, soms zijn ze ook vrij ketters en brengen opvattingen die afwijken van de kerkelijke leer en de Schrift en in sommige gevallen werden ze door vijanden van de Kerk geschreven om te misleiden of om de Kerk belachelijk te maken.  Het woord ‘apocrief’ is afgeleid van het Griekse ‘apokruphos’, geheim, verborgen.  Apocriefen worden voorgesteld als ‘tot hiertoe verborgen of geheime kennis’ maar die nu openbaar gemaakt wordt.  Natuurlijk is het niet uitgesloten dat bepaalde apocriefen in sommige gevallen - omdat ze vaak ook heel oud zijn - toch bepaalde informatie kunnen doorgeven die wel betrouwbaar is.

Welnu, betreffende het afsterven van Maria, de “Overgang van de heilige Maagd”, bestaan enige apocriefe verhalen, waarin wordt verhaald hoe de apostelen vanuit hun respectievelijke missiegebieden teruggeleid worden naar Jeruzalem om bij het afsterven van Maria aanwezig te zijn.  Zo is er een apocriefe ‘Transitus Mariae’ toegeschreven aan Melito, bisschop van Sardes in Lydie en een Araabse versie, eveneens over de “Transitus Mariae”.  Ook de “acten van Johannes” (begin tot midden 2de eeuw), verhaalt hoe Johannes, die zelf te Efese verblijft, voor het sterven van Maria door een wolk tot voor de deur van het huis gebracht  wordt  (in Jeruzalem!) waar Maria woonde.
In zijn boek “Apocriefen van het Nieuw testament” haalt C. Ruts een korte tekst aan uit de ‘Transitus Mariae’ van Melito (die volgens hem leefde rond 170 na C.): “Toen de apostelen het lot hadden geworpen over de streken die zij moesten gaan onderwijzen, bleef zij (= Maria) in haar ouderlijk huis nabij de olijfberg”.  Ruts merkt hierbij op in een noot: “Volgens de apocriefen volgde Maria Sint Jan niet op zijn apostelbaan en kwam zij ook niet bij hem wonen, toen hij bestendig te Efese was gevestigd, maar zij bleef in het heilig Land”.

Wat dan?

Zoals u na lezing van bovenstaande gegevens zult inzien, is het moeilijk om tot een voldoende verantwoord besluit te komen.  Daarvoor hebben we te weinig objectieve gegevens in handen.  Ondanks de herontdekking van een zogenaamd ‘Huis van Moeder Maria’ aan de hand van de gegevens van de Duitse mystica, ondanks het feit van de grote Mariakerk in Efes(e) zelf, ondanks bepaalde volkse overleveringen, blijft het - bij de huidige stand van zaken althans - te weinig gefundeerd om in te gaan tegen de eensgezinde overlevering, dat Maria in Jeruzalem gebleven is en daar is overleden.

Naschrift  
Omtrent de visioenen van A.-.K. Emmerich en bv. ook van Maria Valtorta is het goed toch even in herinnering te brengen wat pater Ch. Niederer s.j. schreef: “De taal der mystiek heeft een eigen klank, zowel van Gods nabijheid als van persoonlijke beleving.  In het weergeven van de persoonlijke beleving komt iets eigens, en daarmee ook de mogelijkheid van onjuiste weergave.  Daarom is de Kerk voorzichtig en bijna terughoudend, voordat zij iets erkent “als echt”.  Intussen kunnen die geloofservaringen ons veel helpen, want wij kunnen dat meevoelen en meebeleven op ons kleiner niveau, en ons verheffen tot een dichter-zijn-bij-God (…) Een privé-openbaring is een persoonlijke beleving van wat God ons heeft geopenbaard in de H.Schrift en door de Kerk aan ons doorgeeft.  Het is geen spreken van God waarbij nieuw geloofsgoed wordt gegeven.  Maar de mystica zegt het met haar woorden en zoals zij het beleeft”.



EINDE ARTIKEL

   NAAR INHOUDSOVERZICHT        NAAR TOP