GELOOF en LEVEN



 HOME

 INHOUD

DE DECALOOG

ENIGE VAN DE TIEN WOORDEN

    NAAR INHOUDSOVERZICHT       

- 1 Bovenal bemin één God  
- 2 Onze houding tov Gods liefde
- 3 De vrije mens / Fundamentele moraal
- 4 God  
- 5 Één God  
- 6 Gods Naam eren (1)
- 7 Gods Naam eren  (2)
- 8 Dag van de Heer  
- 9 Heilig de dag van de Heer  
- 10 Eert vader en moeder  

 

DE DECALOOG (1)

Bovenal bemin één God

Ben Van Vossel cssr

Toen ik het onlangs met een confrater had over het succes van allerlei New-age-toestanden kwamen we tot de slotsom dat onze kerkgemeenschap vroeger misschien wel wat te eenzijdig de moraal had beklemtoond en te weinig de zingeving, de waarde van waaruit je kan leven, de spirituele nood en het onbegrensde gebied van de christelijke mystiek, de rijkdom van het christelijk geloof.  Ik vond het een uitdaging om de onbekende rijkdom van het christendom wat in het licht te stellen.  Maar tegelijk vond ik het een uitdaging om dat te doen aan de hand juist van de decaloog, die ook tot de essentie van de christelijke moraal behoort.  Is het mogelijk om rond geboden en verboden iets van de rijkdom van het christelijk geloof te laten oplichten en tevens de verheven roeping om op weg te gaan met die God, die leven is, levensnabij, oneindig menslievend?  Ik wil dit samen met jullie proberen.  U mag altijd schrijven als u meent ook een en ander te kunnen bijbrengen in het doorbreken van de heidense en hedonistische dogma’s van een zogenaamd humanistische cultuur, waarvan de kwalijke geur langs alle kanten begint op te stijgen: stijging van de tienerzwangerschappen, stijgende abortuspraktijk in die gevallen (volgens een nieuwsbericht van 12 maart j.l.), een versoepelende en verwarrende drugpolitiek, een antiaids-campagne die nog altijd niet heeft begrepen hoe belangrijk een humane seksuele en relationele opvoeding is, een uit de band springende feitelijke euthanasiepraktijk waarover de pers enige maanden geleden berichtte, en nu weldra de nieuwe euthanasiewetgeving (we schrijven dit op 22 maart 2001)..  


1 Bovenal bemin één God (1)


Hij heeft ons het eerst bemind

Het christendom begint echter niet met een moraal, met wetten, met ‘dit moet je doen’, ‘dat mag je niet doen’.  Dat ze zich voortdurend hoorden veroordelen op de preekstoel heeft veel mensen van de kerk en de godsdienst verwijderd: “Je bent slecht!  Je leeft niet volgens wat de Kerk leert!  God ziet jou niet graag!”  

Dit betekent niet dat het geloof geen gevolgen heeft naar de moraal toe.  Maar het eerste van het christendom en van elke ware godsdienst is dat God ons gaarne ziet.  “Hierin bestaat de liefde: niet wij hebben God liefgehad, maar Hij heeft ons liefgehad, en Hij heeft zijn Zoon gezonden om door het offer van zijn leven onze zonden uit te wissen” (1 Joh. 4,10).  Dat is het eerste.  Ons bestaan, ons hele bestaan ligt als een baby veilig geborgen in de armen van een liefhebbende God.  We mogen op de schoot zitten van God, die als een moeder van ons houdt en zijn leven veil heeft voor ons geluk.  


En als een onschuldige lijdt?

Voor sommige mensen zal hetgeen we zegden over Gods liefde als een vloek in de oren klinken, want zij zien dan voor hun ogen de duizenden en duizenden mensen die honger lijden, kinderen, jonge mensen, ouderen; ze zien moeders die zelf geen melk meer hebben om hun baby borstvoeding te geven.  ‘Waarom moest ons kind sterven?’  ‘Waarom moest mijn man zo vroeg ‘heengaan’?’  ‘Waarom moesten kinderen in handen vallen van pedofielen, waarom moesten Julie en Mélissa door een Dutroux misbruikt en gedumpt worden?’ ‘Waarom gebeurde die volkerenmoord in Rwanda en op andere plaatsen?’  Moest dat?  Moest dat van God?  Nee, natuurlijk niet, maar waarom liet Hij dat toe? Als Hij dan toch zo’n goede vader of moeder is!  Als Hij toch almachtig is?

Hier worden gelovigen met hun neus op feiten geduwd waar ze geen hocus-pocus antwoord te voorschijn kunnen toveren.  Dat God al die treurige zaken niet wil, daar zijn we het met zijn allen wel over eens.  Maar waarom Hij niet tussenkomt, waarom Hij dat niet verhindert, dat begrijpen we niet goed.  Vooral het lijden van onschuldigen, vooral het lijden van onschuldige kinderen.  Daar komen we niet uit.  Ik moet toegeven dat ik daar ook geen antwoord op heb.  Met wijlen dokter Jan Vermeire van Poverello, wil ik dan opzien naar het kruis, waaraan de meest onschuldige mens van de wereld doodgebloed is, Jezus, Zoon van God.  Dat is ook niet te begrijpen.  Waarom is God daar niet even op voorhand tussengekomen?  Waarom moest Jezus die afschuwelijke Romeinse doodstraf ondergaan?  ‘Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?’  God zwijgt op veel van onze waarom’s.  

Of misschien zien en horen we zijn antwoord niet.  Want het kruis van Jezus heeft een vervolg gekend: “Door zijn dood heeft Hij de dood gedood en gaf Hij ons het leven”, zingen we in een charismatisch lied.  En op Pasen zingen wij in de Byzantijnse liturgie de steeds herhaalde Paasboodschap: “De Heer is verrezen uit de dood, Hij overwon de dood en geeft aan ieder die gelooft ’t leven weer”.  Met andere woorden het lijden en de dood van Jezus waren niet zinloos: het was zijn overwinning op de zonde en de dood.  Omdat Hij niet achteruit is gedeinsd en zijn blij nieuws is blijven brengen werd Hij door het kwaad bij de keel gegrepen en naar de executiepaal gesleurd.  Dat is inderdaad gebeurd, maar dat was niet het laatste woord over zijn leven.  Als christenen spreken wij dan ook over verrijzenis, en over verlossing en heil voor de hele mensheid.  En als christen kan ik alleen maar over onschuldig lijden denken als ik ook mag denken over verrijzenis en heil, in relatie tot wat Jezus heeft doorstaan en bewerkt.  


Dit zijn geen woorden die op het gevoel werken, ik weet het, dit is een geloofsinzicht dat God zelf in ons hart moet leggen en waarvoor wij ons kunnen openstellen of afsluiten.  Het lijden van elke onschuldige, ook van die daar echt niet om vroeg en die onder grote angst en gehuil de mishandeling heeft ondergaan, dat lijden is niet het laatste woord, al is het een smet op de schepping.  In verbondenheid met Jezus’ lijden ontvangt het zin en kan het juist de wereld mooier maken.  De slachtoffertjes van Dutroux zijn niet tevergeefs gestorven, zelfs al zijn de witte marsen uitgedoofd en ook veel van de goedgemeende maar oppervlakkige emoties.  Toch zijn er een aantal maatregelen genomen (denk aan Child Focus) en is er een klimaat gegroeid waardoor een aantal spijtige zaken minder gebeuren en waardoor vlugger hulp geboden wordt bij verontrustende verdwijningen van kinderen en jongeren.  Onze eigen inzet en onze attente verdediging van de zwakke jongeren en ons optreden tegen een - ook door de media beïnvloede - ontwaarding van de menselijke seksualiteit en anderzijds het promoten van een humane seksuele opvoeding en relatievorming zijn een positief gevolg van het offer van die onschuldigen.


Er zijn andere hinderpalen

Dat we niet van God kunnen houden of dat we te veel van het andere houden, heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat onze ogen niet al te best zijn.  Misschien gaan  we wat al te veel op in wat voorbijgaat.  De Vastentijd is - naast broederlijk delen en sober omgaan met aardse goederen - een fantastische kans om wat stil te worden, om ons niet leeg te gieten in het absoluut willen vernemen van het laatste nieuwtje en dat allerlaatste nieuwtje absoluut ook nog te willen vertellen. Wij werden verslaafd aan het lawaai en aan de drukte omdat we schrik hebben van de stilte.  Nochtans is de stilte en de rust drager van nieuw leven.  Daar openbaart zich ook de diepte van het leven.  Als we het wat stil kunnen maken in ons,  kunnen we de zaken gemakkelijker naar waarde schatten.  We komen dan tot de slotsom dat hoe mooi, lekker, heerlijk, sterk, lief veel is van wat we hier op aarde ontmoeten, het uiteindelijk toch niet blijvend is.  Je kan je daarbij neerleggen.  Of je kan je afvragen: Is er nog iets meer?  Wat is er dat blijft?  Wat verliest zijn waarde nooit?


“Ik ben er”

Ik heb hierboven een oriënterend woord gezegd over ‘onschuldig lijden’, laten we nu eens kijken naar onszelf, naar het echte houvast dat we hebben.  Want noch al het materiële, noch zelfs onze geliefden redden ons uit de diepte van onze bestaansangst en uit het brutale feit van de dood.  Duik ik dan onder in de aantrekkingskracht van de leegte van de oriëntaalse zingevingswegen?  Er bestaat een beter adres.  Dat klinkt op uit de brandende braamstruik, waarvoor Mozes zijn sandalen uittrekt.  Hij vraagt naar de naam van Hem die daar spreekt over bevrijding.  Het antwoord luidt: “Ik ben die er is”.  Hij is er wanneer ik Hem roep met heel mijn wezen.  Zelfs als mijn leven stukgaat, als iedereen mij in de steek laat, als ik me eindeloos verloren weet: Hij is er.  Hij is de oorsprong en de bestemming.  De enige thuis.  Hij is liefde.

En om Hem mogen we dan ook blij zijn.  Hem mogen we dan ook bezingen, met een blij hart van kinderen die onbekommerd mogen leven binnen de geborgenheid van hun ouders.  Hem mogen we liefhebben, als mensen die bewust zijn van zijn heerlijkheid en zijn onbegrensde liefde. Hem mogen wij ons leven toewijden en voor Hem ons leven heiligen als een geestelijke offergave aan Hem, die ons alles gaf.  Alleen voor Hem wil ik mij in aanbidding buigen.  Niet uit angst, maar in liefde, in de kracht van de Geest. “Bovenal: bemin één God”. (www.geloofenleven.be)


 NAAR INHOUD    NAAR TOP

DE DECALOOG (2)

 1 Bovenal bemin één God (2)

Onze houding tegenover Gods liefde

Ben Van Vossel cssr

Erkentelijkheid

Het zal wel moeten dat we op een of ander moment van de dag opstaan, ons wat opkalefateren tot we een wat menselijk uitzicht krijgen, wat eten en desnoods ons ook nog begeven aan onze dag-(of nacht-)taak (onze dagelijkse arbeid of zinvolle dagvulling), wat trachten overeen te komen met andere menselijke wezens enz…  Eten, werken, wat verpozen, de krant, de teevee, wat dicht bij elkaar zijn, slapen, opstaan…

In ons vorig nummer van ‘Geloof en Leven’ heb ik eigenlijk enkel nog maar gezegd dat God van ons houdt.  Ik vond dat ik daarna wel even moest ingaan op de vaak gehoorde opmerking dat die liefde toch moeilijk kan samengaan met het vele onschuldig lijden in de wereld.  Met wat ik hierboven zegde wil ik nu onszelf situeren in onze relatie tot God.  Speelt die relatie ergens?  Heeft die relatie invloed op onze manier van leven?  Zijn er geen andere en belangrijker zaken te doen dan te bidden en in de kerk te zitten?

We gaan op die vragen niet antwoorden, de antwoorden worden zo wel duidelijk.  Laten we gewoon eens zien wat het kan betekenen “God bovenal liefhebben”.  Het is het eerste van de 10 levenswoorden, die het menselijk leven en het menselijk samenleven in zijn voegen moeten houden.  Wat kan dat voor ons leven betekenen?  We gaan het antwoord niet vragen aan onze regering, waarin een goed aantal vrijmetselaars zitten en agnostici, mensen die het niet kan schelen of er een God bestaat of niet.  We komen er voor uit dat we gelovigen zijn en we willen consequent zijn.  Iemand zei eens al grappend: ‘Katholiek, maar niet fanatiek’.  Nee, niet fanatiek, maar wel consequent.  Dat wil zeggen: we willen leven volgens ons geloof.

Als we nu geloven dat God bestaat, dat Hij liefde is, dat Hij ons gewild heeft en -hoe dan ook- aan de oorsprong staat van ons bestaan, dat Hij ons leven draagt en in stand houdt, dat Hij om ons begaan is, ja, ook om jou en om mij…  DAN moet er in ons een lichtje gaan branden dat ons zegt: wees minstens wat erkentelijk, wees minstens bewust van de heerlijkheid van zo’n Iemand die aan de oorsprong staat van alles en zonder wie ikzelf er niet zou zijn, Iemand die toekomst geeft aan mijn leven en me op elk ogenblik helpend nabij is.


Een nabije God

Ik schrijf dit voor ‘gelovige mensen’.  Als je ’s morgens opstaat zou er dan bij jou ook een gedachte aan God mogen opkomen.  Maar misschien denk je direct aan de drukte van de dag die gaat komen, aan de zorgen die er opnieuw zullen zijn, de problemen die zich gaan stellen, de zaken waar je nu onmiddellijk voor moet gaan zorgen… en DUS begin je de dag maar als ongelovige, als iemand die er helemaal alleen voor staat, die de zorgen allen moet dragen, die zelf alle problemen zal moeten oplossen...  God wordt dus buiten jouw leven gehouden.  Dat betekent met andere woorden, dat Hij voor jou een verre God is, die zich met jouw concrete leven niet bezighoudt en er zich ook niet aan interesseert.  Maar zo heeft God zich niet doen kennen, noch in het Oude noch in het Nieuwe Testament:

“Gij kent mij, Heer, en Gij doorschouwt mij, Gij ziet waar ik ga of sta.

Van verre kent Gij mijn gedachten,

Gij weet waarom ik bezig ben of rust, Gij let op al mijn wegen.

Heer, voor het woord nog op mijn tong is, weet Gij reeds wat ik zeggen ga. -

Waar ik mij wend, Gij staat op wacht, uw hand rust altijd op mijn schouder.

Uw kennis is voor mij te wonderbaar, zo hemelhoog, dat ik ze niet kan vatten. -

Waar zou ik ooit ontkomen aan uw geest, waar zou ik mij voor uw gelaat verbergen?” (Uit het Oude Testament: Psalm 139)

“Verkoopt men niet twee mussen voor een stuiver? En toch zal buiten de wil van uw Vader niet een mus op de grond vallen.  Bij u echter is zelfs ieder haar van uw hoofd geteld. Weest dus niet bevreesd; gij zijt toch meer waard dan een zwerm mussen”. (Jezus in : Mattheüs 10,29-31)


God laten binnenkomen

Als God zich zo werkelijk bij ons betrokken voelt en ons draagt, moeten wij ons openstellen voor die relatie en nagaan hoe we daar - van onze kant - gestalte kunnen aan geven.  In de eerste helft van vorige eeuw leerde men op de christelijke scholen aan de kinderen een ‘morgengebed’.  Dat was een groet aan God en men legde dan ook de komende dag in zijn hand  en beloofde om volgens Gods verlangen te leven.

Het kerkelijk ‘Getijdengebed’, dat door priesters en religieuzen maar ook door veel leken (minstens gedeeltelijk) gebeden wordt, begint na de daglezing ook met de ‘lauden’, de lofprijzing.  Men wil God prijzen voor zijn schepping, voor zijn liefde voor de mens, voor heel het verlossingwerk om de mens terug te voeren naar het geluk.  Ook als we het Getijdengebed niet verrichten, kunnen we toch wel even God proficiat wensen om het grote werk van de schepping waar Hij de oorsprong van is.  

Sommige christenen nemen een klein stukje evangelie, bijvoorbeeld het evangelie van de dag om daar wat aan te denken gedurende de dag en er hun leven wat door te laten vormen.  Zo geeft men God eer want men wil rekening houden met de weg naar het geluk die Hij toont in zijn Woord.

Sommige christenen trachten ook in de week al eens tijd te maken voor een Eucharistieviering (sommigen zelfs dagelijks).  Het betekent een sterke ontmoeting met God, wij zijn er in direct contact met Jezus’ levensoffer en verheerlijking.  Als we dit in waarheid beleven wordt het een bron van heiliging, heling en sterkte.

Tegenwoordig zijn er meer en meer christenen die ook tijdens de dag nog wat tijd zoeken voor uitdrukkelijk gebed.  Zij maken daar een dagelijkse afspraak met God van.  Sommigen bidden dan een rozenhoedje of bidden wat noveengebeden.  Men kan ook een evangelietekst nemen en daar wat rond bidden.  Men kan ook gewoon wat bij God trachten te zijn en Hem te danken, te prijzen, om vergeving te bidden en te bidden voor je eigen noden en die van anderen, voor een betere wereld, voor de zieken enz…

Bovenal bemin één God!


De wil van God

Bidden volstaat niet.  Het is in ons hele leven dat het verlangen van God moet geleefd (gedaan) worden.  Leven in het verlangen van God.  In die zin zijn in het eerste gebod ‘Bovenal bemin één God’ de andere geboden reeds ingesloten, ook het gebod van de naastenliefde.  Maar het verlangen van God is zeer concreet.  Het betekent dat ik nù doe wat God nù graag zou willen.  Ik ga dus bidden om licht, om onderscheiding om te weten wat ik op elk moment te doen heb.  Overigens hoef ik niet om licht te bidden wanneer het reeds heel duidelijk is wat God wil.  Dan moet ik gewoon in actie komen.

‘Heer, ik wil U dienen vandaag.  Alles wat ik doe, wil ik doen volgens uw verlangen’.

‘Vader, toon mij waar uw verlangen ligt.  Heer Jezus, leer mij zoals U in alles het verlangen te doen van de Vader’.  Voor Sint Alfonsus was de wil van God de enige richting van zijn leven.  En de heilige Gerardus schreef op zijn kamerdeur: “Hier geschiedt alleen de wil van God”.  O.K., dat zijn heiligen, en dan nog van een tijd geleden.  Maar dat is nu juist de kwestie, dat dit niets uitmaakt.  Een heilige is in feite een gewone christen.  Heilig zijn (of worden) is de normale roeping van ieder normaal christen.  En heilig zijn is: leven volgens Gods verlangen.  Zijn verlangen boven alles stellen!  Hier hoeven we verder geen woorden aan te verspillen.

Okay, maar als het concreet wordt

Problemen stellen zich wel als in concrete situaties komt.  Wat is Gods wil?  Wat wil God van mij op dit moment?  Wat wil God in die situatie?  Valt Gods wil samen met mijn wil of moet mijn wil samenvallen met Gods wil?  En hoe pak ik dat aan in het gewone leven van elke dag?  We kunnen daar volgende keer wat verder over bomen.  Hoe kan ik Gods wil kennen en als ik die ken: hoe kom ik er dan toe om dat verlangen van God ook te doen?


  NAAR INHOUD    NAAR TOP

DE DECALOOG (3)

1 Bovenal bemin één God

3 Fundamentele moraal - De vrije mens

Ben Van Vossel cssr

In lessen over moraal of ethiek komt er altijd eerst een stukje over ‘moraal in het algemeen’, men gaat dan de grote principes uit de doeken doen van waaruit men vertrekt.  Zo zou het ook kunnen gebeuren dat, terwijl we hier ons hier aan het bezinnen zijn over Gods liefde in het kader van de decaloog, we ook zo’n stukje algemene of fundamentele moraal aan het opzetten zijn.  Vorige keer waren we geëindigd met de vraag : “Hoe kan ik Gods wil kennen en als ik die ken: hoe kom ik er dan toe om dat verlangen van God ook te doen?”


We hebben wel ergens een aanvoelen!

Als je reeds lang oprecht christen bent, dan zul je in de meeste gevallen wel weten wat God wil, wat Hij van jou verlangt in concrete omstandigheden.  Wel blijft het nodig af en toe je leven eens serieus te bekijken, je relaties thuis en buitenshuis, je omgang met de mensen, de tijd die je aan God geeft… en je af te vragen of alles wel volgens Gods verlangen verloopt.

Hoe komt het dat je in de meeste gevallen wel zult aanvoelen wat God verlangt?  Omdat je door je doop en je vormsel de heilige Geest hebt ontvangen die jou innerlijk leidt; Jezus noemde Hem ‘de helper en trooster’.  Bovendien ben je als normaal christen ook beïnvloed door je contact met God in het gebed, en door de schriftlezing (persoonlijk of in de eucharistievieringen), en door het onderricht van de Kerk, en door je contacten met andere overtuigde christenen (dat is iets heel anders dan ‘bekrompen’ christenen).    Maar het zou wel eens zo kunnen zijn dat ook niet-christenen en zelfs niet-gelovigen een aanvoelen hebben van wat God wil, van wat goed of slecht is; en een aantal van hen zal dan ook keuzen maken die in de richting van het goed en tegen het verkeerde ingaan.


Men sprak dan soms van een alarmbelletje dat begint te rinkelen wanneer het kwaad zich aan ons presenteert als weg naar het geluk.  Kard. Danneels drukt het ook wat eenvoudig uit in zijn boekje voor tieners (zie verder in dit nummer bij de boekbesprekingen): “We hebben een innerlijke radar die ons zegt wat goed is; je moet vooral eerlijk zijn.  Dan voel je vanzelf wat kwaad en goed is.  (maar) Zelfs als je weet wat goed is, kan het gebeuren dat je je innerlijke radar niet volgt - je hebt immers de vrije keuze.  Die radar noemt men het geweten.  Het is iets mysterieus - het zit daar en we weten niet hoe het er komt”


De vrije mens: Gods beeld en gelijkenis

De mens is vrij, althans voor een goed deel.  Want we zijn natuurlijk ook op vrij ondoorzichtige wijze beïnvloed door ons voorgeslacht, onze opvoeding, onze leefomgeving, onze ontmoetingen en ervaringen.  Als vrij mens kunnen wij kiezen voor het goede of het verkeerde, wij kunnen Gods verlangen doen of ervoor kiezen onze eigen wil te doen.  Je kunt echter dat woordje ‘vrij’ ook strikter bekijken en zeggen :

- Iemand die bv. gewoon al zijn impulsen of driften involgt, is niet vrij, maar is slaaf van zijn driften.  

- Iemand die zijn oordeel of handelwijze enkel laat afhangen van die van anderen is evenmin een vrij mens.

- “Ik trek me daar niets van aan, ik wil me daar niet mee bemoeien”.  Dit kregen we te horen bij een handtekeningeninzameling tegen abortus.  Ik wens dan in feite niet te komen tot een persoonlijke en verantwoorde beoordeling en tot een persoonlijk en verantwoord handelen.  Dat is dan ook geen goede aanwending van de ”gewetensvrijheid".   

In het tweede scheppingsverhaal (de ongehoorzaamheid van Adam en Eva) zie je hoe de mens God wantrouwt, zich tegen Hem keert door zelf de normen van goed en kwaad te gaan bepalen.  In feite wil hij zichzelf tot god maken.  Het gevolg is de duisternis, het grote onheil.

Kard. Danneels tracht het als volgt uit te leggen aan enkele tieners: “De wortel van het goede is God: Hij woont in ons.  Daarom voelen we een aantrekkingskracht tot alles wat goed is: liefde, goedheid, vergeving, solidariteit, behulpzaamheid…  De bijbel drukt dat uit door te zeggen: je bent gemaakt naar het beeld van God.  Er is iets in ons dat verwijst naar Hem.  We lijken in wat we zijn op Hem, niet zomaar van buitenaf.  Hij woont in mij, voorzover ik Hem in mij lààt leven en handelen en spreken.  In feite zit dus de wortel van het kwaad in ons, maar de wortel van het goede buiten ons.  Als ik kies voor het goede, is het God die mij pusht.  Als je ja zegt, is het dankzij Hem, als je nee zegt, is het uit eigen opstandigheid.  Het is een mysterie waarom wij geneigd zijn nee te zeggen.  Je kunt het uitleggen vanuit onze vrijheid.  Hij wil dat we vrij ja zeggen, dus moet Hij ons ook de mogelijkheid geven om nee te zeggen”.


De vrije mens komt tot het licht

Om gewetensvol te handelen is het nodig dat ik zo goed mogelijk ingelicht ben omtrent wat ik moet doen en laten en dat ik dan ook het goede kies (voor zover mijn vrijheid niet door fysisch geweld, dreiging of psychisch onvermogen niet beknot is).  Maar dit brengt allereerst met zich mee dat ik mijn geweten ook wat wil vormen (dat ik me dus laat inlichten omtrent het morele karakter van mijn keuze).


1 Er is allereerst mijn eerste aanvoelen.  Daarover hadden we het even en we mogen dat niet onderschatten.

2 Vervolgens kan ik wat nadenken over wat de mensen zeggen en wat de mensen voor goed of verkeerd houden.  Je kunt daarbij ook best eens zien naar de resultaten (Aan de vruchten ken je de boom, zegde Jezus).

3 Je kunt dan ook beroep doen op wat wijze en eerlijke mensen de eeuwen door hebben gezegd en geschreven (de profeten van alle tijden).  Wij moeten trouwens ook nu kunnen onderscheid maken tussen goedkope propaganda, sensatie en anderzijds degelijke literatuur.

4 Als christen laat je je vervolgens ook aanspreken door wat Jezus deed en verkondigde en door wat de Kerk onderwijst.

5 Tenslotte sta je zelf dan voor het persoonlijk oordeel over wat volgens jou de juiste weg is in concrete gevallen.  Hier stel je je persoonlijk tegenover God, en in alle eerlijkheid kies je wat volgens jou Zijn verlangen is.


Wat heeft dit nog te maken met God en met God bovenal liefhebben?

God heeft een droom gehad over ons leven, een droom die ook vandaag nog bestaat.  Zijn verlangen is het dat wij gelukkig zouden zijn.  Die droom van God hebben we al vaak stukgeslagen door kleine en grote misstappen.  Maar Hij laat zich niet ontmoedigen.  En vandaag schuift God zijn droom weer naar voor.  Hij noemt onze naam, jouw naam, en Hij zegt : ‘word gelukkig!  Dat is mijn diepste verlangen’.  Dàt zegt God tot jou.  Als je op dit moment van inzicht positief wilt reageren dan antwoordt je aan God: ‘gelukkig worden, God, dat is ook mijn diepste verlangen’.  Gods verlangen en jouw verlangen vallen samen in jouw geluk.  Om het nog anders te zeggen: gelukkig worden betekent dat ik God ook blij maak.  Door Gods verlangen te doen bewerk ik mijn geluk en toon ik mijn liefde voor God.

Dit is een beslissing van dit moment.  Maar je zal dagelijks moeten bidden dat je aan die beslissing trouw zou blijven, dat je zou inzien wat die beslissing inhoudt op elk concreet moment en dat je je zou inspannen om volgens Gods verlangen te leven.  Vraag deze week aan God dat Hij je zou helpen om zijn verlangen te kennen en volgens dat verlangen te leven.

“Heer Jezus, ik wil gelukkig zijn.  Ik geloof dat de Vader mijn geluk wil.  Help me zien wat God van mij verlangt op dit moment”.


Dagelijkse keuzen in relatie met God

We kunnen dan wel het juiste inzicht hebben, maar er is nu nog het probleem dat we dan ook de juiste keuze moeten maken: het juiste inzicht in praktijk brengen.

Wat Jezus beleefde is ook voor ons het meest belangrijke : dat we in voortdurend contact blijven met de Vader.  Gods stem vernemen is een groot geschenk en het is ook een recht voor elk kind van God.  De Vader wil zijn kinderen leiden.

Elders zegt Jezus: “Ik ben de weg naar het echte leven…  Wie Mij volgt wandelt niet in de duisternis, maar zal het licht van het leven bezitten”.

Op een vormingsavond in ‘Oase in de Stad’  zei een deelnemer : ‘We moeten vaak bidden om de bekering van onze wil, zodanig dat we van harte en met doorzetting Gods wil gaan doen’.

Inderdaad: waar halen we de kracht om volgens Gods Woord te leven, bv. om anderen boven mezelf te plaatsen ?  “De christen groeit in vrijheid door zijn trouw aan de genade van zijn doopsel en zijn vormsel”, zegt het Geloofsboek.  “Door die sacramenten wordt Jezus steeds meer in mij geboren.  Zijn liefde krijgt meer armslag in mij en daarom wordt mijn geweten van dag tot dag een gevoeliger kompas”.  Voor christenen is dit gevoelige kompas niets anders dan het stille bewegen van Jezus’ geest, de heilige Geest die hen haast onhoorbaar naar het goede wijst” (Geloofsboek p. 155)  Het is door dat geregelde contact met God dat we ook de sterkte krijgen niet enkel om gewetensvol te oordelen maar ook om gewetensvol te handelen.

God doet ons zijn plan van liefde kennen, maar dat vraagt vooral een sterke relatie met God, de bereidheid om te luisteren en ook de vraag om geholpen te worden in die beslissing.

Belangrijkst is de vorming doorheen het gebed en doorheen de kleine keuzen die we maken en waarin we rekening houden met Gods verlangen.  Zo wordt het juiste kiezen een soort habitude, iets dat ons eigen wordt, een gewone manier van doen waarbij we niet telkens hoeven na te denken.

God bovenal beminnen, God plezier doen door zelf de weg naar het geluk te kiezen, is dat niet de moeite waard om je met hart en ziel op die weg te begeven?



 NAAR INHOUD    NAAR TOP

DE DECALOOG (4)

1 Bovenal bemin één God

GOD

door :Ben Van Vossel cssr

God?  Niet meer nodig!

Bestaat God?  Een vraag die met alsmaar groter letters geschreven werd naarmate de mensen ‘slimmer’ werden, ik bedoel naargelang de wetenschappen en de technische verwezenlijkingen vooruitgang maakten en naargelang de mens meer en meer de natuur ging beheersen en de indruk kreeg al-machtig te zijn.  Als je zelf alles kan en in alles kan voorzien (nou, ja), dan hebt je geen ‘almachtige God’ en goddelijke Voorzienigheid meer nodig.  Als aan het begin van alles (of toch van ons heelal) de ‘big bang’ staat, dan hoef je geen beroep meer te doen op een bovennatuurlijke oorzaak van de schepping (hoewel…).  Als men je definitief overtuigd heeft van het eindige van je leven (is dat zo Elisabeth Kübler-Ross?), dan hoef je geen god uit te vinden die je toch nog in het bestaan zou houden…  En als je alles hebt wat je hartje je ingeeft (ken je je hart wel goed genoeg), waarom zou je dan uitzien naar een God die je kan vervullen?


Objectieve Godsbewijzen?

Als bewijzen van Gods bestaan verwees men vroeger vooral naar tekenen die opvallen als je er tenminste je hart wat voor openstelt.  Het zijn uitwendige, zichtbare of minstens mededeelbare tekenen.  Zo verwees men naar morele tekenen, fysische wonderen, profetieën en profetische mensen en de zogenaamde grenssituaties.

Bij de “morele tekenen of wonderen” vernoemde men dan:

* het leven en de persoon van Jezus (zijn aandacht voor de kleine, gekwetste, zondige mensen, zijn enorm Godsvertrouwen, het feit dat hij zonden vergaf en er als teken zelfs een mirakel bij plaatste).

* De schoonheid van het christelijk geloof met vooral de naastenliefde en concreet de vergevingsgezindheid die vaak in andere godsdiensten ontbreekt, de optimistische visie omwille van het Godsvertrouwen en de actieve inzet voor een betere wereld.

* Het feit dat ondanks innerlijk verval en uiterlijke aanvallen de Kerk nog steeds bestaat en haar taak blijft vervullen.

* De goede vruchten de heilige Geest die te zien zijn in veel heiligen en vrome christenen (wat niet uitsluit dat Gods Geest ook buiten de Kerk actief is natuurlijk en dat binnen de Kerk ook heel wat zondaars en zwakke mensen zijn).

Bij de “fysische wonderen” verwees men naar de tekenen die Jezus deed en vooral ook naar zijn verrijzenis; daarbuiten zijn er ook - binnen een gelovige kontekst - fysische wonderen die door de wetenschap niet konden verklaard worden (bij zalig- en heiligverklaringen - uitgenomen voor martelaren - vraagt de kerk ook steeds minstens één mirakel als teken).

“Profetische tekenen” liggen wat moeilijker, omdat die vaak nogal onduidelijk zijn of op veel situaties kunnen toegepast worden.  Voor wie reeds gelooft zullen wel heel wat gebeurtenissen en woorden uit het Oude Testament duidelijk verwijzen naar Jezus.  Verder zijn er natuurlijk heel wat profetische figuren in de Kerk die ons duidelijk maken wat God speciaal verlangt of waartegen Hij ons wil waarschuwen of waar we speciaal op moeten letten : bv. Mother Teresa die respect voor elk leven propageerde, het arme, ongeboren, afgeschreven menselijk leven; ook figuren als Werenfried van Straeten (vergeving en hulp aan gewezen vijanden), kardinal Jozef Cardijn (waardigheid van de jonge arbeider), Dom Helder Camara (respect en gerechtigheid voor de arme) enz…


Vragen rond de grenzen van ons bestaan (“grenssituaties”)

Voor zover mensen vandaag nog tijd nemen om zich die vraag ‘Bestaat God?’ ernstig te stellen, zullen de antwoorden van vroeger hen toch niet meer zo aanspreken.  Een antwoord dat ik eens kreeg van een eenvoudige soldaat in het militair hospitaal (tijdens zijn ziekte had hij wat liggen nadenken) :”Er moet toch ‘iets’ zijn, er moet toch Iemand aan de oorsprong van alles zijn; allee, iemand moet toch een gezorgd hebben voor een eerste ei of een eerste kip”.  We hebben wel wat gelachen met dat voorbeeld.  Hij wou zeggen dat Iemand, een Hogere macht toch aan de oorsprong van alles moest staan.  Maar natuurlijk, sedert de evolutieleer zal dat argument al wat minder zwaar doorklinken, al blijft ook dan de vraag gesteld wat er vóór de Big Bang was, vóór het ontstaan van het heelal.  Sommige hedendaagse wetenschappers beweren dat ze daar als het ware de oneindigheid raken of dat de orde in de schepping naar God verwijst…

Anderen zagen in het geluksverlangen van de mens een bewijs voor het bestaan van God: ons hart met zijn oneindige verlangens naar geluk is te groot om volledig en definitief met iets of iemand anders vervuld te worden buiten God, de oneindige.  Of ook: Waar kom ik vandaan en wat is de toekomst van mijn leven?  In mij is er het verlangen om eeuwig te leven.  En het verlangen naar gerechtigheid, wordt dat vervuld of zal Hij er in voorzien?  Verwijst ook ons geweten niet ergens naar God? Dit alles noemen we vragen rond de grenzen van ons bestaan;  weigeren om het bestaan van God aan te nemen laat eigenlijk meer en grotere vraagtekens staan dan het vraagteken bij ‘Bestaat God’?

Misschien dat we bij dit alles niet zozeer moeten spreken over ‘godsbewijzen’ dan wel over ‘verwijzingen’ die aantonen dat het verantwoord is om in God te geloven, zelfs redelijker dan niet te geloven.


Redelijk verantwoord (en zelfs iets meer)

Als besluit van zijn degelijk en verantwoord boek “Bestaat God?” schrijft  Hans Küng (ad majorem Dei gloriam!) het volgende: “Na de moeizame gang door de geschiedenis van de moderne tijd sinds Descartes en Pascal, Kant en Hegel, na uitvoerig de godsdienstkritische bezwaren van Feuerbach, Marx en Freud in overweging genomen te hebben, na een serieuze confrontatie met het nihilisme van Nietzsche, in het zoeken daarna naar het fundament van ons fundamentele vertrouwen en het antwoord in het vertrouwen op God, na een vergelijking tenslotte met de alternatieven van de oosterse religies, na in te zijn gegaan op de vraag “Wie is God?” en op de God van Israël en van Jezus Christus: na dit alles zal men begrijpen, waarom nu  op de vraag “Bestaat God?” een voor het kritische verstand te verantwoorden, helder, overtuigd ‘ja’ als antwoord kan worden gegeven”.


Persoonlijke tekenen

Sterker dan allerlei ‘godsbewijzen’ of ‘verwijzingen’ worden  we soms aangesproken door de gewone catechese en verkondiging en door het persoonlijk getuigenis van mensen die een sterke ervaring meemaken van het bestaan van God.  Vooral als dat mensen overkomt die eigenlijk helemaal niet gelovig waren.  Zo heb je o.a. het boek van  Frossard, “God Bestaat, ik heb Hem ontmoet”.  Van het ene moment op het andere gelooft hij, eigenlijk zonder enige aanleiding.  Een linksgeoriënteerde, atheïstische intellectueel die plots gelovig wordt en zelfs kerkelijk.  In dit geval merk je duidelijk hoe het geloof tenslotte een geschenk is, iets dat we onszelf niet kunnen geven maar waarvoor we ons wel kunnen openstellen.


Zonder God

In het geloofsboek wordt een korte tekst van Dostojewski geciteerd die laat aanvoelen hoe de mensheid zonder God tot een troep ontwortelde weeskinderen wordt die onrustig naar wat genegenheid zoeken: “Als God zal verdwenen zijn en de mensen wezen geworden… zal ook de grote idee van de onsterfelijkheid verdwijnen en moeten vervangen worden.  Heel die grote liefdesdrift die zich op het Onsterfelijke had gericht, zal zich nu moeten verplaatsen: op de wereld, op de mensen, op de natuur, ja op elk grassprietje…  De mensen zullen zich haasten om elkaar te omhelzen, rennen om iemand lief te kunnen hebben; want ze weten nu dat hun dagen voorbij schieten en dat dit alles is wat hun rest”.

Er is een heel eenvoudig antwoord: God bestaat!  En een woord van Jezus uit Mattheüs 10, 29-30 : “Verkoopt men niet twee mussen voor een stuiver? En toch zal buiten de wil van uw Vader niet een mus op de grond vallen.  Bij u echter is zelfs ieder haar van uw hoofd geteld.  Weest dus niet bevreesd; gij zijt toch meer waard dan een zwerm mussen”.

(Lees in volgend nummer: Eén God)

 



 NAAR INHOUD    NAAR TOP


DECALOOG (5)

1 Bovenal bemin één God  (5) Eén God  

door: Ben Van Vossel cssr

Als je God aanvaardt - zo zegt het Geloofsboek - krijg je een antwoord op de drie grote vragen van het mens-zijn.  De vraag naar de waarheid: wat betekent dit alles?  De vraag naar de normen: wat moet ik doen?  En de vraag naar de zin: wat mag ik hopen?  Voor iemand die in God geloof, verandert aldus alles.”  Dat hebben we hopelijk met onze vorige uiteenzettingen laten aanvoelen.  Nu hebben we het over het geloofspunt dat er maar één God is, het eerste gebod of levenswoord: Bovenal bemin één God.

In hoeveel goden geloven de christenen?

“Ene God alleen, éne Zaligmaker en anders geen”.  Dit was een kinderversje, een optelversje uit de oude tijd.  Het basiswoord van het Joodse geloof (Sj’ma Israël!) was: ‘Hoor, Israël, de Heer is onze God, Hij alleen is God!’  Het is ook het basiswoord van de Islam.  En die twee twijfelen eraan of dit ook wel het basiswoord is van het christelijk geloof.  Het jodendom had in het evangelie al gezegd dat Jezus verkeerd zat, daarvoor wilde men Hem zelfs stenigen.  De Islam is er vrijwel zeker van dat christenen het over 3 goden hebben: God (de Vader), Jezus (Isa) en Maria of de heilige Geest of iets dergelijks als derde.  Maar dat christenen niet helemaal zuiver zijn op de graat voor wat het geloof in één God betreft, daar zijn ze vrijwel zeker van.  Nochtans is ook voor het christendom de grondwaarheid dat er slechts één God is en dat er trouwens slechts één God kàn zijn.

Er zijn de natuurgodsdiensten geweest, waar men geloofde in natuurkrachten die men goddelijke eigenschappen toekende en aan wie men zich toewijdde, voor wie men offerde (soms mensen- en dan vaak ook kinderoffers zoals o.m. bij de Baälgodsdienst in Carthago, 8ste-2de eeuw voor Chr. (Er werden ook kinderlijkjes als bouwoffer aangetroffen in een aarden vat, ingemetseld in een muur van Megiddo en ook bij de Inca’s nog in de 14-15de eeuw in Ecuador, Peru, Chili, Argentinië en Bolivia); men bad tot die goden of men trachtte ze te bezweren; met behulp van magische rituelen trachtte men ze in zijn macht te krijgen.

Er zijn de vele godsdiensten uit de klassieke Oudheid geweest, meestal veelgodendom, waarbij men ook weer de goden trachtte goed te stemmen en ze wat in zijn dienst trachtte te krijgen door offers.  Vaak was er een soort oppergod, naast veel andere goden die men overigens vaak heel menselijke  - en niet steeds de meest verheven - emoties en handelingen toeschreef; naast die goden sprak men dan nog van halfgoden.  In sommige perioden en culturen lieten de leiders (koningen, farao’s, keizers) zichzelf tot god uitroepen en vereren.

Verder zijn er de esoterische godsdiensten, waarbij nogal sprake is van occulte, verborgen kennis (gnosticisme) en waar vaak naast de transcendente goede god er ook een scheppende en heersende god bestaat.  Dit laatste treffen we vooral aan bij het manicheïsme : we spreken dan van dualistische wereldbeschouwing, met een principe van het goede en een beginsel van het kwade.

Christenen zeggen : Er kan maar één God zijn, als we aan God absolute macht en de oorsprong van alle zijn toekennen.  Twee goden zijn niet denkbaar of je zou weer in het buitenissige spoor van de godsdiensten uit de Oudheid moeten treden met een soort van rangorde en een oppergod.

Dus als christenen zeggen dat God Vader Zoon en Geest is, dan blijven ze toch nog geloven dat er maar één God bestaat.  Dit is geen waarheid waar we zelf zo eens eventjes opkomen, zoals men op het idee van 2 goden komt door de vaststelling dat er naast het goede ook kwaad is in de wereld.  Nee, het geloof in de Drieëne God is geen menselijk besluitje vanuit bepaalde overigens beperkte ervaringen of vaststellingen, het is een waarheid die ons geschonken wordt vanuit de Openbaring, i.c. de heilige Schrift.

Mysterie van Liefde

God openbaart zichzelf niet als de grote eenzame, maar als Vader - Zoon - Heilige Geest.  Wij mogen dat mysterie - dat we niet kunnen ontrafelen - dankbaar aanvaarden; blij omdat het ons werd geopenbaard.  De grote geleerde, Augustinus zag in dat hij enkel maar het hoofd kon buigen voor iets wat niet te verstaan of te doorgronden is met het menselijk verstand.  We zijn blij dat we God ‘Vader’ mogen noemen, maar dat heeft op de eerste plaats te maken doordat God Vader is voor Jezus Christus, zijn enige Zoon, vóór alle tijden geboren uit de Vader.  “Hij is het beeld (de icoon) van de enige God”, van in alle eeuwigheid voorgekomen uit God, ‘wezensgelijk’ met de Vader zal men later zeggen.  En de liefde tussen Vader en Zoon is zo volmaakt dat het ook een Persoon is.  Maar, maar… dan hebben we toch drie goden?  Er is maar één God: Vader, Zoon en heilige Geest.  In volmaakte eenheid, mysterie van Liefde.

Een probleem?

Ik ontmoet christenen die vooral bidden tot de Vader.  Andere christenen hoor ik vooral bidden tot Jezus, Gods Zoon.  En we bidden ook mooie gebeden tot de heilige Geest: Kom, Schepper Geest, daal tot ons neer…  De heilige Ignatius van Loyola maakte zich daar geen problemen rond.  Hij bad ook de ene keer tot de Vader, dan weer tot Jezus, dan tot de heilige Geest.  Telkens richten wij ons tot het ene mysterie van Liefde (Lees bv. Lafrance, Volharden in gebed, p. 112).

Drieëne God ik bemin U

Een God dus, die voor ons als een vader of moeder wil zijn, zorgend, dromend van ons heil, maar die ons - opdat we tot het heil zouden komen - ook voor eisen stelt.  En die eerste eis hebben wij even willen benadrukken : Bovenal bemin één God.  Geloven wordt immers maar echt wanneer het ook beminnen wordt.  Laten we zo op weg gaan en aan God zelf vragen: “God van Liefde, help mij U lief te hebben; vervul mijn hart met liefde, die uw goddelijk geschenk is.”


 NAAR INHOUD    NAAR TOP


DECALOOG (6)

Ben Van Vossel cssr

2 Gods Naam eren (1)

In het Geloofsboek staat als tekst boven de tweede wegwijzer naar het geluk: Heilig is voor ons uw Naam, heilig is voor ons uw eer.  Vroeger klonk het ook nog: Zweer niet ijdel, vloek noch spot.

2.1 De naam is de persoon
Het is duidelijk dat een naam de persoon zelf wil uitzeggen.  Dit is Jaak, dit is Myriam.  Dan bedoel ik heel hun persoon.  Gelieve hen te aanvaarden met al wat ze zijn.  Heb respect voor hun eigenheid.  Vroeger stak dat eigene ook duidelijker in de naam.  Zegt Mozes tot God in Exodus 3,13 “Als ik nu bij de Israelieten kom en hun zeg: De God van uw vaderen zendt mij tot u, en zij vragen: Hoe is zijn naam? wat moet ik dan antwoorden?” 14 Toen sprak God tot Mozes: “Ik ben die is.” En ook: “Dit moet gij de Israelieten zeggen: Hij-is zendt mij tot u.’ 15 Bovendien zei God tot Mozes: “Dit moet ge de Israelieten zeggen: Jahwe (Hij-is), de God van uw vaderen, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob, zendt mij tot u. Dit is mijn naam voor altijd. Zo moet men Mij aanspreken, alle geslachten door”.   God noemt zichzelf : Hij die er is, Hij die altijd helpend nabij is.  Als Jezus zijn vrienden leert bidden, zegt Hij “Als jullie bidden, zeg dan: ‘Onze Vader’”.  Daar hoeft niet veel aan toegevoegd te worden.  Of luister anders maar wat naar zijn parabels over de verloren zoon, de goede Herder enz…  Of kijk gewoon naar wat Jezus zelf is en doet en zegt.  Dan snap je wel wat er met ‘God is uw Vader’ bedoeld wordt.

2.2 Een persoonlijke relatie
Als gelovig mens wordt er verondersteld dat je een persoonlijke relatie hebt met God, met de Heer Jezus.  Je gaat die naam van God of Jezus niet te pas en ten onpas gebruiken, gewoon om wat kracht aan je uitspraken te geven.  Nee, juist met grote eerbied spreek je die heilige namen uit.  Je tekent jezelf met het kruisteken omdat je wilt uitspreken dat je van Jezus’ bent die voor jou zijn leven heeft gegeven, en je spreekt woorden uit waardoor je je stelt onder de zegen van de Vader, de Zoon en de heilige Geest.
Zo begin je je dag, zo begin je je werk en zo eindig je er ook mee: In de Naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest.  Je mag je geborgen weten en voortdurend ook geappelleerd, opgeroepen, aangesproken door de Drieëne God, mysterie van liefde.

Wij kunnen God ook eer betuigen door zijn naam te betrekken bij beloften, geloften en getuigenissen.  Daarmee verlenen we grotere waarde aan die engagementen en we kijken God in de ogen om Hem die verbintenis toe te vertrouwen: Zo helpe mij God.  Natuurlijk ga je zoiets niet lichtvaardig doen.  Die beloften moeten dan ook gehouden worden en je mag er God bij roepen wanneer het moeilijk is, tenslotte ben je toch maar een mens.  Dit te weten mag geen uitvlucht zijn om beloften te breken, maar juist om vaak beroep te doen op Gods bijstand.

Tot slot hierbij toch nog aanmerken dat we Gods naam niet voortdurend moeten bijsleuren bij al onze uitspraken: “Uw ‘ja’ zij ‘ja’ en uw ‘neen ‘zij ‘neen; en wat daar nog bij komt, is uit den boze”, zei Jezus tot Oosterse mensen met hun eindeloos zweren.  Laten ook wij Gods Naam niet tot een lachertje maken en gewoon eerlijk en oprecht zijn.

2.3 Hem zijn plaats geven
God eren doen we op de eerste plaats door Hem te erkennen voor Wie Hij is,  Hem zijn plaats te geven in ons leven.  Welke plaats krijgt Hij bij mij?  Hoeveel plaats?  Dé plaats?  Stel ik me aan zijn voeten om te vragen wat Hij van mij verwacht?  Dàt zou de juiste houding zijn, een houding van vertrouwen dat Hij het goed meent met mij en mij op de beste weg naar het geluk wil leiden.  Dit is een fundamentele houding voor een christen.  Hierover moeten wij ons telkens en telkens weer bezinnen en er onszelf op bevragen.

Heer, neem uw plaats in in mijn leven!  


 NAAR INHOUD    NAAR TOP


DECALOOG (7)
Gods Naam eren (2)

Ben Van Vossel cssr

“… weet ge wel dat moraal en dogma

uit elkander (voort-)vloeien?  

Het dogma is de kaars

waarop de vlam van God komt branden.

Als een der twee mankeert is ’t duisternis”

Felix Timmermans,

(in: De Pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt, p.44)

2 Gods Naam eren (vervolg)

2.4 Be connected (blijf verbonden!)

Als God God is voor jou, je oorsprong en bestemming, Die heel je leven in stand houdt op elk moment, dan ga je die relatie ook gestalte geven door in persoonlijk contact te treden met Hem.  Door Hem in gebed, te eren en te danken.  Je kan je eigen woorden daarbij gebruiken vanuit wat je mocht ervaren, je kan ook woorden gebruiken van andere gelovige mensen, of woorden uit de bijbel, psalmwoorden die je kunnen inspireren.  Je moet maar vaak in gebed zijn.  In een wat langere tijd van gebed, maar ook gedurende de dag vaak eens naar God opkijken, Hem even aanspreken: een woord van dank, je vreugde uitspreken, Hem om hulp vragen.  Onze Vader wil niet buiten ons leven gehouden worden.  Een kind doet dat niet.  Eer God, je Vader, door met Hem te spreken, door naar Hem te luisteren.

2.5 Geef Hem gehoor!

God eren zal je vooral moeten doen door je leven op Hem af te stemmen.  Dat is pas het echte ‘luisteren’, het gehoor geven aan zijn verlangen door zijn woord in praktijk te brengen.  Zijn Woord?  Wel ja, het woord van de Schrift, de woorden van Jezus.  Het woord dat de Kerk voor ons breekt; niet een of andere wat eigengereide priester of pastor, maar het woord van de Kerk.  Daarin spreekt God ook tot ons.  En Hij wil je ook in je hart een en ander duidelijk maken.  Leer gevoelig worden voor wat Gods Geest in de stilte van je hart, als in een flits of stilaan, soms duidelijk wil maken, een uitnodiging, een goede raad, een vermaning… We moeten vaak zeggen als Samuël (die het ook heeft moeten leren) : “Spreek Heer, uw dienaar luistert”.  En dan echt ‘luisteren’ natuurlijk.  Zo breng je eer aan God, die jou alles heeft gegeven en voor jou alles wil zijn.

2.6 Gericht naar zijn verlangen

Opkomen voor Gods eer betekent op de eerste plaats dat we door ons gedrag van Hem getuigen, van Wie en wat Hij voor ons is: Degene door en voor wie we leven.  Ons leven zal daarvan moeten getuigen.  Dat we ons richten naar zijn verlangen.  Zeggen zoals Jezus: “Hier ben Ik, Ik ben gekomen om uw wil te doen” (Hebr 10,9).   Dat heeft heel wat gevolgen.  Daar moet je zelf maar eens over nadenken.  Je leven zal niet door hoogmoed maar juist door gehoorzame dienst moeten geleid worden.  

2.7 Niet door kracht of geweld maar door  mijn Geest

Opkomen voor Gods eer zal niet met geweld gebeuren.  Allerlei gelovige mensen hebben dat toch soms gedaan, ook christenen.  De laatste tijd zien we dat ook vooral fundamentalistische moslims en fundamentalistische Hindoe’s menen hun geloofsovertuiging met geweld te moeten verdedigen en opdringen.  Dit kan nooit de houding zijn van een christen die de evangelische mentaliteit heeft begrepen.  Wij, mensen, zijn immers zo beperkt in ons inzicht.  Terwijl we menen Gods eer te verdedigen gaan we soms in tegen zijn verlangen.  Denk maar aan Paulus die de christenen vervolgde, denk aan de godsdienstoorlogen tussen christenen onderling, denk aan de vreselijke moorden in Algerije, de waanidee van zelfmoordterroristen die menen daarmee God van dienst te zijn.

Jezus heeft een mooie parabel verteld over het onkruid tussen de tarwe, een parabel waar geen enkele landbouwer (tenzij misschien een uiterste geval van biologisch landbouwerschap) waardering voor zal hebben, maar een parabel die ons uitnodigt tot grote voorzichtigheid bij het veroordelen van mensen.  Je loopt heel groot gevaar van met het kwaad ook het goede uit te rukken. Het oordeel is van God. Dit houdt dus in dat we om God te eren geen mensen naar het leven mogen staan die anders denken over geloof. God eren doe je zelf en je mag het best tonen door je leven, maar je gaat het niet met de hamer inkloppen in mensen die andere denkbeelden hebben.  

Enige schriftwoorden tot bezinning:

“Dezen kwamen op hun tocht in een Samaritaans dorp om er zijn verblijf voor te bereiden. Maar de Samaritanen ontvingen Hem niet, omdat Jeruzalem het doel van zijn reis was. Toen de leerlingen Jakobus en Johannes dit gewaar werden, vroegen ze: ‘ Heer, wilt Gij, dat wij vuur van de hemel afroepen om hen te verdelgen? ‘ Maar Hij keerde zich om en wees hen op strenge toon terecht” (Lucas 9,52-55).

 “Toen kwamen zij naar voren, grepen Jezus vast en maakten zich van Hem meester. Maar een van Jezus’ gezellen greep naar zijn zwaard, trok het en sloeg met een houw de knecht van de hogepriester het oor af. Toen sprak Jezus tot hem: ‘Steek uw zwaard weer op zijn plaats. Want allen die naar het zwaard grijpen, zullen door het zwaard omkomen. Of meent ge soms dat Ik niet de hulp van mijn Vader kan inroepen, die Mij dan aanstonds meer dan twaalf legioenen engelen ter beschikking zou stellen?”(MT.26,50-53).


 NAAR INHOUD    NAAR TOP


DECALOOG (8)

door: Ben Van Vossel cssr

3. Heilig de dag van de Heer


3.1. God, oorsprong en bestemming

Zondag. Zondagsplicht. Zondagsmis. Zondagsrust. Zondagsbezoek. Zondagse kleren. Zondagschauffeur. Zondagswandeling, zondagshumeur…

Zijn dat grotendeels woorden uit en ver of nabij verleden? Of zouden die ook nu nog in ons woordenboek voorkomen? En wat betekenen ze? Laten we het maar even hebben over het “Heilig steeds de Dag des Heren”. En laten we het niet te theoretisch houden maar het in ons leven plaatsen van mensen uit deze tijd. Ik zou bijna liever beginnen met onszelf alvorens het over de dag van de Heer te hebben. Toch gaan we dat niet doen, want we willen ons echt stellen in het licht van God. God is immers onze oorsprong en onze bestemming. Daarom vonden we het heel normaal dat we God ook eren als zodanig, dat we onszelf niet maken tot onze oorsprong en bestemming. Dat is alleen God!

3.2. De dag

We vonden het ook normaal dat we onze dag niet mogen leven zonder God daarin ter sprake te brengen, zonder Hem te eren en ons tot Hem te wenden in gebed. Om een normale christen te zijn, een normale gelovige mens. Je dag draait toch niet gewoon rond jezelf of rond je werk. Je leeft vanuit God en naar God toe. Daar kun je niet onderuit en dat is maar goed ook.

3.3. De week

Maar met onze week is er iets soortgelijks aan de hand. Het kan immers druk geweest zijn en dat was het vroeger ook. Onze oudere lezers hebben de tijd nog gekend dat de was moest gekookt worden in een grote ketel, daar moest je een hout- of kolenvuur voor stoken. Zelfs om koffie te zetten moest mijn grootmoeder een grote Leuvense kachel aanmaken; beeld je even in wat dat betekende in de zomer. Maar goed, hoewel het vroeger ook druk was, leefde men niet in zoveel werelden als wij met teevee en computer en snelle verplaatsingsmogelijkheden. Ze bleven iets normaler mens. ’s Zondags luidden de klokken en de meeste mensen trokken naar de kerk, vaak te voet of met de fiets, vaak van vrij ver. Want eens in de week wilden mensen wat meer tijd maken voor God. De zondagsmis was heilig. Dat was hen ingeprent. Vanwaar kwam die zondagsverplichting?

3.4. De zondag: de glans van de Paasmorgen

In het Oude Verbond lezen we over de sabbatverplichting. De motivatie om die dag niet uit te zijn op of te werken voor materieel voordeel klonk als volgt: God rustte ook de 7de dag van al het werk dat Hij tot stand had gebracht in dat grote scheppingswerk. Christenen hebben na enige tijd die aandacht voor de 7de dag verschoven naar de 8ste of  liever naar de eerste dag, en ze noemden hem de dag van de Heer. Zij bedoelden daarmee: de dag van de verrijzenis van onze Heer Jezus Christus. De glans van de Paasmorgen geeft aan elke zondag een speciale belichting. Het wordt een dag van vreugde. Gods liefde heeft Jezus opgewekt na een leven in dienst van God en de mensen. Het is een dag van hoop. Want Jezus verrijzenis is een signaal voor allen die in zijn spoor leven en die dank zij zijn overwinning meegetrokken worden in zijn zege op de dood.

Op die dag mogen wij ons gerust eens op ons Paasbest vertonen, niet om als pauwen te paraderen, maar gewoon om uiting te geven aan ons christelijke vreugde over Jezus’ verrijzenis die vooruitwijst naar onze eigen verrijzenis.

3.5. De zondag: vierend samenzijn met de Jezusgemeenschap.

In Jezus’ Naam, Hij die de Levende is, komen zijn volgelingen samen. Wij komen Hem vieren: alles wat Hij voor God en in onze dienst en tot ons heil heeft verricht; zijn leven, zijn dood en verrijzenis en zijn terugkomst in heerlijkheid. Met Jezus vieren wij de liefde van de Vader. Wij komen Gods woord beluisteren en laten ons opbouwen tot een gelovig volk dat het woord wil laten vlees worden in het leven van elke dag. De communie betekent dat we Jezus ontvangen die zich als voedsel aanbiedt. Je kan geen reden vinden om je regelmatig aan dit samenkomen te onttrekken. Dit wekelijks samenkomen is voor de christelijke gemeenschap en voor de afzonderlijke christen levensnoodzakelijk. Het zou een armzalig samenkomen worden als men principiëel zou kiezen voor iets anders dan de Eucharistieviering, al blijft het belangrijk dat men ook samenkomt rond het woord van God. Voor de afzonderlijke christen betekent ‘wegblijven’ nog min of meer dat men zijn geloofsleven in groot gevaar brengt. Maar eigenlijk spreekt het van een ongehoorde ondankbaarheid ten overstaan van de vindingrijke liefde van de Heer, wanneer men wetens en willens de zondagseucharistie zou verwaarlozen. Omdat voor sommige christenen dit blijkbaar toch een bekoring was heeft de kerk van die zondageucharistie een zondags-”plicht” gemaakt. Samen God loven, zich onder zijn woord stellen, Jezus grote daden dankbaar gedenken, Jezus ontmoeten in het heilig sacrament. Wat een genade, wat een edele plicht!

3.6. De zondagsrust

Christenen zijn kinderen van hun (drukke) tijd. Maar zij hebben ook een kritische rol te spelen. Eerst en vooral toch maar zeggen dat Jezus soms werkte op sabbat en dat werd hem niet steeds in dank afgenomen. Hij relativeerde de sabbat, om de liefde te laten voorgaan; zo zien we hem af en toe een zieke genezen, iets wat niet mocht volgens de strenge observantie. Jezus was een vrij mens.

Maar van een ander standpunt uit moet een christen ook een vrij mens zijn, namelijk om alles eens rustig aan te doen in plaats van steeds maar gestresseerd slaaf van het werk te zijn. God rust op de zevende dag. Hij geniet van zijn scheppingswerk. Zo moet ook de christen een vrij mens zijn. Tijd kunnen geven aan God, zijn oorsprong en als kind van God ook tijd kunnen gunnen aan zichzelf; hij mag ook blij en dankbaar genieten van de schepping. Wij hebben nood aan die tijd voor God en aan de vreugde om die dag van de (verrijzenis van de) Heer, en wij hebben nood aan wat ontspanning voor geest en lichaam, zoals het Geloofsboek citeert uit het kerkelijk wetboek (can. 1247). De mens heeft nood aan die ontspanning en het contact met de natuur om psychisch gezond te blijven. Wij zijn geen slaven, maar vrije kinderen van God.

3.7. Zondagse activiteiten

Wat dan met het werk? Ik citeer uit het Geloofsboek: “Heel wat mensen hebben op zondag inderdaad allerlei diensten te verzekeren: in hospitalen, openbaar vervoer, de horecasector, de veeteelt, en het noodzakelijk onderhoudswerk. Zij dragen op hun manier bij tot de vrijheid van hun broeders en zusters. Christenen hebben daarom de opdracht aandacht te hebben voor wie op zondag dergelijke diensten waar moet nemen; zij moeten er voor zorgen dat zij niet ten onrechte nog méér belast worden” (p. 169).

Maar afgezien van dat soort onontkoombaar zondagswerk, biedt de zondag aan velen van ons de kans om wat meer aandacht op te brengen voor elkaar. Wat gratis tijd schenken aan elkaar, aan de kinderen in het gezin. Tijd voor een familiebezoek, voor een bezoekje aan een zieke uit de buurt; dat hoeft geen uren te duren. Iets vriendelijker en meer ontspannen omgaan met elkaar. Eens samenkomen met een of andere groep, jeugdbeweging. Wat gezelschapsspellen, een kaartje leggen… Wat kleur geven aan het leven. Vrije kinderen van God. Zondag. Zo’n dag! (vervolgt)

 NAAR INHOUD    NAAR TOP

DECALOOG (9)

3. Heilig de dag van de Heer (2)

3.8. De zondagseucharistie van een zondagse christen

De zondag begint naar Joodse gewoonte op de avond ervoor: “Het werd avond en morgen,  de eerste dag”.  Daarom hoor ik niet graag spreken over de weekendeucharistie; ook op zaterdagavond gaan we naar de zondagseucharistie en beginnen we de dag te vieren van de verrijzenis van onze Heer.

Je hart voorbereiden

Naar die zondageucharistie leef je wat toe. Je kan dat uitdrukken in je kleding, maar belangrijker is het dat we er innerlijk  naar toe leven. En als gezin. Ik weet het, het is veel gevraagd. We zijn wellicht druk  bezig geweest – zeker als je op zaterdagavond naar de zondagseucharistie toe wil – en dan is het meestal wel wat haastig en gauw dat we trachten gereed te zijn om samen erheen te kunnen gaan.

Gelukkig is er nog zoiets als ‘onderweg’. Met de auto is dat natuurlijk kort meestal. We gaan eventjes niet vitten over kleinigheden of snel nog wat ruzie maken over een of ander. Laat het een prettige verplaatsing zijn. Er zit toch ook een stuk verkwikking in van de riem van het drukke bestaan eens te kunnen afleggen en eens iets heel anders te gaan doen.

Huis van God

Realiseer U bij het binnentreden van de Kerk of kapel de nabijheid van de Heer en wees blij met de personen die er reeds zijn; druk dat uit in uw vriendelijkheid. De aandacht voor de mensen hoeft ons nog niet weg te trekken van onze aandacht voor God. Maar begroet ook  met diepe innerlijkheid uw God. Zeg Hem dat je blij bent bij Hem te mogen komen. Hij draagt je leven. Hij heeft je tot leven geroepen. Kniel of buig voor Jezus, die we aanwezig weten in de heilige reserve, het heilig sacrament dat in de katholieke kerken bewaard wordt in het tabernakel. Richt je aandacht op het kruis, symbool van Jezus totale gave voor jou en voor de hele mensheid. Wees niet afkerig van wat heiligenbeelden die er misschien nog staan in jouw kerk: die beelden herinneren ons aan mensen die ons zijn voorgegaan in het geloof, die ons het geloof hebben doorgegeven en die in feite deel uitmaken van die grote kerkgemeenschap. Zij zijn reeds gearriveerd. Rustend aan het hart van God delen ze in zijn aandacht voor ons en spreken zij voor ons ten beste, naar het voorbeeld van Jezus, onze grote Herder.

Wees blij met uw priester, al is hij bejaard of al heeft hij niet alle talenten die je een priester zou toewensen. Bid voor hem. En bid voor allen om je heen, dat allen voldoende innerlijke aandacht zouden hebben voor het grote mysterie dat gevierd gaat worden.

De Woorddienst

“In de Naam van de Vader...” Vanaf de eerste woorden weten wij ons al in eenheid met de Drieëne God, die ons wil opnemen in zijn goddelijk leven. Bewust van onze kleinheid vragen wij Hem om barmhartig te zijn en samen willen wij Hem dan ook groot maken, feliciteren met zijn groot scheppings- en nog groter verlossingswerk. Laat ons zingen voor Hem die Liefde is. De priester gaat ons dan voor met een kort gebed en daarna luisteren wij naar het woord van God. Hier of daar zal ons een woord raken en wellicht zal ook een of ander woord van de homilie de weg vinden naar ons hart. Niet om daar te verstarren, maar om tot leven te worden in ons leven, ons denken, ons spreken, ons handelen.

Als een gebed willen wij ons geloof uitspreken, het is goed om weten – wanneer Gods woord ons geraakt heeft en verzameld – dat we ons gezamenlijk geloof uitspreken, het geloof van ons doopsel, het geloof van zoveel generaties voor ons. Solidariteit spreekt ook uit de voorbeden; hopelijk zijn ze niet te wereldvreemd, ook niet in hun verwoording. Bid voor de mensen uit jouw buurt, je familie, je collega’s, en de noden over de hele wereld…

De geldinzameling lijkt ver af te staan van de heilige handeling van de Eucharistie, maar eigenlijk is het een uitdrukking ten overstaan van God dat we erkennen dat we alles uit zijn hand hebben ontvangen en als teken van dat bewustzijn geven we iets van wat Hij ons schonk: ik geef U dit God, omdat ik me bewust ben dat al wat ik heb U toebehoort. Die gave, die tiende wordt aangewend voor de eigen kerk of voor allerlei noden.

Eucharistische dienst

Brood en wijn worden aan God aangeboden, we bieden ook die materiële gaven en onze eigen persoon aan opdat dat alles in eenheid met Jezus’ levensoffer geheiligd mag  worden.

Het grote dankgebed, met prefatie en loflied Heilig gaan vooraf aan de aanroeping van Gods Geest om in de gaven van brood en wijn Jezus’ heilbrengend bestaan aanwezig te stellen en ze voor ons te maken tot Lichaam en Bloed van Jezus. Na de consecratie vraagt de priester dat Gods Geest ook ons zou maken tot het Lichaam van Jezus: zijn volk dat in deze wereld van Hem mag getuigen door woord en leven. We gedenken onze overledenen en het huidige volk van God en we vragen om eens met onze zussen en broers, die nu reeds in de heerlijkheid zijn, Gods liefde te bezingen die Hij ons getoond heeft in de gave van zijn geliefde Zoon.

Nadat de priester expliciet Jezus heeft aangeboden aan de Vader bidden wij het Onze Vader. Dit gebed van Jezus staat goed op zijn plaats vooraleer we aan tafel gaan: het bewustzijn van Gods vaderliefde, de beslissing om zijn wil te doen en vooral onze medemensen vergiffenis te schenken. Wij vragen dat we ook innerlijk genezen worden en bevrijd van alles wat ons innerlijk gebonden houdt. God is groter dan ons hart en Jezus, het Lam Gods geeft ons de vrede. De vrede wordt ons toegewenst en we mogen die aan elkaar doorgeven; de vrede die Jezus zijn vrienden toewenste, vrede die de wereld niet kan schenken. Innerlijk goed voorbereid mogen wij dan Jezus ontmoeten, samen. Een korte samenspraak met de Heer is zeker op zijn plaats. Het is niet goed dit grote geheim zomaar aan ons voorbij te laten gaan door kleine afleidingen, door gedachten aan aardse zorgen of plannen… De priester richt zich nog even tot God en deelt ons Gods zegen mee.

Zending

Dan worden wij ‘gezonden’:” Ik heb u de taak gegeven op tocht te gaan en vruchten voort te brengen die blijvend mogen zijn”.

De rest van onze dag en onze week wordt een heilige ruimte waarbinnen wij gezonden worden. Gezegende zondag!


 NAAR INHOUD    NAAR TOP

DECALOOG 10

4. Eert uw vader en moeder

Ben Van Vossel cssr

Geen gesel in eigen hand!

Het is heel aanlokkelijk om zo’n levensregel ‘eert je vader en moeder’ aan te wenden om al je frustraties van volwassene of wat oudere persoon eens uit te spuwen naar jongeren, naar jongere generaties. “In mijn tijd hadden kinderen nog respect voor hun ouders”, “in onze tijd luisterden kinderen nog naar hun ouders”, “in onze tijd leefden de mensen nog deftig, hielden ze rekening met God en zijn gebod, nu leven ze gelijk heidenen”, “in onze tijd… stelden ouders nog eisen aan hun kinderen en aan jongeren, nu krijgen de kinderen geen opvoeding meer… noch thuis, noch op school…”

Okay, er zal wel iets aan te merken zijn op jongere generaties, er zal wel iets te zeggen zijn over de “jeugd van tegenwoordig” en de opvoedingsmethodes, maar we gaan toch niet deze toer op van gewoon maar wat te schelden op de huidige generatie en bluffen hoe goed het ‘in onze tijd’ wel was.

Laat ons gewoon die levensregel “eert uw vader en moeder” wat van naderbij bekijken, wat hij aan inhoud heeft en hoe hij voor ons en de mensen van nu (jong of oud) kan functioneren als richtingaanwijzer naar een voller leven en een betere samenleving.

In de opvatting van de Bijbel - en je treft dat nog wel aan in een aantal samenlevingen - hadden de ouders grote invloed op hun kinderen; naar hun woord moest geluisterd worden. Toch treffen we bij woord van God tot de kinderen om hun ouders te eren, ook de vraag aan tot de vaders om hun kinderen niet te tergen en hen het leven niet nodeloos zwaar te maken, gewoon maar om je eigen gezag uit te benadrukken.

Een woord voor volwassenen

Toen dit woord aan de Israëlieten gegeven werd was dit woord overigens duidelijk een woord voor volwassenen. Het was dus gericht op het respect en de zorg voor de bejaarde ouders. Breder gezien gaat het dan over de zorg voor bejaarden, los van wat zij tot stand brachten of van de positie die ze bekleedden. Respect en zorg voor bejaarden, respect en zorg voor de bejaarde ouders in het bijzonder. Het is een ernstig woord voor ieder van ons.

Kijk. Voor hoeveel bejaarden, ook bejaarde ouders wordt het leven niet nodeloos zwaar, doordat niemand nog om hen geeft? Doordat het bezoek van hun kinderen en kleinkinderen achterwege blijft of tot het uiterste herleid? Ik weet wel, er kunnen speciale situaties zijn, maar wij mogen dit woord van de God niet zomaar van tafel vegen. Als christenen hebben we de opdracht tegen een bepaalde mentaliteit van onze samenleving in te gaan. Het is misschien een goed idee geweest om bejaarden gratis tram en bus te laten gebruiken op vastgestelde tijden, maar de vele bejaarden die niet meer buiten kunnen, die te ziek en te oud zijn, die eenzaam in bejaardenhuizen of ziekenhuizen of verzorgingstehuizen verblijven en daarom electoraal niet zo interessant… krijgen die evenveel aandacht?  “Eert uw vader en moeder”, ook als ze oud zijn.

Een woord voor jonge mensen

Ouders kunnen misschien minder vlug overweg met computer en computerspelletjes… maar dat maakt hen niet onnuttig of uit de tijd, afgeschreven.  De wijsheid, de levens-wijsheid, die mensen hun leven door hebben vergaard en die tot tweede natuur is geworden, is belangrijk, ook voor jongeren. Je hoeft niet alles helemaal opnieuw uit te vinden. In de kerk hebben sommigen ook wel eens gemeend dat alles moest worden doorgehaald en men iets heel nieuws moest scheppen. Niet zo’n schitterend idee. De Geest trekt geen streep doorheen alles wat Hij aan het doen was.

Is al het vroegere juist en beter?

Maar anderzijds is het ook niet zo dat al het oude en het vroegere sowieso het juiste, het meest ideale was en is. Ook het gezag van het verleden moet zich laten gezeggen door wat God in deze tijd duidelijk maakt. Oud zowel als jong moeten blijven luisteren naar “wat de Geest nu zegt tot de kerken”. Het is niet omdat iets “oud” is dat het de waarheid is voor vandaag. Jezus haalde wel eens uit naar de traditie die het levende woord van God soms verdraaide of die niet openstond voor de interpretatie door Jezus zelf.

Gezag en dienen

Een christen aanvaardt gezag. Het gezag van God. En het gezag dat als het ware van God komt: gezag van de ouders over hun kinderen, gezag van de wettelijke en rechtvaardige overheid, het gezag van de traditie. Maar bij dat gezag moeten we wel wat bemerkingen maken:

* Het gezag van God moet goed geïnterpreteerd worden. Men mag het niet zo voorstellen dat God allerlei zaken van de mens vraagt en aan de mens oplegt waardoor de mens wordt kleingemaakt en als het ware onder een schrikbewind leeft. In feite kan het gaan om een verkeerd begrepen gezag van God, waarbij Hij eerder als een strenge meester dan als een liefhebbende vader wordt gezien. Jezus heeft ons God anders leren kennen.

* Met het gedelegeerde gezag is het nog gecompliceerder. Ook dat gezag mag de mens niet kleinhouden, niet tot slaaf maken of de mens gaan gebruiken voor eigen voordeel. Je treft dat wel eens aan in sekten of organisaties met sektarische trekjes. In zulke gevallen is het immers geen gezag op maat van God. Laat ons luisteren naar wat Jezus zegt over zichzelf. “Ik ben gekomen om te dienen en mijn leven te geven als losprijs voor velen”. In feite moet ieder gezag een dienend gezag zijn. Het woord ‘minister’ komt daar nog van. Het betekent: ‘dienaar’. Zoals Jezus zegt na de voetwassing. Ieder ‘minister’ of verantwoordelijke mag zich daar aan spiegelen.

“Gij spreekt Mij aan als Leraar en Heer, en dat doet gij terecht, want dat ben Ik. Maar als Ik, de Heer en Leraar, uw voeten heb gewassen, dan behoort ook gij elkaar de voeten te wassen.”(Joh. 13,14)

Of zoals Hij elders zei:

“Wie onder u groot wil worden, moet dienaar van u zijn, en wie onder u de eerste wil zijn, moet slaaf van u wezen, zoals ook de Mensenzoon niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen.” (Mt.20,27-28)

Gezag, in christelijke betekenis, is een dienend gezag dat het echte goed van de ander op het oog heeft, geen gezag dat anderen opnieuw tot slaven maakt.

Zussen en broers

In feite gaat het bij het gezag om het “samen luisteren naar Gods verlangen en elkaar wederzijds beluisteren”. Dat betekent dus dat men samen verantwoordelijk is voor elkaar en dat men samen gaat luisteren naar het verlangen van God. En zo komt het dat Paulus in de Efesiërsbrief nadat hij gezegd heeft “Kinderen, gehoorzaamt uw ouders”, er onmiddellijk aan toevoegt: “Vaders, verbittert uw kinderen niet”.

Goed begrepen relaties in een christelijk gezin gaan hierover dat men elkaar ziet als zussen en broers; de kinderen zijn wat jonger, de ouders iets ouder, maar allen zijn kinderen van dezelfde Vader en werden aan elkaar toevertrouwd om zorg te dragen voor elkaar, herder te zijn voor elkaar.

Ouders zullen vanuit hun ouder zijn een grotere en specifieke verantwoordelijkheid hebben, om die unieke jongere mens te helpen opgroeien in vrijheid en in een klimaat van liefde. Zij krijgen als christelijke ouders ook de verantwoordelijkheid (eigenlijk een echt priesterlijke zending) om God te leren kennen aan hun kind. Vooral door hun levensgetuigenis als christenen, door goedheid, wijsheid, consequent christelijk leven, vergevingsgezindheid en trouw… Ook door hun vreugde en innerlijke vrede, voortkomend uit het gebed. Maar kinderen zijn ook verantwoordelijk voor het geluk van hun ouders en mogen als priesters voor hun ouders bidden en hen een kruisje geven, de zegen vanwege God.

Als God spreekt moeten mensen luisteren

Er staat een raar verhaal in het evangelie volgens Lucas, waar Jezus achterblijft in de tempel. Als Maria Hem daarover interpelleert antwoordt Hij: “Wist je dan niet dat Ik in het huis van mijn Vader moest zijn”.  Het is alsof Hij wil zeggen: “Dat je me daar niet bent gaan zoeken!” Jezus laat hier duidelijk uitschijnen dat er een diepere stem is om naar te luisteren en waardoor allen zich zouden moeten laten leiden. Met zo’n diepere Stem hebben atheïstische regeringen het natuurlijk moeilijk, zij menen dat enkel de ‘Wetenschap’, de ‘Democratie’, de ‘Publieke opinie’ of wat voor dat alles moet doorgaan het ‘Opperste gezag’ uitmaken; daarom voelen zij en hun media zich vaak uitgenodigd om kerkelijke standpunten aan te vallen of belachelijk te maken. Een christen luistert naar een nog dieper Woord, een groter gezag, maar dat maakt hem niet tot inciviek, integendeel, een christen moet een beter staatsburger zijn dan de anderen en zal zich zoveel mogelijk door het gezond menselijk verstand laten leiden.

Onmiddellijk na dat woord over zijn achterblijven in de tempel noteert Lucas dat Jezus zijn ouders onderdanig was en toenam in wijsheid en welgevalligheid bij God en de mensen. Ouders moeten samen met hun kind luisteren naar Gods stem, Gods verlangen, ook als het al eens hun (menselijke) plannen doorkruist (denk maar aan de mogelijkheid dat God een van hun kinderen tot het priesterschap roept of tot het religieuze leven…).

God zet er een (dubbele) belofte bij

“Eert uw vader en moeder, dan zult gij (als volk) lang leven en gelukkig zijn”. Op die belofte uit het Oud Testament maakt ook Paulus ons attent:

“Kinderen, gehoorzaamt uw ouders; zo hoort het. Eer uw vader en uw moeder, zo luidt het eerste gebod waaraan een belofte is verbonden,  opdat het u welga en gij lang moogt leven op aarde. En gij, vaders, verbittert uw kinderen niet, maar voedt ze op met christelijke tucht en vermaning.” (Ef. 6,1-4)

De Bijbel kleeft een dubbele belofte aan dit levenswoord. Het voortbestaan van elke gemeenschap, ook van de Kerk, hangt af “van de levenskrachtige verhoudingen binnen de kleinste cel, het gezin. Wie zich aan die belofte van God waagt, zal het ondervinden: het wordt in zijn gezin al een beetje ‘eeuwigheid’: de hemel op aarde”.

De dienst aan het gezin

Een gezin kan weliswaar ook beproefd worden door allerlei tegenslagen. Ziekte kan een serieuze spelbreker worden bijvoorbeeld, ook werkloosheid kan een gezin serieus op de proef stellen en in een uiterste geval een overlijden.. Maar ook ernstige opvoedingsproblemen, een drugprobleem van een kind... Men moet er echt zijn voor elkaar en samen steun zoeken bij God, in een sterke - maar evenwichtige - relatie tot God. Christelijke gezinnen zoeken best wat steun bij elkaar. De Maria-Kefasgemeenschap heeft zich reeds ongeveer 25 jaar ingezet voor het christelijk gezin. Die zending neemt geen einde door de anti-gezinsmentaliteit van een toevallige regering of van een gemediatiseerde samenleving. Een gezonde gemeenschap - kerk zowel als maatschappij - moet volop investeren in haar gezinnen. Aan die investering kan je meteen de ‘gezondheid’ van een gemeenschap aflezen.


 

 NAAR INHOUD    NAAR TOP