GELOOF en LEVEN



 HOME

 INHOUD


GELOOF EN LEVEN JG 117  2013  NR 4


  Gods woontent      bvv          121

  Nieuwe zaligen      Redemptorist news      126

  Geloof en wereld  (1)    Ben Van Vossel        127

  Mijn geheugen      bvv          131

  Boerenkrijg in het Waasland (6) Luc De Brant        133

  Kerstmis nu       Willy Verschaetse cssr     136

  Sociale leer van de Kerk       naar L.F.Budenz       137

  De paus en de drugs    Franciscus bij ontwennende  junkies 138

  Jeugdwerkloosheid en paus Franciscus  Franciscus tot journalisten    141

  Gij zijt bijzonder     Onb. (Uit het Engels)     142

  Wonder in Medjugorje?   Getuigenis        143

  Chaldeeuws feest in ’t Stad  Red.          147

  Slotzegen       Chadeeuwse liturgie      150

  Bartella        Naar wiki         151

  Onze missie in Libanon    Afreis p. Timon       152

  Tot vreugde geroepen    Franciscus in Aparecida     153

  Idesbald        Dom Nivardus 1686      155

  Verse olie (Stiltemomenten)       bvv          159


      TERUG NAAR INHOUD        NAAR TOP VAN DIT NUMMER     


GODS WOONTENT


Op websites of in woordenboeken zal je bij ‘tabernakel’ vooreerst een verwijzing vinden naar de ‘tent van samenkomst’ in de Bijbel, de tent waarin de ark van het verbond zich bevond (met de 2 stenen tafelen met de 10 woorden en nog enige liturgische zaken) met daarboven het deksel en de twee kerubs. Zo wist men dat Jahwe hen vergezelde op die lange tocht doorheen de woestijn. Tegelijk herinnerde de ark het volk aan de overeenkomst die ook van hun kant met God gesloten was.


De tent, als omheining waarbinnen de samenkomsten plaatsgrepen, verdween, eens dat de tempel in Jeruzalem gebouwd was.

Het jaarlijkse tentenfeest-huttenfeest (na de oogst in de maand tisri) verwees naar hun kamperen in de woestijn na de uittocht uit Egypte.


Wat is een tabernakel

In de Joodse geschiedenis betekent het tabernakel dus de tent waarbinnen zich de ark van het verbond bevond. Soms betekent het ook de grote omheining waarbinnen het volk samenkwam tijdens zijn tocht door de woestijn na de uittocht uit Egypte. We lezen daarover vooral in de Bijbelboeken Exodus, Leviticus en Numeri.

In de Katholieke liturgie is het tabernakel de kleine kast waarbinnen het geconsacreerde hostiebrood bewaard wordt.

Tabernakel heeft ook binnen de Romeinse literatuur de betekenis van een tent op een verhoog van waaruit een verantwoordelijke alles kon gadeslaan of de samenkomst kon voorzitten.

Het woord heeft uiteraard ook een aantal overdrachtelijke betekenissen gekregen (bv. ‘iemand uit zijn tent lokken’).



Vermoedelijke oorsprong

Reeds in de oude kerkgemeenschap bestond de gewoonte (we weten niet of dit gebruik algemeen verspreid was) om aan de zieken een deel van het geconsacreerde brood te brengen; zo bleven ook de zieken in contact met de kerkgemeenschap en konden zij door het heilige brood gesterkt worden in hun beproeving.

Er bestaat een oude traditie over de heilige Tarcitius hoe hij gedood werd door makkers toen hij op weg was om het Eucharistische brood te brengen aan zieken. (Zie foto hierna: Haïtianen redden kerkinboedel na aardbeving)


Vermoedelijk omdat de ziekencommunie niet altijd onmiddellijk aansluitend bij de Eucharistieviering kon gebeuren en stilaan ook de gewoonte van het viaticum ingang had gevonden (de laatste communie aan de zieke als ‘voedsel-voor-onderweg’) werd wat van het geconsacreerde brood bewaard bij de priester of in het kerkgebouw. In welke tijd dit juist gebeurde is onzeker.


Binnen de christelijke Kerkgemeenschappen is het vooral in de katholieke kerk dat zich in de kerkgebouwen een tabernakel bevindt. Dit is ook zo o.m. in de Oosterse kerken die met de katholieke kerk geünieerd zijn, zoals de Chaldeeuwse kerk in Irak en elders.

In de Grieks-katholieke kerk zal er een kleiner tabernakel zijn op een tafeltje, opzij van het altaar en zeker niet al te zeer in het oog vallend. In de katholieke kerk had het tabernakel een ereplaats en zelfs de centrumplaats gekregen boven het hoofdaltaar (toen de Eucharistie nog werd opgedragen door de priester met de rug naar het volk gekeerd).


Het uiterlijk

Volgens de Larousse du XXe siècle vindt men vanaf de 4de eeuw aan het ciborium of baldakijn, dat zich op het altaar bevindt, een bewaarkastje voor de eucharistische speciën in de vorm van een duif; na de 9de eeuw treft men eerder een pixis aan (een metalen doosje waarin men de geconsacreerde hosties bewaart). Vanaf de 11de eeuw wordt de pixis, die zich dan in een stoffen beurs bevindt, aan een soort metalen bisschopsstaf gehangen die achter het altaar wordt geplaatst. Even later, in de romaanse tijd, begin van de Middeleeuwen, vinden we als bewaarplaats voor de geconsacreerde hosties een kastje in de muur of op een soort pilaar. Dit kastje kan soms uitgroeien tot een soort torentje (sacramentstoren) met twee verdiepingen waarvan de bovenste een steeds brandende lamp bevat, als teken van de permanente aanwezigheid van Christus. Vanaf de 16de eeuw tot de liturgische vernieuwing rond Vaticaan II kreeg het tabernakel zijn (goed zichtbare) plaats midden op het hoofdaltaar (foto blz. 125). Het tabernakel kon in hout, metaal of marmer zijn, binnenin bekleed met mooie witte stof en vaak uitwendig omkleed met gedrapeerde stof.


Relatie tussen het tabernakel en de Eucharistische viering

Sedert het 2de Vaticaans concilie, dat eerder de nadruk legde op de Eucharistische viering (de goddelijke liturgie), werd het tabernakel vaak ofwel op zijn oude plaats boven het hoofdaltaar geplaatst, vooraan in het koor, terwijl de eucharistieviering dichter bij het volk doorging; ofwel werd het geplaatst op een zijaltaar, maar kreeg het toch nog voldoende aandacht.

 Nog in 2007 vroeg paus Benedictus XVI in zijn encycliek “Sacramentum Caritatis” (Sacrament van de Liefde) vernieuwde aandacht voor de Eucharistische Aanbidding. Hij benadrukte wel dat de band met de Eucharistieviering duidelijk moest zijn, maar hij gaf evenzeer aan hoe de Eucharistische aanbidding zowel de eucharistieviering als de persoonlijke liefde tot de Heer Jezus op het oog heeft.

   EINDE VAN DIT ARTIKEL  

   TERUG NAAR INHOUD        NAAR TOP VAN DIT NUMMER     


NIEUWE ZALIGEN

Op 20 december 2012 heeft vorige paus Benedictus XVI het decreet ondertekend met betrekking tot de zaligspreking van 6 Redemptoristen uit Spanje. Zij werden brutaal vermoord tijdens de Burgeroorlog in Spanje (1936-1939). Dit was een gruwelijke oorlog, die zowat een half miljoen slachtoffers maakte en waarbij de mensenrechten ernstig met de voeten werden getreden, zowel door de rechtse nationalisten (met generaal Franco, gesteund door Nazi-Duitsland en Fascistisch Italië) als door de communisten (gesteund door de Sovjet-Unie; Stalin eiste wel contante betaling in goud voor de wapenleveringen!) .

Alle zes Redemptoristen (momenteel ‘dienaren Gods’) worden nu als martelaren erkend. De Zaligspreking zal plaats vinden op 27 oktober 2013 in Tarragona (Spanje).  Alle zes maakten ze deel uit van de communiteit van ‘San Filipe’ in Cuenca:


Pater Jose Javier Corosterratzu Jaunarena, 59 jaar,

Pater Ciriaco Olarte y Perez de Mendiuren, 43 jaar,

Pater Miguel Goni Ariz, 34 jaar,

Pater Julian Pozo y Ruiz de Samaniego, 34 jaar,

Pater Pedro Romero Espejo, 67 jaar,

Broeder Victor alo Lozano, 40 jaar,

Afgezien van pater Espejo (in 1938) werden zij gedood in 1936.

   EINDE VAN DIT ARTIKEL  

   TERUG NAAR INHOUD        NAAR TOP VAN DIT NUMMER     



GELOOF EN WERELD (1)

Ben Van Vossel

1 Van ‘sacraal’ naar ‘seculier’


Primitieve beschavingen leefden in een wereld waarvan ze de indruk hadden dat deze hen ver oversteeg. Zij waren jagers, later wellicht veehoeders of ze werden landbouwers. Maar bij ieder van die activiteiten, waarbij ze zich volop inzetten, rekenden ze toch vooral op krachten die hen overstegen. Zelfs de beroemde rotsschilderingen of –tekeningen (hierboven in grot van Lascaux, in het dal van de Vézère, een zijriviertje van de Dordogne in Frankrijk; schilderingen van 20.000 jaar oud) worden tegenwoordig niet enkel als “primitieve kunst” gezien, maar er wordt een godsdienstige betekenis aan toegekend. De langharige mammoeten, oerossen, bizons, olenberen, wilde paarden en leeuwen…. die ze diep in de grotten afbeeldden, maakten in feite deel uit van bezweringsriten, zeg maar, geschilderde bezweringsformules voor een goede jacht en dus voldoende eten voor het gezin of de clan.

In feite leefden die mensen in een ‘sacrale’ wereld, practisch alles had te maken met een wereld of een werkelijkheid die hen oversteeg. Donder en bliksem, de seizoenen, droogte of overstroming, een goede jacht of tegenslag voor de stam of clan, geboorte en dood het had alles te maken met een werkelijkheid die hen te boven ging en die ze dan trachtten naar hun hand te zetten door rituelen, offers, bezweringsformules en magie. De sacrale wereld waarin zij zich zagen leven, liet maar weinig plaats voor seculiere gedachten, los van die ‘heilige’ krachten die hen overstegen, waar ze geen inzicht in hadden en waar ze geen macht over hadden.

De sacrale wereld werd dan de wereld van de goden, halfgoden, geesten die je moest trachten goed te stemmen.


De Joodse godsdienst bracht een geweldige slag toe aan die manier van zien. Heel die godenwereld werd herleid tot slechts één God en bovendien werd er ook duidelijk bij gezegd dat God die wereld aan de mens heeft toevertrouwd om hem te bewerken (Gen.2,15). God stond in feite een deel van zijn schepping af aan de mens die het scheppingswerk van God moest verder zetten. Maar altijd in ‘onderwerping’ aan God. Het bleef altijd Gods wereld en de mens bestond maar bij de genade van de levensadem die God hem inblies. De mens moest altijd verantwoording afleggen tegenover God.

Een stap vooruit was toch ook wel de zekerheid dat de aarde goed was, werk van God, het was geen plaats waar men angst moest voor hebben. En tenslotte behoorde alles toe aan God. Als er dan al een Kwade geest bestond, betekende die niets tegenover God (Je leest dit bv. in het boek Job waar de duivel ook zijn onderdanigheid tegenover God erkent).


Maar zelfs in de Joodse samenleving voelde de mens zijn geweldige breekbaarheid. Voortdurend botste hij op ziekten, vroegtijdige overlijdens, doodgeboren kinderen, overlijdens in het kraambed, ongevallen, hongersnood, overstromingen, epidemieën, oorlogen… De mens trachtte daar wel iets aan te doen, of een en ander te voorkomen.  Maar meestal liep hij ook naar de weinige dokters, kwakzalvers en dan vooral de priesters, die wel geneeskundige kennis hadden maar vooral ook met gebeden en offers een oplossing trachtten te bewerken…


In Jezus treffen we iemand aan die blijkbaar over nogal wat genezingskrachten lijkt te beschikken. Er zijn verscheidene genezingsverhalen bekend in het Nieuw Testament. Maar Jezus als thaumaturg (wonderdoener) heeft vast niet àlle zieken genezen; zijn genezingsdaden waren op de eerste plaats bedoeld als ‘tekenen’: tekenen van zijn gezonden zijn door God, tekenen van hoe God de wereld wil hebben, vrij van al die treurige zaken… Tekenen van hoe het moet worden…


Ondertussen ging de mensengeschiedenis verder. Stilaan, en soms ook sprongsgewijs, gingen techniek en wetenschap vooruit, ging de medische kennis en de toepassingen ervan vooruit… De mens veroverde de wereld, maakte de wereld dienstbaar en beging daarbij ook heel wat fouten (de klimaatsverandering door ontbossing en dioxine-uitstoot is er zo een). Resultaat van dat alles: de sacrale wereld werd kleiner en kleiner, de mens leeft nu grotendeels in een seculiere wereld, opgebouwd door de wetenschap en de techniek... Vroeger moest de mens zich voor alles en nog wat wenden tot de goden, tot God, bidden om genezing, bidden om mirakelen. Vandaag wendt hij zich tot mensen die deskundig zijn en technisch onderlegd om voor omzeggens alle eventuele toestanden goede oplossingen te vinden en toe te passen…


Is God dan overbodig geworden?

Dit is wel een zinvolle vraag als we zien hoe ‘de mens’ in zowat alle omstandigheden na verloop van tijd geschikte antwoorden weet te geven. En hij wordt nog altijd bekwamer… Ooit had kanker het laatste woord; tegenwoordig – en elke dag meer en meer – vindt de medische wetenschap ook daar allerlei antwoorden op, al blijft er nog veel te doen.  Epidemieën (pandemieën) worden vrij vlug gedetecteerd en aangepakt…

Moeten we als gelovige en christen daar treurig om zijn? God, gebeden, processies tegen pest en cholera… Is dat alles  verleden tijd? Is dit dan het einde van het geloof, het gebed? Natuurlijk niet, integendeel!  


(Lees in volgend nummer: Geloof en Wereld (2)  Gods gedelegeerde)



   EINDE VAN DIT ARTIKEL  

   TERUG NAAR INHOUD        NAAR TOP VAN DIT NUMMER     



MIJN GEHEUGEN …


In het eerste Bijbelboek, het boek van de Oorsprong of  Genesis lezen we:

En God schiep de mens als zijn beeld; als het beeld van God schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen. God zegende hen, en God sprak tot hen: `Wees vruchtbaar en word talrijk; bevolk de aarde en onderwerp haar; heers over de vissen van de zee, over de vogels van de lucht, en over al het gedierte dat over de grond kruipt.' (Gen.1,27-28)


In verantwoordelijkheid gesteld

In deze tekst is er sprake over ‘heersen’ en ‘onderwerpen’. Met het onderwerpen van de aarde wordt bedoeld dat de wereld ten dienste moet gesteld worden van de mens, ze moet gecultiveerd worden, maar niet vernield. Nog sterker is dit het geval met  het ‘heersen’ over de dieren. Een heerser moest ook zorgen voor het welzijn van alles en allen.

Uit de scheppingsverhalen van Genesis leren we dus dat de mens een enorme verantwoordelijkheid kreeg, hij die geschapen werd naar het beeld van God moest die aarde verder boetseren tot een goede thuis voor de mensen. Hij mocht leven van die aarde en ook de dieren stonden hem ten dienste, maar niet als een uitbuiter, verbruiker, vernieler…

Over die verantwoordelijkheid van de mens is veel te zeggen en er valt ook veel uit af te leiden. Met name dat we niet alles moeten ondergaan, ziekte, kwalen, tegenslagen… We moeten niet bij al het negatieve dat ons kan overkomen, zeggen: ’t is Gods wil, ’t is dat het zo moet zijn… We moeten opkijken naar God, de Schepper, die ons naar zijn beeld heeft gemaakt om onze verantwoordelijkheid te nemen en scheppend en ordenend Gods schepping verder af te werken…  We maken een kleine toepassing…


Mijn geheugen gaat serieus achteruit!

Velen van ons kennen de ervaring van ‘vergeten’, bv. niet op een woord kunnen komen, een naam niet kunnen zetten op een gelaat, zelfs de naam van een bloem niet meer kennen, althans niet op dit moment, maar straks valt het me wel te binnen… Wetenschappers hebben dat gebeuren bestudeerd en hun conclusie is dat met ouder te worden, ons geheugen wel enkele steken laat vallen. Zij beweren dat vanaf 40 jaar die achteruitgang zich begint te manifesteren en dat het daarna in versneld tempo gaat. Oeioei ! Leukerds zeggen dan: “’t Is zo dat het begint”, en ze bedoelen dan dementie en zelfs Alzheimer. Toch is die geheugenachteruitgang een natuurlijk proces, het hoeft echt geen speciale kwaal te zijn en je hoeft er zelfs niet ongerust over te zijn…

In Medical News Today kan je echter lezen hoe wetenschappers wel echt bezig zijn met die zaken en, vanuit deze vrij negatieve vaststellingen, gaan zoeken wat er eventueel toch aan te doen is.


Is daar echt iets aan te doen?

We gaan hier niet de geleerde inzichten weergeven van de wetenschappers die tegenwoordig stilaan hun bevindingen openbaar maken. Ze weten al waar het fout loopt maar ze zoeken nog naar echt specifieke methoden om onze kennisfunctie te herstellen of levendig te houden. Ondertussen raden ze ons aan

1° onze hersenen vooral niet op non-actief te zetten maar ze echt te gebruiken, ‘use your brain’! Elke dag opnieuw!

2° Verder raden ze ons aan te breken met oude gewoonten; desnoods wel dezelfde zaken doen, maar op een andere manier of nog beter echt eens iets nieuws te proberen. Doen!

3° Dwing jezelf tot lichaamsbeweging en –oefening: bewegen, bewegen, bewegen ! Beslissen … en volhouden (maar niet forceren)!

4° Zorg natuurlijk voor een gezond dieet met wat afwisseling.

5° Zorg voor goede sociale contacten.  Een bewuste keuze.

Deze zaken passen die wetenschappers dan in, in het geheel van hun theorie omtrent  de ‘GluN2B subunits’; (en daarover moet je dan zelf maar wat meer lezen in het artikel:

http://www.medicalnewstoday.com/printerfriendlynews.php?newsid=264593

of surf wat op hun website: http://www.medicalnewstoday.com

Tenslotte… maak je niet al te ongerust om wat je leest. Tracht gewoon gezond te leven en wijze raadgevingen in te bouwen in je ‘lifestyle’. Vermoedelijk werken we dan reeds stevig in de goede richting  en in de richting die God wil voor de ‘koning van zijn schepping’.



   

   EINDE VAN DIT ARTIKEL  

   TERUG NAAR INHOUD        NAAR TOP VAN DIT NUMMER     



KERSTMIS NU

Willy Verschaetse cssr


Wilt Gij nog komen

in die wereld van ons

nu Ge ziet

wat mensen ervan maken?

Een wereld die ziek is van weelde,

zijn passie bouwt
als huizen in de hel

en morgen moet
ontwaken met de kramp

van een gedoofd
en mislukt karnaval.


Kan hier nog plaats zijn voor U

en voor uw stal

in die wereld van nu?


Wilt Gij nog komen

in die wereld van ons?

Waar de ster van de vreugde

verdwaalt

tussen het rood
van terreur

het vuur van vele fronten

en haar weg niet meer vindt

 in die dwaaltuin van haat.


Terwijl een ster

anders en vreemd

nu aan de hemel staat.

Zij wil in haar val

de boodschap vernielen

de boodschap van heil

die velen deed knielen

in uw nacht’lijke stal.


Heer,

nooit was uw komen

zo nodig als nu.


   EINDE VAN DIT ARTIKEL  

   TERUG NAAR INHOUD        NAAR TOP VAN DIT NUMMER     




SOCIALE LEER VAN DE KERK


Toen ik het boek van Budenz begon te lezen, een boek uit 1948 (!) was ik verwonderd er zoveel ideeën aan te treffen die nu nog heel praktisch kunnen zijn voor heel wat sociale problemen, zowel in ons eigen land als in landen van de 3de wereld. De ideeën die hij in het begin van dat boek geeft dateren uit zijn (heel) katholieke jeugd. Zijn sociale bevlogenheid (en koppigheid) dreef hem daarna in de armen van het communisme, dat geleid door Moskou, de Amerikaanse samenleving trachtte te ontwrichten. Toen hij later, als hoofdredacteur-directeur van de toenmalige communistische partijkrant “The Daily Worker” zijn overgang ‘terug naar de katholieke kerk’ kenbaar maakte, sloeg dat natuurlijk in als een bom. Dat was in oktober 1945. Vandaar de titel van zijn later verschenen boek: Rome Moskou Rome.


Welnu, reeds in die eerste (katholieke) periode had hij reeds een duidelijk inzicht in de sociale leer van de Kerk en hoe heilzaam die kon zijn voor de ontelbare arme Amerikanen die buiten de ‘American Dream’ vielen. De onafhankelijkheidsverklaring (Declaration of Independence) van Thomas Jefferson leerde hem, als katholieke jongen, dat ‘leven, vrijheid en streven naar geluk’ aan iedereen (!!) toekwamen. De Amerikaanse vrijheden leken hem goed overeen te komen met wat hij las bij Thomas van Aquino en Duns Scotus en bij de Kardinaal Bellarminus en Franciscus Suarez, nl. dat een regering bij de wil van het volk bestond (= democratie) en niet uit de handen van God.


Het is vanuit de gedachte rond de oorsprong van de rechten van het volk dat hij tot dieper inzicht komt in de zogenaamde ‘sociale leer van de Kerk’. Hij stelde vast dat buiten de vrijheid van spreken (Freedom of speech), vrijheid van drukpers enz. uit de Amerikaanse Grondwet, er nog heel wat anders aan de orde was: de ongezonde werkomgeving van de mijnwerkers, het verpesten van het milieu in ongezonde armenwijken, het niet in groep mogen opkomen voor een rechtvaardiger loon enz.

Immers, als men het recht op leven en het recht op vrijheid erkent als grondrechten, basisrechten, dan moet men van daaruit toch ook het recht erkennen op een levensonderhoud en een behoorlijk bestaan; en dat veronderstelt dan logischerwijs het recht op samengaan met lotgenoten indien men die doelstellingen wil bereiken. “Recht op leven en vrijheid houdt ook in - niemand zal dit kunnen ontkennen – de kinderen uit dit gezin, dat de grondslag der natie is, op te voeden en een godsdienstige vorming te geven…” (op.cit. p 22).


Het was een tijd (1900-1910) waarin overal internationale firma’s werden opgericht in Amerika. Maar onder katholieken werd toen ook druk gesproken over het “rechtmatig karakter van arbeidersorganisaties”.

Dit laatste werd door paus Leo XIII trouwens duidelijk gezegd in zijn encycliek Rerum Novarum (1891 !). Paus Leo de 13de veroordeelde daarin niet enkel het Marxisme en zijn filosofische fundamenten, maar hij bekritiseerde ook het Kapitalisme met zijn ongebreideld winstbejag. Hij brak een lans voor een rechtvaardig loon, recht op eigendom, solidariteit met de armen. De regering moet daar iets voor doen, maar ‘ook de vakbonden hebben recht om die eisen te verwezenlijken’.


Katholieke christenen vonden dit een harmonischer aanpak dan het communistisch alternatief van de klassenstrijd. “De instandhouding van het leven is een plicht, die aan allen gemeenschappelijk is en als die niet vervuld wordt, is dat een misdaad”. Dit is dus een vraag naar een rechtvaardige verloning die aangepast is aan het gezin. Maar “daaruit volgt noodzakelijk het recht om de middelen te verwerven, waardoor het leven in stand gehouden wordt; welnu, de enige mogelijkheid daartoe ligt voor de onbemiddelde in het loon, dat hij met zijn arbeid tracht te verdienen”. De paus heeft het dan over een rechtvaardig minimumloon maar daaruit moet ook worden afgeleid dat ‘recht op leven en levensonderhoud’ kunnen afgedwongen worden door een georganiseerde groepsactie.


Rerum Novarum was een start

Met deze encycliek van paus Leo XIII  kreeg de katholieke sociale leer zijn grondslag. Natuurlijk is daarop verder gebouwd door andere encyclieken (de ‘subito heilige’ paus Joannes-Paulus II schreef zelfs 3 sociale encyclieken, terwijl eerder Pius XI veertig jaar na Rerum Novarum zijn toepasselijke ‘Quadragesimo Anno’ schreef, aangepast aan de nieuwe sociale ontwikkelingen; de twee concilie-pausen lieten zich ook niet onbetuigd: Johannes XXIII publiceerde ‘Mater et Magistra’ en Paulus VI ‘Populorum Progressio’ waarin hij de sociale leer nu mondiaal ging bekijken, nl. ook de rechtvaardige verdeling van de goederen wereldwijd. Zelfs de vorige paus Benedictus XVI schreef een sociale encycliek ‘Caritas in Veritate’, Liefde in Waarheid).


Het welzijn van ieder mensenkind

Uit dit alles blijkt duidelijk dat de Kerk, wel wat later dan de revolutionaire Marxisten maar gestimuleerd door bepaalde profetische christenen, die zich het lot van de arme arbeidersbevolking aantrokken, gezocht heeft naar rechtvaardige verhoudingen binnen het economisch en maatschappelijk bestel, waarbij de waarde van ieder mens en de rechten van het gezin en de mensen die zonder inkomen zijn niet uit het oog verloren werden. Ook vandaag blijft waakzaamheid geboden omdat zowel het ongebreideld winstbejag als het goedkoop aan de kost komen uitingen zijn van egoïsme en gebrek aan verantwoordelijkheid voor een betere wereld en het welzijn van ieder mensenkind.


   EINDE VAN DIT ARTIKEL  

   TERUG NAAR INHOUD        NAAR TOP VAN DIT NUMMER     



DE PAUS EN DE DRUGS


Na zijn terugkeer naar Rio de Janeiro (24 juli 2013) veroordeelde paus Franciscus tijdens een bezoek aan het Sint-Franciscusziekenhuis (waar drugverslaafden kunnen afkicken) de liberalisering van drugs en viel hij bijzonder scherp uit naar de drugskartels. “Het kwaad van de drugshandel, dat geweld veroorzaakt en pijn en dood zaait, vereist een moedig handelen van de hele samenleving.”

De paus gelooft niet dat die problemen door een liberalisering van drugs worden opgelost. “Wij moeten de oorzaken aanpakken die aan de basis liggen van dit drugsgebruik, door ons voor meer rechtvaardigheid in te zetten, door jongeren waarden door te geven, door een gemeenschapsleven uit te bouwen dat steun geeft aan diegenen die in nood zijn en dat hoop geeft voor de toekomst.”



Dit zou sommige politieke ver-antwoordelijken en sommige bekende Vlamingen en boekenschrijvelaars tot nadenken mogen brengen. Ieder van ons zou toch stilaan mogen weten wat een enorme ravage drugs aanrichten in  het leven van een groeiend aantal jongeren. Er lichtjes over doen is een totaal gebrek aan verantwoordelijkheidszin voor de toekomst van onze kinderen en jongeren.

Jongeren moeten weten dat verslaving hun leven tot een hel maakt. Men moet hen helpen om de vreugde van het leven te zoeken in de oprechte vriendschap, in zinvolle bezigheden en in inzet voor anderen.



   EINDE VAN DIT ARTIKEL  

   TERUG NAAR INHOUD        NAAR TOP VAN DIT NUMMER     



DE ZORG VAN PAUS FRANCISCUS

Naar Zenit.org

Tijdens zijn heenreis naar Brazilië heeft Paus Franciscus geen vragen van journalisten beantwoord maar hij sprak wel over  de bedoeling van deze reis. Hij zei vast en zeker te komen voor wat hij de “Week van de jongeren” noemt, maar ook voor de bejaarden, die hij “de meesters van de wijsheid” noemt, maar die “al te dikwijls opzij gezet worden, alsof zij niets meer te bieden hebben”.


De uitdagingen voor de jongeren, zijn volgens de paus het gevaar van een “werkloze generatie”, terwijl werkgelegenheid een kwestie is van “waardigheid van de mens, de mogelijkheid zijn brood te verdienen”.

En het gevaar van de “wegwerpcultuur” en “verspilling”, die niet alleen de bejaarden betreft maar ook de jeugd: hij stelt een cultuur voor die mensen opneemt zodat er “in de samenleving voor iedereen plaats is”. Het doel van zijn reis is namelijk dat de jongeren door de samenleving opgenomen worden: “jongeren isoleren is een onrechtvaardigheid”. Integendeel, “jongeren behoren tot een familie, een land, een cultuur en een geloof en wij moeten die samenhorigheid in stand houden”.


Doch “aan het andere uiteinde van het leven staan de bejaarden” en bejaarden hebben “wijsheid”. Men begaat dikwijls een ander “onrecht”, namelijk “de verwaarlozing van de bejaarden” en “te denken dat zij niets te bieden hebben, doch zij hebben levenswijsheid, zin voor de geschiedenis van gezin en vaderland”.



   EINDE VAN DIT ARTIKEL  

   TERUG NAAR INHOUD        NAAR TOP VAN DIT NUMMER     


GIJ ZIJT BIJZONDER


Een gekend spreker begon zijn conferentie met in zijn hand een 100-Eurobiljet dat hij in de hoogte stak. Aan het talrijke publiek vroeg hij: “Is er iemand van jullie die dit briefje graag wil hebben?”


Een hoop handen ging – zoals te voorzien was - de hoogte in.

In orde, zei hij, “Ik kan dat goed begrijpen, maar laat me eerst dit doen.” Hij begon het 100 Eurobiljet te verfrommelen tot hij er een balletje van gemaakt had. (Foei!). Toen vroeg hij aan het publiek: “En wie wil het nu nog hebben?” De meesten staken nog de hand op.

“Wel wel, zei hij, en wie wil het nog hebben nadat ik dit gedaan heb?” (Hij deed toen iets dat waarschijnlijk niet zou goedgekeurd worden door het Belgisch gerecht.) Hij gooide het balletje Euro op de grond en wreef het met zijn schoen over de vloer. (Nogmaals: Foei!). Hij raapte het op, plooide het open, maar het was nu gerimpeld en wat vuil.

“Wel, geacht publiek, is er iemand van jullie die dit verrimpeld briefje nog wil hebben?” Heel wat handen gingen nog altijd de hoogte in.

 “Kijk, vrienden, ik excuseer me voor deze act, die van iets te weinig respect getuigt voor de Euro, maar… wij hebben hiermee een zeer waardevolle les geleerd. Wàt ik ook met het geld gedaan heb, jullie wilden het toch nog graag hebben, omdat het niet in waarde gedaald is. Het was nog altijd 100 € waard. Die waarde bleef het behouden.

Het kan in ons leven ook voorvallen, en misschien is dat wel al gebeurd, dat wij  afgeschreven worden, gekleineerd, door het stof gesleept, door andermans fout of door de beslissingen die wij maakten of door de omstandigheden die er op onze weg kwamen.  Wij voelen het aan als werden wij waardeloos in de ogen anderen of van onszelf.

 Maar wàt er ook gebeurd is of wat je nog gaat tegenkomen, je zult nooit je waarde verliezen! Besmeurd of zuiver, gekleineerd of uiteindelijk gecrasht, je blijft altijd onschatbaar voor hen die echt van u houden. De waarde van ons leven komt niet van wat we doen of wat we weten, maar van wie en wat we zijn.

Welnu, God weet dat gij bijzonder zijt. Vergeet dat nooit! (onb.)



   EINDE VAN DIT ARTIKEL  

   TERUG NAAR INHOUD        NAAR TOP VAN DIT NUMMER     



CHALDEEUWS FEEST IN ‘T STAD

bvv



Verslag van de aanstelling van pater Paulus Sati redemptorist tot verantwoordelijke voor de Chaldeeuwse christenen in Antwerpen.


Op 24 februari 2013 was de kerk van Sint Eligius in de Onderwijsstraat te Antwerpen getuige van een niet alledaags gebeuren. Pater Paulus Sati, redemptorist, afkomstig uit Irak, omgeving van Mossoul, werd door de bisschop van Antwerpen, Mgr. Johan Bonny, aangesteld tot verantwoordelijk priester voor de Chaldeeuwse Christenen in het bisdom Antwerpen, en als lid van de priestergroep van de stad Antwerpen. De grote kerk van Sint Eligius zat vol, vooral uitgeweken Chaldeeuwse christenen, die gekomen waren uit Brussel, Mechelen, Oost-Vlaanderen en ook uit het buitenland zoals Duitsland, Luxemburg en Nederland. De Chaldeeuwse bisschop voor de uitgeweken Chaldeeuwers was aanwezig, naast de bisschop van Antwerpen en een corona van priesters die zich ten dienste stellen van de Chaldeeuwse christenen in het buitenland. Pater Lucien Cop (op foto met p. Paulus) – na meer dan 50 jaar missiewerk ten dienste van Chaldeeuwse Christenen van Irak – concelebreerde, en ook p. Ives De Mey en p. Andreas, huisgenoten van p. Paulus in Gent. Nog andere redemptoristen waren aanwezig: de pp. André Schotsmans, Frans Peerlinck, Herman De Cock en Ben Van Vossel. Bisschop Bonny dankte de Redemptoristen trouwens nadrukkelijk omdat ze p. Paulus Sati ter beschikking hadden gesteld van de Chaldeeuwse christenen in ons land. Hij lokte een luid applaus uit voor p. Lucien Cop voor zijn jarenlang werk in dienst van de christenen van de Chaldeeuwse ritus, waarvoor de Redemptoristen indertijd naar het Midden-Oosten gezonden waren.  In zijn homilie wees bisschop Bonny p. Paulus op een 5-tal aandachtspunten: 1° speciale aandacht en inzet voor de gezinnen die in deze tijd onder druk staan, ook omwille van hun situatie als emigranten; hij vroeg dat hij ze zou helpen om hun kinderen een toegewijde en christelijke opvoeding te geven. 2° Veel aandacht voor de kinderen en


jonge mensen (zo talrijk aanwezig in deze viering). 3° Een groot hart en aandacht voor de alleenstaanden, weduwen en weduwnaars en voor de zieken. 4° Attente bekommernis voor de eenheid tussen Chaldeeuwse christenen van Irakese, Syrische, Iranese en Turkse … afkomst (P. Paulus spreekt vlot het Soeret en Arabisch). 5° Inzet ook voor de Antwerpse kerkgemeenschap.

De viering was echt iets volks, met ruwe en ongeoefende stemmen maar wat een volume! Een serieuze inbreng van het grote meisjes- en jongenskoor en van de voorzangers en de diaken.


P. Paulus heeft een sterke en gedragen stem die volop haar plaats zal hebben in de vieringen. Zelfs als de volgende vieringen met een heel wat kleinere gemeenschap zullen plaatsvinden, ben ik er zeker van dat de bezieling van deze dag nog lang zal nazinderen. Het blijft natuurlijk betreurenswaard dat deze christenen, vaak omwille van politiek onzekere toestanden en pesterijen van moslimextremisten hun landen moesten verlaten. We hopen en bidden dat ze trouw mogen blijven aan hun eigenheid, terwijl ze zich inburgeren, en dat ze bovenal trouw blijven aan hun geloof en erin slagen het door te geven aan hun kinderen. Onze pater Myassar die nu nog volop meewerkt met p. Vincent Van Vossel in Bagdad (hijzelf is van de Syrisch-katholieke ritus maar ook werkend voor de Chaldeeuwse christenen omdat onze paters speciaal voor die bevolkingsgroep gezonden werd) getuigde dat van zijn dorp Karakosh actueel meer dan honderd priesters werken onder de Chaldeeuwse en Syrisch-katholieke christenen in heel wat landen.

We kunnen maar hopen dat het werk van onze missionarissen in de Arabische wereld voldoende wordt gewaardeerd en kansen krijgt…

Hierna: de slotzegen in de Chaldeeuwse liturgie


  SLOTZEGEN




Hij die ons heeft gezegend met elke geestelijke zegening in de hemel,

Jezus Christus, onze Heer …

die ons geroepen heeft tot zijn koninkrijk

en ons heeft uitgenodigd aan zijn zo heerlijke zaligheden

onbegrensd zonder einde of uitdoving,

zoals Hij het ons had beloofd in zijn Evangelie van het leven

toen Hij tot de gezegende bijeenkomst van zijn leerlingen heeft gezegd:

“Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u:

Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem,

en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag

en hij wordt niet geoordeeld maar Ik zal hem rechtstreeks

van de dood naar het eeuwige leven laten overgaan”.

Dat Hij dus, ons samenzijn zegene, onze samenleving bescherme

en ons volk zuivere dat hier gekomen is

en verrukt werd in de troostende deelname

aan de heerlijke, heilige, levengevende en goddelijke mysteriën.

En dat het levende teken van het goddelijk kruis

u allen moge tekenen met zijn afdruk

en u behoede tegen alle zichtbare en verborgen kwaad,

nu en elk moment en in de eeuwen der eeuwen.

Volk: Amen !


   EINDE VAN DIT ARTIKEL  

   TERUG NAAR INHOUD        NAAR TOP VAN DIT NUMMER     





ONZE MISSIE IN LIBANON


Op 24 augustus 2013 vertrok pater Timon De Cock opnieuw naar Libanon (Beirouth).  Diezelfde dag kon hij ’s avonds vaststellen dat zijn huis helemaal gepoetst was. Zijn Libanees-Amerikaanse confrater is naar de Amerikaanse missie in Argentinië vertrokken. Pater Elie Sader zal een andere zending te vervullen krijgen.

De Clemensprovincie geeft dan definitief de Missie in Libanon over aan de Redemptoristen van de Syrisch-Malabaarse ritus uit Kerala (India). Wij hopen dat ze deze mooie missie verder met inzet en bekwaamheid en bezieling zullen begeleiden zoals de Vlaamse Redemptoristen dit gedurende meer dan een halve eeuw gedaan hebben.



   EINDE VAN DIT ARTIKEL  

   TERUG NAAR INHOUD        NAAR TOP VAN DIT NUMMER     


TOT VREUGDE GEROEPEN


Paus Franciscus klopte aan de deur van Maria’s woning in het Redemptoristisch Mariaheiligdom Aparecida (24-07-2013) Zenit.com


« Vergeten wij nooit, dierbare jongeren: de Maagd Maria is onze Mama en het is met Haar hulp dat wij Jezus trouw kunnen blijven”: deze tweet van de paus vat de geest samen van zijn pelgrimstocht naar Aparecida op deze 24e juli. De paus voegde de daad bij het woord.

Hij droeg zelf het beeldje van de zwarte Lieve Vrouw van Aparecida. Dit miraculeuze beeld hadden drie vissers in hun net gevonden. Op het einde van de Mis in de basiliek gaf de aartsbisschop van Aparecida een replica van het beeld aan de paus. De paus applaudisseerde voor de Maagd Maria en riep tot applaus op.

Hoe kunnen wij nu concreet trouw blijven aan Jezus? “Ook ik klop aan de deur van Maria’s woning zij die Jezus bemind en opgevoed heeft,  opdat Zij ons allen, herders van het volk Gods, ouders en opvoeders,  zou helpen om aan onze jongeren de waarden door te geven die hen tot bouwers zullen maken van een volk en een wereld die rechtvaardiger, meer solidair en broederlijker zijn”. Daarvoor stelt de paus een programma voor dat bestaat uit “drie houdingen” om deze trouw te beleven: “1 de hoop bewaren, 2 zich door God laten verrassen en 3 met vreugde leven”.


1° Verlies de hoop niet

« Tegenover de ontmoediging die het leven kan binnensluipen en mensen kan overmannen die zich inzetten voor de evangelisatie of die zich inspannen om als huisvader of -moeder het geloof in praktijk te brengen, zou ik met klem willen zeggen: heb in uw hart altijd deze zekerheid: God staat aan uw zijde, Hij verlaat u nooit! Verlies nooit de hoop! Doof ze nooit in uw hart!”

“De draak (cf. lezing Apocalyps), het kwaad, is in onze geschiedenis aanwezig, doch niet als sterkste. God is de sterkste! God is onze hoop!”

Nochtans ervaren vele mensen eenzaamheid, stelt de paus vast en hij moedigt aan tot “een positieve kijk” op de werkelijkheid: “het is waar dat iedereen zich vandaag een beetje verleid voelt door de vele afgoden die God vervangen en die hoopgevend lijken: geld, succes, macht, genot. Een gevoel van eenzaamheid en leegte palmt dikwijls de harten in en is een aanzet om compensatie te zoeken, vluchtige afgoden. Dierbare broeders en zusters, laat ons licht zijn van hoop! Laat ons een positieve kijk hebben op de werkelijkheid”.


2° God werkt te midden van de moeilijkheden

De paus nodigt uit om de jongeren “onstoffelijke waarden” te bieden “die het spirituele hart, het geheugen zijn van een volk” en hij vat ze als volgt samen: “spiritualiteit, edelmoedigheid, solidariteit, volharding, broederlijkheid, vreugde; deze waarden vinden hun diepste wortels in het christelijk geloof”.

“God werkt , zelfs te midden van de moeilijkheden en Hij verrast ons.” Als getuigen neemt hij de drie vissers die aan de oorsprong liggen van het heiligdom (van Aparecida): “God verrast altijd, zoals de nieuwe wijn uit het Evangelie”. Verwijzend naar het Evangelie over de bruiloft te Kana, zei de paus: “God bewaart altijd het beste voor ons. Maar Hij vraagt dat wij ons door Zijn liefde laten verrassen en dat wij Zijn verrassingen aannemen. Laat ons vertrouwen hebben in God! Als wij tot Hem naderen, bij Hem blijven, dan veranderen onze koelheid, onze moeilijkheden, onze zonden in de nieuwe wijn van vriendschap met Hem”.


3° Vreugde

Vreugde is het gevolg van de twee voorgaande houdingen: “Als wij hoop hebben, ons laten verrassen door de nieuwe wijn die Jezus ons biedt, zal er vreugde zijn in ons hart en kunnen wij niet anders dan van deze vreugde getuigen. Een christen is vreugdevol, hij is nooit triest. God vergezelt ons. Wij hebben een Moeder die altijd voor het leven van Haar kinderen ten beste spreekt”. “Jezus heeft getoond dat het gelaat van God  het gelaat is van een Vader die van ons houdt. Zonde en dood werden overwonnen. Een christen kan geen pessimist zijn! Hij heeft niet het gelaat van iemand die voortdurend in rouw lijkt. Als wij werkelijk verliefd zijn op Christus en voelen hoezeer Hij van ons houdt, zal ons hart ontvlammen van een vreugde die onze buren zal aansteken”.



   EINDE VAN DIT ARTIKEL  

   TERUG NAAR INHOUD        NAAR TOP VAN DIT NUMMER     



VERSE OLIE


Ik zit in de ontvangsthal van een grote garage. Je kan er een koffietje drinken, met melk en goed gesuikerd (ik gebruik anders nooit suiker maar het is hier niet al te warm zodat ik wat overtallige calorieën kan verwerken) en rustig op je computer werken aan een eigen tafeltje: er is voor het gemak van de klanten draadloze internetverbinding voorzien. Er is wel wat lawaai, radiomuziek (gelukkig op de achtergrond), de telefoon gaat geregeld tot een of ander van de beschikbare telefonistes het initiatief neemt om de oproep aan te nemen, het lawaai van de luchtverversing (hoognodig voor de gezondheid van de klanten, we zitten immers in een niet al te gezonde omgeving…).

En ondertussen is men de olie van mijn wagen aan het aftappen, de oliefilter vervangen enz… Je kent dat wel, geijkte procedures zodat hun zaak blijft draaien en jouw wagen misschien iets langer  kan meegaan. Let’s hope.

Eigenlijk geloof ik er wel in: goede en propere olie laat een hele boel onderdelen van je wagen zo goed mogelijk lopen en houdt ze in goede staat… Alles in het leven heeft wat onderhoud nodig, verse olie.

’t Was aan ’t sneeuwen buiten toen ik dit stukje schreef, maanden geleden, sneeuw die slechts enige dagen zou blijven liggen, en buiten op de grote baan flitsten auto’s voorbij. Een jong koppel (toen ik achteraf wat nauwlettender toekeek waren ze eigenlijk niet zo héél jong meer) kwam vlakbij aan een tafeltje zitten. Zij moesten ook wat wachten op het onderhoud van hun wagen. Misschien was die gratuite wachttijd voor hen de gelegenheid om hun relatie wat op te peppen. Ik had de indruk dat die momenten hun deugd deden. Er hoeft soms niet zoveel gezegd te worden. Er mogen gerust lange stiltemomenten zijn. De laatste tijd ben ik in mijn gebedstijd vaker en vaker aangesproken door de woorden van dat boerke die in de kerk van de pastoor van Ars aan het bidden was. De pastoor vroeg hem wat hij dan wel vertelde aan God. Het boerke antwoordde : “Je Le regarde, Il me regarde” (Ik kijk naar Hem en Hij, Hij kijkt naar mij). Meer moet dat niet zijn. En moeilijk is dat toch echt niet. Maar die momenten van stil bij de Heer zitten, desnoods in je fauteuil, zijn een super-de-super-olie om ons geestelijk leven op peil te houden. Profiteer er van.”


EINDE VAN DIT ARTIKEL

EINDE VAN DIT NUMMER  2013_4   

   

   TERUG NAAR INHOUD        NAAR TOP VAN DIT NUMMER