GELOOF en LEVEN



 HOME

 INHOUD

INSPIRATIE VOOR ZONDAGSPREKEN


Jezus’ woord verlicht de wereld, alleluia,

Jezus’ woord is bron van leven, alleluia.

Jezus’ woord is sterk en teder, alleluia,

Jezus woord wijst veil’ge wegen, alleluia.




U KUNT OOK SURFEN NAAR DE ZONDAGSPRESENTATIES

OVER DE EVANGELIES VAN DE ZONDAG.


NAAR INHOUD        NAAR TOP


Jaar B Zondag 34  Christus, Koning van het heelal

Dan.7,13-14 Eeuwige heerschappij / Ps. 93 1-2.5 De Heer is koning, met luister omkleed / Apoc. 1,5-8 Vorst van de koningen der aarde / Alleluia. Gezegend de Komende in de naam des Heren; Geprezen het komend Koninkrijk van onze vader David / Joh. 18,33b-37 Mijn koningschap is niet van deze wereld


Het Boek Daniël en de Apocalyps mogen dan wel vol heerlijkheid en glans spreken over het Koninkrijk van God en zijn Messias, het is pas in het evangelie dat we de hele waarheid vernemen over het Koningschap van Jezus op deze laatste zondag van het liturgisch Jaar. Jezus zelf zegt het onomwonden tot de Romeinse gouverneur. “Ja, koning ben Ik.” Ik ben koning. Maar “mijn koningschap is niet van deze wereld.” Er was trouwens maar al te veel reden voor om dat onderscheid te maken met het aardse keizer- of koningschap. Jezus stond daar immers als gevangene voor een afgevaardigde van de toenmalige wereldheerser, de romeinse keizer; bovendien was Hij verworpen en aangeklaagd door de leiders van zijn eigen volk. Het is duidelijk dat Hij iets anders bedoeld als Hij zegt: “Ja, koning ben Ik.”

Zijn trouw aan zijn zending om in alles de wil te doen van de Vader, zijn trouw om het Blijde Nieuws, het evangelie van het Koninkrijk te verkondigen… dat heeft Hem in die uitzichtloze situatie gebracht. Hij had God verkondigd als de barmhartige Vader, die men enkel kan dienen in nederigheid, bewust van eigen kleinheid, eigen ontoereikendheid, ja, bewust van eigen zondigheid... Dat was duidelijk een doorn in het oog van de machtigen, de invloedrijken, de puren die vonden dat God wel content mocht zijn dat Hij hen had. En dat tollenaars en zondaars, dat mensen die met ongewassen handen aten en al ‘dat gewone volk’ dat door de Farizeeën met een verwijtend oog bekeken werd, dat al die sukkelaars hen zouden voorgaan in het Koninkrijk dat Jezus verkondigde, nee, dat kon niet meer door de beugel. Nochtans was Jezus juist in de wereld gekomen om getuigenis af te leggen van de waarheid dat God van de mensen houdt die Hem als een vader vertrouwen schenken en Hem in alle eenvoud dienen.

Maar Jezus werd dus door de machthebbers gedegradeerd tot een misdadiger, aangeklaagd wegens godslastering en kleinering van de Joodse Wet en tradities, ja, zelfs als iemand die de Romeinse keizer de wereldheerschappij zou betwisten… Veroordeeld tot de kruisdood. Gestorven aan het kruis. Einde verhaal ? Nee dus.

In de Apocalyps wordt ook gezegd dat Hij de eerstgeborene is van de doden, de vorst van de koningen der aarde die ons van de zonden heeft verlost door zijn bloed. Hij komt in heerlijkheid en allen zullen Hem aanschouwen, ook zij die Hem doorstoken hebben…

Dàt is tenslotte het scharnierpunt en het beginpunt van het christelijk geloof: de verrijzenis van Jezus. Het antwoord van de Vader op Jezus’ leven in dienende liefde en trouw ten einde toe. De verrijzenis, het grote teken dat God geeft om naar Jezus te wijzen als Degene die ons redt uit zonde en dood. Hij wordt de Bron van het nieuwe leven waartoe wij geroepen zijn. Zijn koningschap gelijkt niet op dat van de aardse heersers, zijn koningschap is een rijk van liefde en waarheid, en alle mensen zijn er toe genodigd. Zijn koningschap groeit over heel de wereld, in alle harten die verlangen naar liefde en eensgezindheid tussen mensen, een koningschap en een rijk dat zich voortdurend uitbreidt naarmate mensen stappen zetten in liefde en waarheid. (Ben Van Vossel 2015)  


NAAR INHOUD        NAAR TOP


Zond. 33 Jaar B (15/11/2015)

Daniël 12,1-3 Wie mensen tot gerechtigheid bracht zullen schitteren als sterren / Ps. 16,5 en 8,9-10, 11 Behoed mij, mijn God, tot U neem ik mijn toevlucht. Mijn ogen gericht op de Heer daarom kan ik rustig gaan slapen  / Hebr. 10,11-14.18 Door één offer heeft Hij hen tot volmaaktheid gebracht / Alleluia. Weest dus waakzaam, want gij weet niet op welk uur de Mensenzoon komt / Mk. 13,24-32 Van die dag weet niemand af


In de Liturgie van vandaag wordt ons leven gewogen met de weegschaal van de eeuwigheid. Er zal blijken wat de echte aarde ervan is, van al ons denken en spreken en handelen. Kortom van alles wat ons leven uitmaakt. Dan zal blijken dat de echt wijze mensen zij geweest, dezen die, door hun woord of hun voorbeeld, mensen de weg gewezen van Gods verlangen (1ste lezing).

Meteen stelt zich voor ons de vraag of we het zwaartepunt van ons leven in Gods verlangen hebben gelegd, ons lieten leiden door wat God wilde: de weg van het leven (Psalm 16 De Heer is mijn erfdeel. Gij zult mij de weg van het leven wijzen).

Door ons telkens weer aan Jezus toe te vertrouwen, door Hem te ontmoeten in de Eucharistie en in de geringsten van zijn broeders en zusters, groeien wij in Gods genade, zoals de brief aan de Hebreeën zegt: “Door één offer heeft Hij voor altijd hen die zich laten heiligen tot volmaaktheid gebracht.” (Hebr.10,14)

De Kerk gebruikt het inslapen van de natuur tijdens de herfstmaanden, om ons te confronteren met het einde van ons leven, met het afscheid van ons aardse bestaan. En daarom roept ze ons bij het einde van het Liturgisch jaar op om waakzaam te zijn, om te leven als verstandige mensen die gereed zijn als de grote Ontmoeting met de Heer daar is.

Het is goed af en toe eens stil te worden. Bij het einde van elke dag, bij het einde van het vruchtbare seizoen in de natuur en ook het einde van het liturgisch jaar. Allerheiligen en Allerzielen zijn zo’n dagen, niet om alleen maar triestig te worden wegens het wegvallen van sommige dierbaren, maar ook om ons eigen leven te beschouwen. Ons ervan te overtuigen dat dit aarde leven voorbijgaat, ja, maar evengoed om ons ervan overtuigen dat het beste nog moeten komen, dat ons leven niet geroepen is om weg te sterven en gedaan! Einde verhaal? Nee, we mogen in deze dagen en weken ons geloof in het eeuwig leven vernieuwen. Weten dat het beetje geluk dat we kenden en de droeve dagen die ons deel waren, niet opwegen tegen de eeuwige vreugde die ons te wachten staat. We moeten ons telkens weer voorhouden dat dit korte aardse bestaan nu reeds eeuwigheidswaarde heeft, dat onze beslissingen, de manier waarop we leven een beslissend karakter hebben. Wat we nu doen, onze relatie met God en de mensen, komt mee terecht in de weegschaal van de eeuwigheid.

Gelukkig voor ons is er niet enkel die gerechtigheid Gods, maar is er ook de barmhartige liefde van God die ons blijft omgeven, ook òver de dood heen.

Laten wij in deze laatste dagen van het liturgisch jaar af en toe tot bezinning komen, ook de natuur nodigt er ons toe uit, en ons afvragen of –voor zover het van ons afhangt- ons leven voldoende beantwoordt aan de droom van God voor een waardevol en gelukt leven. (Ben Van Vossel 2015)


Zondag 32 Jaar B (8/11/2015)

1 Kon. 17, 10-16 Weduwe van Sarepta: Dag na dag hadden zij te eten / Psalm 146 De Heer zal ik loven mijn leven lang / Hebr. 9,24-29 Christus is éénmaal geofferd omdat Hij de zonden van allen op zich had genomen / Alleluia. Wees getrouw tot in de dood, zegt de Heer, en Ik zal u de kroon des levens geven / Mc. 12,38-44 of 41-44 Zij offerde van haar armoe al wat ze bezat.


Op de laatste dagen van het liturgisch jaar legt de Kerk ons nog eens een paar inzichten voor die te maken hebben met de kern van het evangelie. Vandaag staat een arme weduwe in het centrum van de belangstelling. Is dat nu wel iemand die je als voorbeeld gaat nemen? Ja, Jezus heeft wel meer van die verrassende uitspraken. We moeten maar terugdenken aan de Zaligsprekingen in het evangelie van Allerheiligen: Zalig de armen, zalig de barmhartigen, zalig de treurenden… En dus nu die arme weduwe. Zowel in de lezing uit het Oude Testament als in het evangelie wordt ze in het licht gesteld. In beide gevallen geeft zij met groot vertrouwen op God alles wat ze heeft.

Het evangelie is wel erg tegendraads. Wat die arme weduwe geeft, heeft in de ogen van Jezus meer waarde dan wat de andere mensen geven, en zeker  dan wat sommige rijken geven die naar de schijn heel godsdienstig zijn  maar in feite heel weinig medemenselijkheid hebben. Jezus ziet naar het hart van de mens en daarom stelt Hij de kleine gave van die arme vrouw boven al wat rijkeren toewijden aan God.

Door het voorbeeld van die weduwe geeft Jezus ons twee lessen.

- Het gaat om het vertrouwen van die vrouw. Zij offert aan God van haar armoede. Het is alsof ze zegt: Kijk, Heer, wees zo goed deze kleine gift te aanvaarden, meer heb ik niet. Jezus bewondert zowel haar edelmoedigheid als haar vertrouwen op God. Zij heeft er alle vertrouwen op, dat God haar niet in de steek zal laten.

- Anderzijds trekt Jezus onze blik open. Hij wil dat wij ook aandacht opbrengen voor wie normaal weinig aandacht krijgt, voor wie zo klein en arm en hulpbehoevend is dat ze van geen tel is in de maatschappij. We kunnen niet anders dan inderdaad terugdenken aan zijn Zaligspreking: Zalig de armen, zalig die niet kunnen grootgaan op hun bezit, hun invloed, hun relaties, maar als kinderen vertrouwen op hun Vader. Omdat Jezus juist die mensen in het licht stelt, worden wij ook uitgenodigd om in ieder geval aandacht te schenken aan die mensen.

Vanuit dit evangelie is het nu onze opdracht om in onze omgeving die mensen niet over het hoofd te zien die in nood zijn, die maar weinig talenten (schijnen te) hebben, die niet mooi, niet invloedrijk, niet sympathiek lijken, maar die voor God wél de moeite waard zijn en zelfs zijn lievelingen omdat ze in de ogen van de wereld minderwaard geacht worden, maar op God vertrouwen.

Het vraagt van ons een hele ommekeer. Maar daarom is het evangelie blij nieuws, omdat het ons de zaken leert zien met de ogen van God. Laten wij gebruik maken van deze genade. (Ben Van Vossel 2015)


NAAR INHOUD        NAAR TOP

ALLERHEILIGEN

Apoc 7,2-4.9-14 Lofzang op God en het Lam / Ps 24 Zo doet het geslacht dat zich richt tot U, dat staat voor uw aanschijn, God van Jakob / 1 Joh. 3,1-3 Groot is de liefde van de Vader / Alleluia. Komt allen tot Mij die uitgeput zijt en onder lasten gebukt, en Ik zal u rust en verkwikking schenken. / Mt 5,1-12a Zaligsprekingen


Allerheiligen. Wij gedenken vandaag allen die door Jezus gered zijn: dat ontelbaar aantal Joodse mensen en het nog talrijker aantal mensen uit alle rassen en stammen en volken en talen, zoals Johannes zegt in zijn boek van de Openbaring.

Alle heiligen

Wij noemen heiligen: mensen die als martelaar stierven, en verder nogal wat stichters van kloosterorden, heel wat bisschoppen en pausen, opvallende mensen, verder ook personen van wie het heilig leven nogal opvallend was en die door de mensen uit hun omgeving ‘de heilige’ genoemd werden. Het is echter duidelijk dat heel wat gewone mensen, onopvallende mensen, ook door de Heer Jezus verlost zijn en in Hem geborgen zijn voor altijd.

Ons oordeel en Gods oordeel

De mensen die wij kennen zijn ook heel gewone mensen. Zij hebben ook de last te dragen van elke dag. Zij hebben ook tegenslagen en dagen van geluk. Van sommigen zullen we zeggen: Dat zijn goede mensen. Anderen vinden we minder sympathiek en sommigen vinden we slechte karakters of zelfs gewoon een slecht iemand.

Het is normaal dat we zo oordelen. We moeten echter weten als gelovige mensen dat het ons niet toekomst te oordelen over anderen. God weet beter dan wij uit welke omgeving iemand komt, welke omstandigheden iemand gemaakt hebben tot wat Hij of zij is geworden. God alleen weet voor welke keuzes een mens gestaan heeft en welke keuze men gemaakt heeft; hoe men erfelijk belast was en hoe zwaar de omgeving op iemand gewogen heeft.

De opgave van de Zaligsprekingen

Als het dus zo is dat wij niet moeten oordelen over anderen, kunnen wij ons misschien toeleggen op de zaligsprekingen van Jezus: Zalig die niet steunen op menselijke rijkdom en macht, maar die vol vertrouwen met God op weg gaan door het leven. Zalig die niet met hardheid maar met zachtheid omgaan met mensen en dieren en met de natuur. Zalig die treuren om al het spijtige in de wereld én in hun eigen leven. Zalig die met barmhartigheid over anderen denken en met barmhartigheid kwetsbare mensen omgeven. Zalig die in waarheid omgaan met mensen en met God. Zalig die de vrede in hun eigen hart koesteren ook vrede brengen om zich heen. Zalig wanneer men u uitlacht of het u lastig maakt omdat je leeft vanuit wat Jezus is komen leren…

Dag van hoop

Op het eerste zicht lijkt het niet zo’n prettige weg, de weg der Zaligsprekingen, en toch is het een weg vol hoop. Die hoop legt vrede en vaak ook echte vreugde in je hart, als je maar voldoende opmerkt hoe die zaligsprekingen ook bron zijn van echte diepe vreugde. Als je vanuit de zaligsprekingen tracht te leven, mag je vaak met voldoening ervaren dat op die weg het enige echte geluk te vinden is, dat op die weg uw leven als mens openbloeit.


Het blijft een opgave, maar vandaag mogen we blij zijn met allen die al gearriveerd zijn bij de Heer, ontzaglijk velen, ook velen die we niet gekend hebben, velen ook die we niet voor heilig aanzagen. Gelukkig ziet God beter dan wij, Hij ziet het kleinste teken van goedheid en bovenal ziet Hij Jezus, die voor ons en voor ons heil is gekomen en er alles voor over had.

Laat het vandaag een dag van blijde hoop zijn. (Ben Van Vossel 2015)


NAAR INHOUD        NAAR TOP


Zond. 30 Jaar B (25/10/2015)  

Maak dat ik zie

Jer. 31,7-9 De Heer brengt redding, ook aan de blinden / Ps 126 Geweldig was het wat de Heer ons deed, daarom zijn we zo blij / Hebr. 5,1-6 Jezus de hogepriester / Mc 10,10,46-52 Blinde bedelaar Bartimeüs


In de lezingen van vandaag klinkt echte vreugde door. In de eerste lezing is het nog toekomstmuziek. De profeet Jeremia zegt dat God zich ook nu redder zal tonen, Hij zal er voor zorgen dat wie op Hem vertrouwen uiteindelijk zullen terugkeren uit de ballingschap: “ook de blinden en lammen, de zwangere en barende vrouwen, in dichte drommen keren zij terug. In tranen gingen ze heen, getroost leid Ik hen terug.” (Jer 31,8-9)

Ook psalm 126 gaat verder op het thema van de verlossing: “De Heer bracht Sions ballingen terug: het was alsof wij droomden.” “Geweldig was het wat de Heer ons deed; daarom zijn wij zo blij.”

En in het evangelie ontmoeten we dan de blinde bedelaar, Bartimeüs. Hij wordt met name vermeld in het evangelie. Luid blijft hij roepen: “Jezus, zoon van David, heb medelijden met mij.” Als hij bij Jezus komt vraagt deze: “Wat wilt ge dat Ik voor u doe?” “Rabboeni, maak dat ik zien kan!” “Ga, uw geloof heeft u genezen.”


We kunnen deze lezingen op vele manieren opvatten. Laten we ze echter op onszelf toepassen. Die mensen uit het Oude Testament, de kleine rest, dat waren de mensen die met heel hun hart trouw waren gebleven aan God, die niet opgegaan waren in het heidense volk waarheen ze gedeporteerd waren. Zelf zijn we ook maar een kleine rest, midden een niet- of andersgelovige bevolking. Ook van ons wordt verwacht dat we trouw blijven aan God, dat we Hem de eerste plaats geven in ons leven. Wij weten dat God trouw is aan wie Hem in oprechtheid dienen. Alleen op de weg van het geloof en vertrouwen en van de liefde voor God en de mensen, ligt de redding.

Midden de drukte en het lawaai van het moderne leven, midden de halve waarheden die worden uitgezaaid, midden alle verleidingen en ook vanuit de donkere kanten in ons eigen leven mogen wij op God roepen, op Jezus, onze Middelaar, die gekomen is voor ons geluk. Hij wil ons ophelpen, Hij bemoedigt ons, Hij wil vrede leggen in ons hart… als we maar tot Hem komen, als we maar, zoals de blinde Bartimeüs, op Hem roepen met groot vertrouwen.

Als we op Hem roepen zal Hij ons vragen: “Wat wilt ge dat ik voor u doe?” En wij mogen ook antwoorden: “Maak dat ik zien kan. Maak dat ik zie wat echt van waarde is in het leven, maak dat ik kan onderscheiden waar de waarheid ligt en waar de leugen, maak dat ik zie waar Gij me wilt zenden om ook aan anderen wat licht te brengen, maak dat ik zie hoe ik U beter kan leren kennen, maak dat ik zie…”

Als we dat vanuit ons hart met overtuiging aan de Heer vragen zal de Heer ook ons vooruithelpen, zal Hij meer licht brengen in ons bestaan. Met de psalm zullen ook wij kunnen zeggen: “Geweldig was het wat de Heer ons deed; daarom zijn wij zo blij !” Als we maar eens wat meer op de Heer zouden roepen, beroep zouden doen op Jezus, de Hogepriester, de Middelaar, wat een vreugde zou er stilaan tot bloei komen in ons hart, ondanks alles. (Ben Van Vossel 2015)



NAAR INHOUD        NAAR TOP


Jaar B Zondag 29 (18/10/2015)

Dienaar zijn !

Jesaja 53,10-11 De Lijdende Dienaar maakt velen rechtvaardig / Psalm  33,4-5.18-19.20 en 22 Geef ons dus, Heer, uw barmhartigheid, zoals wij op U vertrouwen / Hebr. 4, 14-16 Jezus, de verheven hogepriester / Marc. 10, 35-45 of 42-45 Gekomen om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen

Als alles goed gaat met u, als de zaken goed gaan, als je gezond bent en overal bij kunt zijn, dan heb je normaal gesproken ook heel wat vrienden. Mensen zijn graag bij jou en als je bovendien wat invloed hebt in de zakenwereld of de politiek, doen mensen wel eens op u beroep; ze willen graag vriend zijn van u.

Met Jezus ging het een tijdlang goed, hij trok het Joodse land rond, had zijn vaste volgelingen, Hij deed genezingen, zijn verkondiging had succes, vele mensen kwamen naar Hem om Hem te horen en om hun zieken te laten genezen. Kortom,  Jezus had de wind in de zeilen. En Hij sprak ook veel over het Koninkrijk waarin Hij het voor het zeggen zou hebben.

En dan komen die twee zonen van Zebedeüs Hem vragen om later met Hem op een ereplaats te zitten. Jezus wimpelt hun vraag af door te zeggen dat God daar over zal oordelen.

De rest van de apostelen is dan ook nog gepikeerd omdat Johannes en Jacobus dat aan Jezus gevraagd hebben: Jullie zijn toch niet beter dan wij!

Jezus roept de twaalf bij zich en openbaart hen wie er in zijn koninkrijk de voornaamste is: degene die dient!! Welnu, zegt Hij: “Ikzelf ben niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en mijn leven te geven als losprijs voor de velen.” (Mc 10,45)

Jezus, de dienaar van God en de mensen, gekomen om zich te geven als losprijs voor de menigte! Jezus zinspeelt hier op wat de profeet Jesaja schreef over de Lijdende Dienaar van Jahwe die ook alle zonden van het volk en de mensen op zich nam maar die uiteindelijk tot heil werd voor de velen.

In elke eucharistie vieren wij dat Jezus voor ons gekomen is, voor ons heeft geleden en gestorven is en ook verrezen. Hij is, zoals de Hebreeënbief het zegt, tot de troon van Gods genade geworden. Door tot Hem te gaan krijgen wij barmhartigheid en genade en tijdige hulp.

Daarom blijven wij Eucharistie vieren en ontvangen wij in de communie het verrezen en verheerlijkte lichaam van Jezus. Door Hem worden wij rein gewassen, door Hem komt Gods genade over ons, Gods liefde, en worden wij gesterkt om de weg te kunnen gaan die Jeus ons gewezen heeft.

De Dienaar van God, Jezus, heeft ook ons willen dienen tot het uiterste, tot de dood toe. En dat is dan de grote les die wij krijgen in deze viering: als wij op Jezus willen gelijken, als we in de gratie van God willen staan zoals Jezus, dan moeten wij ook tot dienaars worden: dienaar van God, dienaars van de mensen. Dat klinkt niet heel aantrekkelijk. We moeten op de laatste plaats gaan staan. Anderen promoveren. God dienen in de mensen. Dat is, in de ogen van God, de hoogste plaats. Laten wij daar zelf eens over nadenken wat dat voor ons eigen leven kan betekenen. In eenvoud anderen dienen…. In onze eigen kring en ook met ruimere belangstelling voor de achtergestelden in de wereld.

We zullen dan inzien dat we meer dan ooit nood hebben aan de ontmoeting met de Heer in deze viering om te beantwoorden aan wat Hij ons vandaag leert in de lezingen van Gods Woord over de Dienaar Gods. (Ben Van Vossel 2015)




NAAR INHOUD        NAAR TOP


Zond. 28 Jaar B (11/10/2015)

Ware Wijsheid, het echte leven

Lezingen: Wijsh. 7,7-11 Ik smeekte om wijsheid / Ps. 90 Verleen ons van nu af uw rijkste zegen en laat heel ons leven gelukkig zijn / Hebr. 4,12-13 Het Woord van God is levend en krachtig / Alleluia. Mijn schapen luisteren naar mijn stem, zegt de Heer, en ik ken ze en ze volgen Mij / Mk. 10,17-30 of 17-27 Alles prijsgeven om Jezus en het Evangelie


Vandaag heeft de Kerk voor de Woorddienst en aantal teksten bijeen gebracht die radicaal zijn, serieuze eisen stellen,  maar ons tegelijk verlokken met heerlijke beloften. Het woord van God wil ons tot in ons diepste wezen raken, lezen we in de Hebreeënbrief. Wel, laten wij ons dan raken door dat woord en laten wij ons leiden naar de echte wijsheid en het echte leven dat voor ons openligt. Laten wij de Heer Jezus volgen zoals de schapen hun herder volgen omdat ze Hem vertrouwen.


De echte wijsheid, waarbij we rekening houden met wat God voor ons leven bedoelt, de wijsheid waardoor we de weg kunnen zien naar volheid van leven, die wijsheid is kostbaarder dan gezondheid en dan alle rijkdom, hoorden we in de eerste lezing. Het getuigt al van wijsheid wanner we dat inzien. En die wijsheid is er voor ieder mens die er zijn hart voor opent. Als wij er echt om vragen zullen wij stilaan of plots gaan inzien welke weg geen doodlopend straatje is maar een weg naar die volheid van leven. Dat wil niet zeggen dat het altijd een gemakkelijke weg is maar we gaan inzien dat geen andere weg leidt naar het echte geluk. Daarom bidt psalm 90: “Leer ons onze dagen naar waarde te schatten en zo te komen tot wijsheid van hart.”


Gelukkig zijn. Dat verlangt ieder mens. En ieder goed mens wil van zijn leven het beste maken. “Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te verwerven?” Dit was ongetwijfeld een mens van zijn leven graag iets goeds en waardevols wilde maken. Jezus wijst Hem op de grote wegen die Mozes al in zijn wet geschreven had. Het zijn stuk voor stuk wegwijzers naar het echte geluk, naar een leven dat de moeite waard is. Die man kan getuigen dat hij al die geboden van jongsaf onderhouden heeft. Hij bevindt zich blijkbaar op de goede weg. Maar hij wil nog meer.


Ja, als het zo zit, dan komt Jezus met een radicaal voorstel: “stel heel je bezit en jezelf in dienst van God”, daar komt het op neer. Dit woord zal wel niet betekenen dat ieder van ons heel zijn bezit moet verkopen en al zijn geld moet uitgeven aan armen. Dat kan voor sommigen van ons wel de uitnodiging zijn. Maar voor ons allen is het zo dat wij onthecht moeten zijn van ons bezit, dat wij het moeten zien als iets dat God ons toevertrouwt en waar we dan ook mee moeten omgaan volgens Gods verlangen. Die radicale keuze moeten we wel maken: al ons geld en bezit beheren volgens Gods wil. Het gebruiken voor ons levensonderhoud en voor de mensen die aan onze zorg zijn toevertrouwd, bereid zijn tot broederlijk delen met hen die het moeilijk hebben in het leven. En ons bij dat alles laten leiden vanuit ons geloof, vanuit ons toebehoren aan Christus.


Soms zijn we echter zo aan ons bezit gehecht, dat we zelf over alles willen beslissen, zonder ons af te vragen wat God daarvan denkt. Op dat ogenblik zijn we zoals een rijke die het moeilijk heeft om God een woordje te laten meepraten. Het Koninkrijk van God betekent echter dat we God uiteindelijk laten beslissen, ook over ons geld en goed. Laten wij ons deze week eens afvragen of wij God voldoende vertrouwen om Hem ook mee te laten spreken in onze materiële beslissingen. Dàt is de ware wijsheid en de sleutel tot het echte leven, de bron van innerlijke vrede en vreugde, die gebaseerd is op het vertrouwen in God. (Ben Van Vossel 2015)


NAAR INHOUD        NAAR TOP

Zondag 27 Jaar B (4 okt. 2015)

Gen. 2,18-24 Volkomen één / Psalm 128,1-6 U zegene de Heer uit Sion zolang uw dagen duren / Hebr. 2,9-11 Zijn sterven kwam aan allen ten goede / Alleluia. Ik heb u vrienden genoemd, zegt de Heer. Niemand komt tot de Vader tenzij door Mij / Marc. 10,2-16 (of 2-12) Liefde en trouw en aandacht voor de kleinen


Farizeeën waren mannen van de strenge wetbeleving. Ze willen Jezus, die jonge rabbi, nog maar eens op de proef stellen door hem te vragen wat hij denkt over het feit dat je je vrouw moogt verstoten. Zou hij op dat vlak ook zo ruimdenkend zijn en ingaan tegen de geldende gewoonten? Trouwens, in de Wet van Mozes, dé grote leermeester, staat dat je een scheidingsbrief mag opstellen en je vrouw wegzenden… Simpel toch?

Jezus gaat hier wel een gevaarlijke weg, want Hij zegt dat Mozes die bepaling heeft opgeschreven om de hardheid van hun hart… Eigenlijk stelt Jezus zich hier wel wat op tegen die regel omdat het een toegeving is aan het egoïsme en de hardheid in de menselijke relaties. Om zijn standpunt te ondersteunen verwijst Hij naar een oude tekst uit het scheppingsverhaal waaruit de gelijkheid van man en vrouw blijkt: ze zijn van hetzelfde vlees en bloed en ze worden volmaakt één. Welnu, zegt Jezus, wat God verbonden heeft mag de mens niet scheiden. Het zijn sterke woorden die Jezus spreekt, zodanig dat de leerlingen bij hun thuiskomst Jezus nog om verduidelijking vragen. Maar Jezus blijft bij zijn visie over de trouw van man en vrouw tegenover elkaar.

Ik vermoed dat nogal wat mensen de Kerk in de steek hebben gelaten omdat ze in een situatie verzeild zijn geraakt die tegengesteld is aan wat Jezus hier leert over de huwelijksliefde, die eenheid en trouwe liefde veronderstelt. Liefde en trouw moeten samengaan. Dat vraagt een bewuste keuze elke dag en moet zich uiten in allerlei kleine attenties. Men moet ook in vele omstandigheden en ontmoetingen bewust zijn van dat basisengagement dat je genomen hebt tegenover je man of je vrouw. Men moet, bij alle ruimdenkendheid, zich bewust zijn van wat er nodig is om die wederzijdse band te vrijwaren. Het is een band, een verbintenis die men vrij heeft aangegaan (anders zou het geen echte verbintenis zijn) en die men bewust moet beleven ook in allerlei ontmoetingen. Als men in z’n hart die verbintenis voorop stelt, dan zal men ze in de dagelijkse omgang met anderen ook kunnen beleven; maar als de liefde in je hart verflauwt of verdwijnt, dan zal de trouw ook op losse schroeven staan. En omgekeerd: als de trouw er niet meer is, zal ook de liefde met je huwelijkspartner verkleinen en zelfs helemaal verdwijnen.

Ontrouw en echtscheiding ontsieren onze moderne samenleving. Het is echter niet onze taak om te oordelen over anderen en hen te gaan veroordelen. Wij kennen nooit helemaal de omstandigheden waarin mensen leven en samenleven. God zelf is barmhartig en blijft mensen steeds omgeven met zijn liefde en zijn uitnodiging tot liefde en inzet voor de ander. Ook als men in een situatie leeft die niet meer in overeenstemming is met het Woord van God en met de Leer van de Kerk, dan nog blijft men welkom bij God en welkom in de Kerk; dan nog heeft men nood aan het woord van God dat immers ook over heel andere zaken gaat dan over huwelijksliefde en huwelijkstrouw. Gods Woord gaat op de eerste plaats over de Liefde en de trouw van God. Hij laat ons nooit in de steek en wil ons nabij zijn en ons begeleiden in om het even welke situatie we leven… Hij blijft ons ook dàn uitnodigen tot liefde en inzet voor de mensen met wie wij op weg zijn in het leven.

Tenslotte wil Jezus ook nog iets kwijt over onze houding tegenover de kinderen. We moeten maar eens zien hoe Hijzelf er tegenover staat: met respect en zegening. En Hij vraagt dat wijzelf ook de eenvoud en het vertrouwen van een kind zouden hebben in onze relatie tot God. Zijn liefde en trouw bepalen ook óns leven. (Ben Van Vossel 2015)


NAAR INHOUD        NAAR TOP


Zondag 26 Jaar B (27/09/2015)

Openheid voor de ander

Num. 11,25-29 de geest op de 70  / Ps. 19, 8,10, 12-13, 14 Rechtmatig zijn al zijn bevelen / Jak. 5,1-6 de armen uitgebuit / Alleluia. Ik ben de weg, de waarheid en het leven, zegt de Heer. Niemand komt tot de Vader tenzij door Mij / Mk 9, 38-43.47-48 wie niet tegen ons is, is voor ons


Het is van alle tijden dat mensen vinden dat zij de goeden zijn, dat zij bij de juiste roep behoren en de rest, al de anderen zijn ‘de anderen’. Dat is inderdaad van alle tijden dat mensen tot een bepaalde clan of stam behoorden, en de rest waren ‘de anderen’, en meestal werden die voor minder goed beschouwd en men ging die vaak bevechten, soms was men zelfs van oordeel dat het geen echte mensen waren. Toen Westerse ontdekkingsreizigers andere rassen ontmoetten, zwarten en Indianen, twijfelden velen eraan of dat wel echte mensen waren, of die ook een ziel hadden enzovoort. Wij… en de anderen. Dat onderscheid maken tussen mensen heeft vaak kwalijke gevolgen. Men ziet op de ander neer, men kan niet goed verdragen dat een ander ook wat heeft. Jaloersheid en hoogmoed kunnen aan de basis liggen. Men gunt de ander niet dat hij ook wat heeft…

En zo begon ook de eerste lezing waar men twee mannen die niet aanwezig waren op de samenkomst wil beletten te profétéren. Maar allee, zegt Mozes, ik wou dat heel het volk van de Heer die profetische gave had. En hetzelfde ontmoeten we in het evangelie, waar een van de twee ‘donderzonen’, zo noemde Jezus de twee nogal opvliegende zonen van Zebedeüs, Johannes aan Jezus zegt dat er iemand is die in Jezus’ naam duivels uitdrijft; ‘we hebben getracht het hem te beletten, want hij was geen volgeling van ons’. Ook Jezus leert dan dat men verdraagzaam moet zijn, dat men het goede, ook bij anderen, moet kunnen waarderen.

Dit woord van Jezus moet ons toch echt doen nadenken. In de loop van de geschiedenis zijn zoveel spijtige zaken gebeurd, zijn mensen uitgestoten en vervolgd, gewoon omdat ze anders dachten dan de rest, omdat ze van een andere overtuiging waren, omdat ze van een andere afkomst waren, omdat ze een andere godsdienstige overtuiging huldigden…

Zelf kijken we dan vooral naar anderen. We zien hoe erg Islamitische Staat tekeer gaat tegen christenen én tegen moslims die niet tot hùn categorie behoren. We merken de onverdraagzaamheid tegenover christenen in Saoedi-Arabië en Iran, in verscheidene Afrikaanse en Aziatische landen… Maar dan kijken we door onze eigen bril, terwijl het evangelie in ons in feite een spiegel voorhoudt.

Het gaat dus om onszelf. Iemand is niet van onze politieke strekking, dat is een dwaas. Iemand is geen christen, dat is dus een slechterik… En zo kunnen we doorgaan. Dat is echter een onheilsweg. Als christen moeten wij elk mens zien als door God gewild. Of die man of vrouw van onze opinie is of niet. Als christen moeten wij trachten te begrijpen hoe God over de zaken denkt en hoe Hij tegenover de anderen staat. En dat is: met liefde. Een christen zal dus trachten de ander met vriendelijkheid te benaderen, met respect, ook als die ander denkt dan wij.

Er is trouwens nog een andere grondhouding: we moeten trachten het goede in de ander te zien of te ontdekken. En dat waarderen. We moeten dat doen in het klein: in eigen gezin, in onze buurt, en ook in het klein. We moeten niet permanent met een vijandbeeld in ons hoofd zitten, maar positief naar de ander kijken. Vriendelijk, voorkomend, beleefd, een glimlach of goedendag kost niet zoveel, maar het helpt ons om geen barrières op te richten tussen mensen, tussen bevolkingsgroepen.

Een positieve blik op de anderen, uitbannen van jaloersheid, verdraagzaamheid trachten te beleven en eenheid nastreven met alle mensen van goede wil, dit alles zijn sterke uitnodigingen vanuit Jezus’ reactie op het donderzoon-gedrag van Johannes. Van ons vraagt het wellicht ook een ommekeer en een toeleg op een positieve ingesteldheid. We mogen er vandaag al mee beginnen. Met Gods hulp. (Ben Van Vossel 2015)



NAAR INHOUD        NAAR TOP


Jaar B Zondag 25 (20/09/2015)

De eerste of de laatste, de kleinste of de grootste ?

Wijsheid 2,12.17-20 De vrome belaagd / Psalm 54 3-4, 5, 6 en 8 Toch is het God die mij helpt, de Heer die mijn leven bewaart / Jak. 3,16-4,3 Na-ijver en eerzucht / Alleluia, Gezegend de Koning die komt, in de naam des Heren / Marc. 9,30-37 De grootste


De tegenstelling kon niet groter zijn: aan de ene kant Jezus die zijn leerlingen apart aan het onderwijzen is en die zegt hoe het met Hem zal gaan, Hij zal gedood worden maar drie dagen later verrijzen; de apostelen voelen er zich niet goed bij; maar even later zijn ze onderweg aan het redetwisten wie van hen wel de voornaamste, de grootste is. Jezus deelt hen in vertrouwen mee dat Hij helemaal vernederd zal worden en gedood, en anderzijds lopen zijn vrienden daar te twisten wie van het wel de grootste is.

Jezus heeft het gesprek opgevangen en thuis gekomen in Kafarnaüm roept Hij ze samen en vraagt waar ze onderweg over getwist hebben. Ze zwijgen, ze begrijpen nu hoe dwaas ze geweest zijn en hoe weinig empathie ze getoond hebben met hun meester en hoe ver ze afstaan van de weg die Hij zal gaan. Maar Jezus gaat verder met zijn onderricht. Zij gaan dezelfde weg moeten gaan als Jezus, die zich helemaal klein heeft gemaakt door mens te worden en die de mensheid zal dienen tot in de vernedering van de kruisdood. Hij is op de laatste plaats gaan staan. De les die Hij aan de apostelen geeft, de twaalf die de Kerk zullen moeten schragen, die les is vrij eenvoudig, een enkele zin: “Als iemand de eerste wil zijn, zal hij de laatste van allen moeten wezen en de dienaar van allen.”

En dan laat Hij hen in hun schaamte en hun gedachten alleen, en trekt hun aandacht naar een kind door het in hun midden te plaatsen. Dat kind wordt het voornaamste daar in het midden van al die grote mensen, die doorgewinterde vissers… Het is bijna onverdraaglijk voor hen, dat zij eerst op hun nummer worden gezet, en nu dit kind dat in het centrum wordt gezet en het dichtst bij Jezus. “Wie een kind als dit onthaalt in mijn Naam onthaalt Mij; en wie Mij onthaalt, onthaalt niet Mij maar Hem die Mij gezonden heeft.”

Een kind onthalen, een vluchteling onthalen, aandacht schenken aan mensen die het moeilijk hebben, zieken bezoeken… Het vraagt een grote bekering, een ommezwaai, want je verdient daar niet aan, het brengt je niets op, integendeel, je moet er je tijd en energie in steken en het kan je zelfs geld kosten… Toch vraagt Jezus dat we ons zouden toekeren naar de kleinste, de laatste, de mensen die het moeilijk hebben. Als je die onthaalt, als je die opneemt, als je daar iets voor doet, dan onthaal je in feite Mij, zegt Jezus, en tegelijk haal je de Vader in huis, Hij die Mij gezonden heeft.

We hebben hier te maken met een groot mysterie, hoe Jezus zichzelf op de laatste plaats stelt in de vernedering van zijn lijden en kruisdood die voorafgaan aan zijn verheerlijking.  En Hij nodigt zijn ambitieuze leerlingen uit om zich ook op de plaats van de dienaar te stellen, de laatste plaats. En om dan ook vooral de kleinsten, de sukkelaars en machtelozen te dienen en te onthalen in hun leven.

Het zal ons helpen nadenken over die woorden van Jezus, wanneer wij Hem in deze Eucharistie gedenken en zijn verheerlijkte lichaam mogen onthalen in de communie. (Ben Van Vossel 2015)


NAAR INHOUD        NAAR TOP


ZONDAG 24 JAAR B (13/09/2015)

Geloof én daden

Jesaja 50,5-9a God de Heer zal mij helpen / Psalm 116 Ik mag weer leven onder Gods oog in het land der levenden / Jakobus 2, 14-18 Zonder daden is het geloof dood / Marcus 8, 27-35 Wie zegt gij dat IK ben? Uw kruis opnemen.

Jezus kende tijdens zijn openbaar leven heel wat succes: in veel van de Galilese dorpen was men blij met zijn komst, vooral omdat Hij veel zieken genas en Gods nabije liefde ook aan armen, kinderen, zondaars zichtbaar maakte. Maar aan zijn leerlingen tracht Hij duidelijk te maken dat het niet steeds rozengeur en maneschijn zal zijn, dat Hij ooit zal verworpen worden door de vooraanstaanden van zijn volk, dat Hij zal gedood worden maar na drie dagen zal verrijzen.


De aankondiging van die verwerping en dood van hun geliefde meester, valt niet in goede aarde bij de leerlingen. Petrus reageert onmiddellijk. Hij had niet de teksten uit het Oude Testament voor ogen waarin het de dienaar van God ook niet altijd goed gaat, zoals de eerste lezing en de tussenzang van vandaag het duidelijk laten uitschijnen. Jezus reageert: ‘Je laat je teveel door menselijke overwegingen leiden en niet door wat God wil, zegt Jezus. En Hij doet er nog een schepje bij: Wie mijn volgeling wil zijn moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen.’


Wij begrijpen maar al te goed de reactie van Petrus. Wij trachten toch allemaal het lijden te ontkomen en we zouden niet graag hebben dat iemand die we gaarne zien een ongeluk zou overkomen of een erge ziekte… Wat Petrus hier echter wil, namelijk dat Jezus die verwerping en zijn dood moet ontlopen, zou erop neerkomen dat Jezus de waarheid niet meer mag spreken, maar zich moet inpassen in de lering van de Hogepriesters en Schriftgeleerden.  Jezus zou dan echter verzaken aan zijn zending die erin bestond om Gods liefde voor ieder mens, vooral voor de armsten en uitgestotenen te verkondigen door zijn woorden én door zijn daden. Voor onszelf komt het erop neer dat wij ons niet schamen voor ons geloof en ons leven als gelovigen, maar consequent ons geloof beleven, zonder daarom op anderen neer te zien.


Jacobus schrijft in zijn brief: ‘Wat baat het een mens te beweren dat hij geloof heeft als hij geen daden kan laten zien?’ (Jak 2,14). Hij heeft het dan vooral over de aandacht, het respect en de oprechte liefde voor de armen. Het volstaat niet iemand al het beste toe te wensen, als hij u voor de rest kan gestolen worden, als je niet bereid bent ook iets te doen voor iemand in nood. We vinden het allemaal erg dat zoveel mensen die naar Europa willen komen omdat ze als mens zouden kunnen leven, onderweg omkomen, uitgebuit worden door mensensmokkelaars, en geweigerd aan de poorten van Jeruzalem. Duizenden kwamen al om het leven en velen zijn in ellendige omstandigheden nog onderweg.  We vinden het erg, maar toch worden wij door sommige fracties van politici en van de publieke opinie opgejut om – ook mensen die op de vlucht zijn voor oorlog, vervolging en ook voor uiterste armoede – niet te hulp te komen. Het zou eens een deel van onze welvaart en onze eigenheid kunnen kosten.

We moeten hier zelf toch eens goed over nadenken: ‘Wat baat het een mens te beweren dat hij geloof heeft als hij geen daden kan laten zien?’ (Jak 2,14) Laten wij hopen en bidden dat ons land en Europa met zijn christelijke wortels wijze maar ook echt menswaardige oplossingen kan vinden voor deze honderdduizenden mensen op de vlucht. (Ben Van Vossel 2015)




NAAR INHOUD        NAAR TOP



Zond. 23 Jaar B

Gods liefde belichamen

JES.35,4-7a  Messiaanse vreugde /  Psalm 146, 7,8-9a, 9bc-10 De Heer zal ik loven mijn leven lang / Jacobus 2,1-5 God heeft de armen uitverkoren / Alleluia. Het Woord is vlees geworden / Mc.7,31-37 Hij heeft alles wel gedaan: Hij laat doven horen en stommen spreken


In het Oude Testament zien we hoe God met de mensheid op weg wil gaan maar hoe Hij uiteindelijk met een klein volk op weg gaat dat tot zegen moet zijn voor heel de mensheid. De volk dat Hij zich stilaan vormt moet Hij af en toe op de vingers tikken en Hij laat het allerlei pijnlijke zaken meemaken zoals de ballingschap… Maar telkens opnieuw toont Hij zich weer de Redder van zijn volk.

Vandaag schetst de profeet Jesaja die reddende aanwezigheid van God in beelden van vreugde: blinden zullen zien, doven horen, de lamme springt als een het en jubelen zal de tong van stomme. Ook de aarde deelt in de Messiaanse vreugde: de dorre vlakte wordt een vijver, het dorstige land één waterbron !

Naadloos sluit het evangelie hierbij aan: Jezus geest er een doofstomme. En vóór het evangelie plaatste de Kerk als alleluiavers: Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond. In Jezus zijn de oude woorden van heil en zegen werkelijkheid geworden. Hij is de Redder voor de mensen. Geen andere redder is ons door God gegeven. Het is voor ons een uitnodiging om wat vaker met de Heer op weg te gaan en Hem te betrekken bij het leven van elke dag. Met Hem te spreken over alles wat ons blij maakt of bezorgd. Christen zijn is met Christus op weg gaan door het leven. Dankbaar om Gods onvoorwaardelijke liefde.

De tweede lezing van vandaag uit de brief van Jacobus maant ons echter aan om zelf ook onvoorwaardelijke liefde te zijn. Zoals Gods liefde uitgaat naar ons, kleine schepselen en vaak ook zondig, zo moet onze aandacht en barmhartigheid ook op de eerste plaats uitgaan naar de kleinen, de armen? In ieder geval mag er geen partijdigheid zijn in ons gedrag waardoor we wel achting betuigen aan een rijke, iemand met invloed, en geen aandacht schenken aan wie ons weinig te bieden heeft. Gij geloof in de Heer Jezus Christus, schrijft Jacobus, dit geloof kan niet samengaan met partijdigheid en vleierij.

Wij worden dezer dagen ernstig geconfronteerd met de nood van duizenden mensen die de oorlog in eigen land en een uitzichtloze situatie ontvluchten. Wij hebben geen zin om wat plaats in te ruimen voor hen. Is het hun schuld dat ze in een oorlogssituatie leven ? Is het hun schuld dat se geen kansen hebben in hun land om voor hun gezin in te staan ? Een reflex van bescherming van eigen welvaart mag ons er niet toe brengen ons hart en onze grenzen te sluiten maar gastvrij te zijn voor mensen die zonder meer op de vlucht zijn, die hun leven op het spel zetten om bij ons beschutting en een beter leven te hebben.

Wij moeten onze lokale, Vlaamse en federale vertegenwoordigers aanzetten tot menselijkheid en zelf ook ons steentje bijdragen als we daartoe de mogelijkheden hebben. Wij hebben zelf twee wereldoorlogen achter de rug, we hebben vorig jaar de Groote Oorlog herdacht; het moet vandaag niet onze angst zijn dat onze samenleving wat meer gekleurd gaat worden. Die vluchtelingen zullen ook voor onze samenleving een verrijking betekenen en wijzelf zullen er beter mens door worden omdat we meer gaan gelijken op God, die geen onderscheid maakt tussen mensen. Gods liefde moet ook in ons vlees en bloed worden. (Ben Van Vossel 2015)




NAAR INHOUD        NAAR TOP



Jaar B Zondag 22 (30-08-2015)

Gods geboden als wegwijzers naar het geluk

Deut. 4, 1-2. 6-8 De geboden van de Heer uw God onderhouden en ernaar handelen / Ps.15, 2-3a, 3c-4ab, 4c-5 Heer, wie mag te gast zijn in uw tent? / Jak. 1,17-18.21b-22.27 Weduwen en wezen bijstaan in hun nood en zichzelf vrijwaren voor de besmetting van de wereld / Mc. 7, 1-8.14-15.21-23 Het gebod van God en mensenwet


Ja, God heeft geboden aan de mensen gegeven. Alleen hebben wij daar wel eens onjuiste ideeën over. God laat ons vrij. De geboden die Hij ons geeft zijn in feite wegwijzers naar het echte leven. Als we onze eigen normen en waarden gaan vastleggen, die indruisen tegen wat God uittekende als de juiste weg, dan komen we uiteindelijk bedrogen uit. Maar God, Hij laat ons vrij. De vrijheid is immers de schoonheid en grootheid van de mens.

God houdt echter zozeer van ons dat Hij ons toch de veilige weg aanwijst. Toegegeven, het niet steeds een gemakkelijke weg, omdat wij gekwetst zijn door de zonde: begeerlijkheid, genotzucht, jaloersheid, geldzucht, overconsumptie, hoogmoed en nog van die mooie dingen. En die trekken ons een andere kant op, dan de weg die God ons aanwijst.

We moeten echter opletten dat we die geboden of wegwijzers van God, niet gaan beschouwen als hinderpalen voor onze menselijke ontplooiing. En er is nog een ander gevaar: er kunnen in de godsdienst zaken binnen geslopen zijn, die pure menselijke overlevering zijn maar niet noodzakelijk de weg van God. Het evangelie geeft het voorbeeld van Joodse reinheidswetten waaraan de Farizeeën en Schriftgeleerden zodanig vasthielden dat ze tekort kwamen in het respect voor gewone mensen. Jezus treedt daar nogal streng tegen op: “Gij laat het gebod van God varen en houdt vast aan de overlevering van mensen.” (Mc 7,8)

Het is dus voor de Kerk als Jezusgemeenschap en voor ieder van ons van belang dat we blijven zoeken naar het verlangen van God, naar de weg die Hij ons wijst. Die weg, die geboden zijn immers een uiting van zijn liefde voor ons. Wij kunnen dan wel eens zuchten, op onze slechte momenten, dat niet-gelovigen het zoveel gemakkelijker hebben dan wij. In feite is het omgekeerde waar. Als we naar de Kerk luisteren en naar het Woord van God in de Schrift, dan krijgen wij zekerheid, een veilige anker. Bovendien mogen wij in het gebed kracht vragen om Gods woord te horen en er naar te kunnen handelen. Wij moeten dan geen schrik hebben van God. Wij vragen gewoon om vergeving en in de heilige Eucharistie, waar we in contact komen met de verrezen Heer Jezus, worden wij gevormd en gesterkt om Jezus te kunnen volgen op de weg van het heil.

Wij gaan dan weten wat de goede weg is en we ontvangen kracht om die weg ook te gaan die naar voor komt in psalm 15, de tussenzang van vandaag: Wie rechtvaardig is, wie eerbaar leeft, geen boze plannen koestert, geen bedrog pleegt met zijn mond. Wie zijn evenmens geen schade berokkent, zijn buren niet te schande zet, wie de dienaars van de Heer in ere houdt, wie beloften in eigen nadeel toch volbrengt, zijn bezit niet uitleent tegen woekerprijs, wie niet omkoopbaar is als getuige… En de psalm besluit: wie zich zó gedraagt zal niet wankelen in eeuwigheid; hij zal te gast zijn bij de Heer.


NAAR INHOUD        NAAR TOP


Jaar B zondag 21  (23/08/2015)

Woorden van eeuwig leven !

Jozua 24,1-2a. 15-17.18b Wij zullen de Heer dienen / Ps. 34,2-3, 16-17, 18-19, 20-21, 22-23Let op en bemerkt hoe en genadig  (hoe goed) de Heer is / Ef. 5,21-32 Heb lief zoals Christus / Alleluia Als iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhouden; Mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen. /  Joh. 6,60-69 naar wie zouden wij gaan ?


Jozua, de opvolger van Mozes, had de Israëlieten het Beloofde Land had binnen gevoerd en voor veiligheid gezorgd. Toen hij hoogbejaard geworden was riep hij de verantwoordelijken van de stammen bijeen te Sichem. Kijk, zei hij, jullie moeten nu kiezen wie je als god wilt dienen. De ene God, de Heer die ons tot hier gebracht heeft, ofwel een van de goden uit de heidense landen. Ik en mijn familie, wij dienen de Heer Het volk antwoordde hem: “Wij denken er niet aan de Heer te verlaten en andere goeden te vereren. Ook wij willen de Heer dienen, Hij is onze God.”

In het evangelie treffen we een soortgelijke situatie aan. Jezus heeft sterk doorgesproken over het  eten van zijn lichaam en bloed. “Wie kan daar nog naar luisteren”, zeggen veel van zijn leerlingen. “Ja, zegt Jezus, er zijn er onder u die geen geloof hebben.” En velen van zijn leerlingen trokken zich terug. Spijtig zal je zeggen, misschien zou Jezus de zaken niet op de spits moeten drijven. Maar Hij gaat nog verder. Aan zijn twaalf apostelen stelt Hij de vraag: “Wilt ook gij weggaan?” En je kent het antwoord van Petrus: “Heer, naar wie zouden wij gaan. Uw woorden zijn woorden van eeuwig leven en wij geloven en weten dat Gij de Heilige Gods zijt.”

Wij horen Jozua vragen: ‘wie wilt ge dienen, God of een of andere afgod?’ We horen Jezus vragen: ‘Wilt ook gij soms weggaan?’ Wat zouden wij antwoorden als die vragen tot ons gesteld zouden zijn? Naar wie richt gij uw leven? Wie of wat is uw god? Gaat u ook Jezus in de steek laten omdat zijn woorden wat al te veeleisend zijn?

Trouwens, waarom zeggen we dat ze veeleisend zijn? Gewoon omdat we niet verstaan welke grote liefde achter Jezus’ woorden steekt. Hij heeft zopas tot de mensen gezegd dat wie zijn lichaam en bloed eet, eeuwig leven in zich heeft. Hij wil ons nu al nabij zijn en ons al doen delen in zijn verheerlijkt bestaan.

Zijn woorden bevatten eeuwig leven. Als wij communiceren ontvangen wij reeds die kiem van eeuwig leven, die eens zal openbloeien wanneer ook wij volledig zullen delen in het verheerlijkt en eeuwig bestaan.

Daarom antwoorden wij AMEN wanneer men ons zegt bij de communie: Lichaam van Christus. In ons hart kunnen wij Petrus’ woorden herhalen “Heer, naar wie zou ik gaan? Uw woorden zijn woorden die eeuwig leven bevatten en ik geloof en weet dat Gij de Heilige, de Zoon van de levende God zijt.”

Dat Jezus’ verrezen bestaan reeds in ons tot leven komt kunnen wij ook zien in de christelijke opvatting over het huwelijk. Man en vrouw worden daar uitgenodigd en toegerust om de liefde tegenover elkaar te beleven, zoals Jezus de Kerk liefheeft en zich voor haar heeft overgeleverd: voor het geluk van de mens. “Voor ons, mensen, en voor ons heil”,  dat was het motto van Jezus’ leven, zoals we dat bidden in de geloofsbelijdenis.  Zoals Jezus kwam voor ons heil, zo worden man en vrouw in het huwelijk tot elkaar gezonden om voor elkaar heilbrengend te zijn, levengevend. En dat zal betekenen wat Jezus voor de kerk betekende: genegenheid, toewijding, vergevingsgezindheid, geduld, trouw, barmhartig elkaar door het leven dragend, door goede en moeilijke dagen… Dit geheim van het huwelijk, schrijft Paulus, heeft een diepe zin. Ik voor mij betrek het op Christus en zijn kerk. Het wordt een sacrament, een teken van Jezus’ liefde voor zijn kerk. Ook dit zijn woorden van eeuwig leven. En wij geloven en weten dat Jezus de gezondene van God is. Wij willen ons geloof in Hem vernieuwen omdat we hebben ingezien dat zijn woorden het echte en blijvende leven in zich dragen. (Ben Van Vossel 2015)


NAAR INHOUD        NAAR TOP

Jaar B Zo 20 (16/08/2015)

Wie dit brood eet, zal in eeuwigheid leven

Spreuken 9,1-6 De Wijsheid heeft een tafel aangericht / Ps. 34,2-3,10-11,12-13, 14-15 Let op en bemerkt hoe genadig de Heer is / Ef. 5,15-20 gedraagt u als verstandige mensen / Alleluia. Geprezen zijt Gij, Vader van hemel en aarde, omdat Gij de geheimen van het koninkrijk aan kinderen geopenbaard hebt / Joh. 6,51-58 Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt heeft eeuwig leven en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag


De bekende basiliek, de  Aya Sofia, of de’ heilige Wijsheid’, in Istanboel, Turkije, het vroegere Constantinopel, werd indertijd toegewijd aan Christus, de heilige Wijsheid: Hij is immers de echte vervulling van Gods wijsheid, de vervulling van de openbaring van Gods oneindige liefde voor de mens. Daarom laat de Kerk vandaag in eerste lezing de Wijsheid de mensen uitnodigen aan tafel. Een tafel waar we de volle wijsheid of openbaring van God krijgen in het woord van de heilige Schrift, maar waar we vandaag door Jezus ook uitgenodigd worden aan de heilige tafel waar wij Hem ontmoeten. Hij wil ons laten delen in het grote geheim van Gods liefde.


Hij breekt vandaag het heilige Brood van Gods Woord, voert ons door zijn woord binnen in de geheimen van het koninkrijk. En vandaag krijgen we zijn liefste geheim te horen, wanneer Hij zegt: Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. “Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt heeft eeuwig leven en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag.” (Joh 6,54)

Wij worden uitgenodigd om binnen te treden in dat geheim. Jezus heeft op het laatste avondmaal dat heilig teken ingesteld waardoor we op een geheimnisvolle wijze met Hem in contact komen, wij krijgen deel aan zijn gekruisigde maar verheerlijkte lichaam en bloed.


De uitnodiging van vandaag – ook Paulus roept ons op om ons te gedragen als verstandige mensen - de uitnodiging van vandaag is om als wijze mensen in te zien wat een groot geschenk de heilige Eucharistie is en om sleur en slenter achterwege te laten. We zijn immers zo gewoon van te communiceren, dat betekent Jezus te ontmoeten, de gekruisigde en verrezen Heer, dat we ons van die werkelijkheid nog nauwelijks bewust zijn. Onze liefde en dankbaarheid staan vaak op een laag vuurtje.

We krijgen vandaag de gelegenheid om ons geloof en onze liefde te vernieuwen. Met geloof en liefde willen we naderen tot de heilige tafel die Jezus, de goddelijke Wijsheid, voor ons heeft klaar gezet. Wij mogen eten van zijn lichaam en bloed, zijn verheerlijkte lichaam en bloed waardoor wij contact krijgen met het eeuwig leven. Hij zegt: “Wie dit brood eet, zal in eeuwigheid leven” en “Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag.

Jezus’ lichaam is aan geen aardse natuurwetten meer onderworpen, Hij wil bij ieder van ons aan huis komen, Hij wil bij ieder van ons zijn: “Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt blijft in Mij en Ik in hem.” Kan Hij het nog duidelijker zeggen dat Hij bij ons wil blijven, dat Hij met ons door het leven wil gaan en ons mee wil trekken in zijn verheerlijkte bestaan?

We mogen dan ook luisteren naar wat Paulus aan de Efesiërs schreef: “Zegt altijd voor alles dank aan God de Vader in de naam van onze Heer Jezus Christus.”(Ef 5,20)

Met een dankbaar, een blij en gelovig hart mogen wij vandaag de verrezen Heer ontmoeten in deze heilige Eucharistie en intreden in die zekerheid dat wij geroepen zijn om eens te delen in zijn verheerlijkte bestaan. (Ben Van Vossel 2015)

NAAR INHOUD        NAAR TOP

Jaar B Zondag 19 (9/08/2015)

Jezus, bron van eeuwig leven

1 Kon 19,4-8 Elia, sta op en eet / Ps 34 Let op en bemerk hoe genadig de Heer is / Ef. 4,30-5,2 Wees navolgers van God, heb lief naar het voorbeeld van Christus / Joh 6,41,51 Het brood dat ik zal geven is mijn vlees, ten bate van het leven der wereld


Voedsel is nodig om nieuwe krachten op te doen, om je energie niet kwijt te spelen, om je werk naar behoren te kunnen doen. We hoeven niet met een overladen maag te lopen, maar voedsel heeft al wat leeft toch wel nodig. De profeet Elia was op de vlucht voor de toorn van de koningin omdat hij de priesters van Baäl, een afgod, zo goed als uitgeroeid had. Hij was de woestijn doorgetrokken en zat nu ontmoedigd onder een bremstruik zijn beklag te doen bij God. Hij valt in slaap maar krijgt dan een duw en een engel zegt hem te eten. Hij eet en drinkt en valt weer in slaap. Het was een vermoeiende en ontmoedigende tocht. Weer schud men hem wakker en hij moet weer eten en drinken. Dan heeft hij weer kracht om heel de woestijn door te trekken tot de berg Horeb.

De Kerk laat ons zien hoe nodig het voedsel is voor het leven en over voldoende kracht te beschikken voor onze dagelijkse taak. Maar de Kerk toont ons dit voorbeeld om nog een andere reden, zij heeft het over ons innerlijk leven en over de taak die God ons opdraagt. Jezus heeft daaromtrent sterke woorden gesproken: Ik ben het brood dat uit de hemel is neergedaald. De Judeërs morden daarover. Een mens die we kennen, hoe kan die zeggen ‘Ik ben uit de hemel neergedaald?’ Als je naar de Vader zoudt luisteren, naar alles wat er in het Oude Testament geschreven staat, dan zouden jullie tot Mij komen. Jezus zegt hier dat de Vader de mensen naar Jezus leidt. Jezus is de bron van eeuwig leven: in Hem geloven betekent eeuwig leven, leven in overvloed, echt leven.

Kijk, zegt Hij, uw voorvaderen hebben het manna gegeten, maar ze zijn toch gestorven, maar God wil zijn mensen echt brood geven dat uit de hemel daalt opdat men eeuwig zou leven.

Jezus vat het dan samen: “Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Als iemand van dit brood eet zal hij leven in eeuwigheid.”  Wij moeten tot Jezus komen, Hem ons leven toevertrouwen naar zijn woord trachten te leven, om het echte leven te kennen.

En dan zegt Jezus een adembenemend woord: “Het brood dat ik zal geven is mijn vlees ten bate van het leven der wereld.” Volgende zondag zullen we trouwens nog meer vernemen en zal het nog duidelijker gaan over de heilige Eucharistie. Johannes heeft in zijn evangelie niet de Instelling van de Eucharistie tijdens het Laatste Avondmaal, maar in dit hoofdstuk rond de broodvermenigvuldiging plaats hij woorden van Jezus die ook duidelijk verwijzen naar de heilige Eucharistie.

Laten wij uit de lezing van vandaag onthouden dat alleen in Jezus het echte leven te vinden is. Wij moeten alles doen om met Hem in contact te zijn en te blijven. Het leven vandaag is zo druk en we slagen erin om zelfs de vakanties vol te proppen, zodat we maar weinig tijd en aandacht overhouden om ook ons geestelijk leven te verzorgen. Het contact met Jezus in het gebed, in onze dienst aan medemensen, in het woord van de Schrift en in de heilige Eucharistie zal ons voedsel en kracht geven om een nieuw leven op te bouwen, leven dat eeuwigheidswaarde heeft. Daartoe roept God ons en daartoe geeft Hij ons de genade. (Ben Van Vossel)



NAAR INHOUD        NAAR TOP


Zondag 18  door het Jaar (2/08/2015)

IK BEN HET BROOD DES LEVENS

Ex. 16,2-4.12-15 Manna / Psalm 78, 3 en 4c   23-24, 25 en 54 De Heer gaf hen brood uit de hemel / Ef. 17.20-24 Bekleedt u met de nieuwe mens / Alleluia Uw woord is waarheid, Heer, wijd ons toe aan de Waarheid / Joh. 6,24-35 Ik ben het brood des levens.


In de eerste lezing gaat het over het Manna, het voedsel dat de Israëlieten kregen tijdens hun langdurige tocht door de woestijn. In het evangelie van vorige zondag zagen we hoe Jezus overvloedig te eten geeft aan de menen die Hem volgden. Vandaag geeft Jezus ons de diepere betekenis van die wonderbare broodvermenigvuldiging. Die mensen die Jezus volgden hadden ook eten nodig om in leven te blijven, om nit te bezwijken onderweg. En zo hebben wij mensen ook dagelijks voedsel nodig. Daar bidden we ook om in het Onze Vader: Geef ons heden ons dagelijks brood. Voedsel voor ons lichaam. Maar “eten” heeft nog andere betekenissen. Of men nu een barbecue geeft op kamp of in een familiaal zomerfeest, een gezamenlijke picknick of een meer uitgebreid familiefeestmaal. Daar gaat het niet gewoon om de maag te vullen, te eten om in leven te blijven. Het samen eten heeft ook een sociale dimensie. Het brengt mensen samen, men praat er met elkaar, haalt herinneringen boven, het smeedt de vriendschaps- of familiebanden nauwer aan elkaar; het haalt mensen uit hun eenzaamheid of uit de dagelijkse sleur, de dagelijkse drukte om eens in breder en tegelijk nauwer verband ook rijker mens te worden.

In het evangelie van vandaag gaat Jezus nog een stap verder. Hij heeft het over een ander voedsel. Je moet niet alleen werken voor het voedsel voor uw lichaam, zegt Hij, niet zo opgaan in het onmiddellijke van het aardse bestaan. De Vader wil u nog een ander voedsel geven.

 Zeker, het manna uit het Oude Testament was bedoeld voor het lichaam van de Israëlieten in de woestijn. Maar het echte voedsel dat God wil geven daalt uit de hemel neer en geeft leven aan de wereld. En dan spreekt Jezus duidelijke taal, Hij zegt: “Ik ben het brood des levens: wie tot Mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in Mij gelooft zal nooit meer dorst krijgen.” Jezus gebruikt het beeld van het brood, het eten van elke dag dat ons lichaam nodig heeft, om dan te spreken over de diepere honger en dorst van de mens waarvoor Hij het antwoord kwam brengen. Die diepere honger en dorst kan alleen Ik stillen, zegt Hij. Wie Mij in geloof aanvaardt zal geen honger en dorst meer hebben. Wie Mij aanvaardt in zijn leven, heeft de diepste zin van zijn leven gevonden, de vaste grond van waaruit hij kan leven.

Wij mogen dat woord van Jezus van harte be-amen. Hij wil ons voedsel zijn, onze innerlijke kracht, het vaste anker dat ons zekerheid en rust geeft want Hij heeft ons gered van alles wat ons kan neerhalen. Deze week worden we dan ook uitgenodigd om aan Jezus te zeggen: “Heer, ik vertrouw mij aan U toe, mezelf en mijn gezin. Gij zijt onze hoop, Gij zijt de kracht van ons leven.”

Volgende week zal Jezus nog een stap verder zetten en ons spreken over de Eucharistie, het hemelse brood, waarin Hij ons de concrete mogelijkheid geeft om Hem te ontmoeten, het hemelse voedsel dat de Vader ons geeft, de diepste Bron van ons leven. (Ben Van Vossel 2015)


Gebed van de zondag

God, almachtige Vader,

dikwijls gaan wij op zoek naar U,

bewogen door eigen noden en verlangens.

Maar Gij hebt ons geen ander teken gegeven

dan Jezus, de Mensenzoon,

het Brood van eeuwig leven.

Wij vragen U:

open onze ogen

zodat wij dit teken verstaan,

en geloven in Hem die Gij gezonden hebt:

Jezus Christus, uw Zoon en onze Heer,

die met U leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest,

God, door de eeuwen der eeuwen.


NAAR INHOUD        NAAR TOP


Jaar B Zondag 17 (26/07/2015)

Brood voor velen

2 Kon. 4,42-44 Zij zullen eten en overhouden / Ps. 145, 10-11. 15-16. 17-18 De ogen van allen zien hoopvol naar U, Gij geeft hun te rechter tijd spijs / Ef. 4,1-6 Eenheid en verdraagzaamheid / Joh. 6,1-15 Hongerige menigte gespijzigd, 12 manden over.


“De ogen van allen zien hoopvol naar U, Heer”. Zo klinkt het in psalm 145. Tegenwoordig leven we in een vaak kunstmatige wereld. Het leven van heel wat mensen draait rond de computer, de gsm, gps, facebook, televisie… Je zou er bijna bij vergeten dat je als mens ook nog tijd maakt om te eten en samen te zijn, te luisteren naar elkaar en open te staan voor woorden die u als mens opbouwen… We mogen gerust eens terugdenken aan mensen voor wie het zaak is aan eten te komen die dag, voor zichzelf en hun gezin. Wij zijn met zoveel dingen bezig en onze aandacht wordt zozeer naar andere zaken getrokken dat we ondertussen al weer vergeten zijn dat voedsel zo’n grote plaats inneemt in het leven van mensen die honger hebben. Denk maar aan de armere landen en aan de tiendduizenden vluchtelingen voor wie de strijd om het bestaan een dagelijkse zorg is. Daarnaast is het voor mensen ook van belang dat ze woorden aangereikt krijgen die de diepe zin van hun leven aanwijst en de weg om zinvol te leven.


Vorige zondag hoorden we nog hoe Jezus vol medelijden was met zijn vermoeide apostelen en tegelijk vol medelijden was met de menigte die nood had aan een goede herder die hen de juiste weg zou aanwijzen, opdat hun leven zijn echte zin zou kunnen vinden.

Vandaag zien we weer zo’n staaltje van Jezus’ mededogen met mensen. Hij zal hun te eten geven, eten in overvloed.

Echte honger hebben wij nauwelijks tenzij na een zware werkdag of na een stevige trip.  En meestal vinden we wel voldoende voedsel. Jezus geeft ons een duidelijke wenk dat we –naar zijn voorbeeld- ook moeten zorgen voor de nood van anderen. Maar in het evangelie van vandaag, over de wonderbare broodvermenigvuldiging, gaat het niet enkel om dat wonderteken op zich. Hoewel. Er ligt zeker een verwijzing in naar de lezing uit het Oud Testament waar de profeet Elisa ook een wonderteken verricht, als een soort profetische voorafbeelding van wat Jezus voor mensen wil doen.

Maar er is duidelijk nog een diepere betekenis van deze wonderbare broodvermenigvuldiging: het is –zeker in het evangelie- een verwijzing naar wat Jezus wil zijn voor de mensen. Hij wijst naar zichzelf als iemand die de diepste honger van de mens wil verhelpen. Hij wil het antwoord zijn op de vraag van de mens naar de zin van het leven.

Dit wonderteken stijgt dan uit boven de materiële verwachting van de mensen om eten en allerlei aardse verwachtingen. De mensen willen Jezus tot aardse koning uitroepen, maar Jezus onttrekt zich daaraan. Hij wil de mensen iets anders voorhouden. Iets dat we volgende zondag gaan vernemen als Jezus zal zeggen: “Ik ben het brood van het leven.”


Vandaag mogen we Jezus zien, de nood van mensen, en de apostelen die in dienst van Jezus zijn liefdevolle bezorgdheid zichtbaar maken aan de hongerige menigte. Het mag dan voor ons een uitnodiging zijn om in eigen kring en wereldwijd gestalte te geven aan de oprechte aandacht voor allerlei noden, naar het voorbeeld van Jezus. Tegelijk is het voor ons een uitnodiging om in Jezus niet enkel de helper te zien voor materiële nood maar ook het antwoord op de diepere vragen van onszelf, antwoord op de diepere nood van de mens van onze tijd. Daarover zal het evangelie van volgende zondag ons spreken. (Ben Van Vossel 2015)





NAAR INHOUD        NAAR TOP


Jaar B Zondag 16 (19/07/2015)

Jer. 23,1-6 Slechte herder – Goede Herder / Ps. 23,1-3a.3b-4.5,6  De Heer is mijn herder, niets kom ik tekort  /  Ef. 2,13-18 Jezus maakt ons één / Alleluia. Mijn schapen luisteren naar mijn stem, zegt de Heer, en Ik ken ze en zij volgen Mij. / Marc. 6,30-34 Voelde medelijden met de schapen zonder herder


De liturgie van deze 16de zondag door het Jaar (B) zet de betekenis en vooral ook de gedrevenheid van Jezus, als de goede Herder in het licht.


(In de brief aan de christenen van Efese wordt duidelijk gezegd dat alle mensen, niet enkel de Joodse mens, door Jezus’ levensoffer toegang hebben tot de Vader. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen mensen van die stam of dat land. Jezus heeft ons allen met God verzoend door het kruis. Daar heeft Jezus met zijn uitgestrekte armen de hele mensheid omarmd.)


In de lezing uit het Oude Testament neemt God zelf de touwtjes in handen. Als een herder gaat Hij voor zijn schapen zorgen die door slechte leiders werden misleid en verloren liepen. De koningen van Israël en Juda hadden het slechte voorbeeld gegeven door afgoden te gaan vereren, en dat terwijl ze als uitverkoren volk geroepen waren om een voorbeeld te zijn voor de andere volkeren door de ne God te aanbidden.


Slechte leiders, slechte herders. Wie het voor het zeggen heeft, wie macht bezit draagt een zware verantwoordelijkheid om mensen voor te gaan op de goede weg, de mens-opbouwende weg. Dat geldt voor politieke verantwoordelijken op lokaal en regionaal en federaal vlak? Zij misleiden de mensen door sommige wetten die ingaan tegen de roeping van de mens. Maar er zijn veel andere verantwoordelijken: mensen uit de media die vaak zeer grote invloed uitoefenen langsheen kranten, weekbladen en teevee; professoren en leerkrachten, ouders… Ontelbaar veel mensen dragen verantwoordelijkheid tegenover anderen, zowel kinderen en jonge mensen als volwassenen. Goede herders zijn is hun roeping en hun verantwoordelijkheid niet ontlopen.


Zo’n goede Herder was Jezus. Wij zien Hem vandaag zijn verantwoordelijkheid nemen tegenover zijn apostelen die Hij op missietocht had gezonden. Blij maar vermoeid komen ze thuis en Jezus zegt: “Kom nu zelfs maar eens mee naar een eenzame plaats en rust daar wat uit.” Een dag vakantie om wat te bekomen. Maar het draait anders uit, want heel wat mensen begrepen waar Hij heenging en ze waren er nog eerder dan Jezus en zijn vrienden. Jezus ziet die menigte en Hij voelde medelijden met hen “want zij waren als schapen zonder herder; en Hij begon hen uitvoerig te onderrichten.”


Jezus toont zich een goede Herder, vol medelijden, zowel voor zijn apostelen, die vermoeid zijn, als voor de menigte mensen die tevergeefs op zoek zijn naar woorden van echt leven. Jezus voelt zich verantwoordelijk voor die mensen en Hij brengt hen het Blijde Nieuws dat God van ieder van hen houdt en Hij wijst hen de weg die ze moeten gaan om te leven als Gods kinderen en zo ontvankelijk te zijn voor de echte vrede en het ware geluk.


Een goede herder geeft het voorbeeld aan al wie zelf gids moet zijn voor anderen. Zo zien de apostelen hoe Jezus zich afslooft voor het geluk van die mensen die nood hebben aan leiding. Zij zullen later zelf in het spoor van Jezus zich totaal gaan inzetten voor de ware weg naar het geluk zoals Jezus het hen heeft voorgedaan. Omzeggens ieder van ons is verantwoordelijk voor anderen: voor onze vrienden, familieleden, kinderen, zieken en bejaarden in verzorgingstehuizen, of omdat we een andere verantwoordelijkheid hebben. Mensen  niet in de steek laten en waar we kunnen: mee zoeken naar een gelukkig makende oplossing.  Eerbied voor de mens en zijn roeping is een opgave waarvoor we ons mogen spiegelen aan Jezus’ voorbeeld, Hij is het Beeld van God onze Vader, de goede Herder van alle mensen. (Ben Van Vossel 2015)



NAAR INHOUD        NAAR TOP


Jaar B zondag 14 (5/07/2015)

DE HEER ZENDT ONS

(Amos 7,12-15 roeping tot profeet / Psalm 85,9-14 Laat uw barmhartigheid zien, geef ons uw heil, Heer / Ef. 1,3-14 of 3-10 Kinderen van God / Alleluia. Geprezen zijt Gij, Vader van hemel en aarde, omdat Gij de geheimen van het Koninkrijk aan kinderen geopenbaard hebt / Marcus 6,30-34 De 12 worden op weg gestuurd)


Het is Gods verlangen om alles en iedereen tot volle ontplooiing te laten komen, om alles en iedereen tot het volle heil te laten komen omwille van de totale gave van Jezus Christus. Op Hem is dan ook al onze hoop gebouwd.

Het Blijde nieuws, dat allen tot het geluk, het eeuwig geluk, geroepen zijn, dat Blijde Nieuws moet verkondigd worden. Zo wordt de veehoeder en vijgenkweker, Amos, geroepen om profeet te zijn in Israël. Paulus wordt geroepen om ook aan niet-Joden het Blijde nieuws te verkondigen: dat zij in Jezus uitverkoren zijn om kinderen van God te zijn. Hij zegt er wel bij dat wij geroepen zijn om de lof van Gods barmhartige liefde te ‘verbreiden’, bekend te maken opdat overal God geëerd en geliefd zou worden.


Oei, dat is dan weer een addertje onder het gras. Wij zijn niet alleen geroepen als kinderen van God, maar we worden ook gezonden om van Gods barmhartige liefde te getuigen. En dan denk ik, zie mij hier staan, zie ons hier zitten: hoe kunnen wij van Gods liefde getuigen?

In het evangelie zien we hoe Jezus de 12 uitzendt. Dat waren geen theologen, godgeleerden, dat waren geen gestudeerde mannen of vakbondsafgevaardigden? Nee, gewone vissers die geen tijd hadden om te studeren, geen universiteit hadden gelopen, gewone vissers en een paar anderen. En bovendien moeten ze zich niet wapenen tegen alle gebeurtenissen. Zij moeten niet beschikken over een geweldig kapitaal om mensen te ronselen, geen luidsprekers, geen teeveestudio… Zij moeten gewoon op weg gaan om te prediken dat men zich moet bekeren, zich losmaken van het verkeerde en zich toekeren naar God; bovendien moeten ze duivels uitdrijven en zieken genezen…

Amai. Moeten wij ook zo rondtrekken en met lege handen het Blijde Nieuws brengen? Kijk, er zijn natuurlijk mensen die de kerk als missionaris gezonden heeft om overal het Evangelie te verkondigen, een ander woord voor Blij Nieuws. Er zijn priesters, diakens en pastorale helpers, mensen die catechese geven aan kinderen en volwassenen… Zij moeten met toewijding hun talenten van woord en daad in dienst stellen van de verkondiging en er worden er meer geroepen dan er zich beschikbaar willen stellen.


Maar zo alleen wordt het evangelie niet bereikbaar voor alle mensen. De Heer kijkt ook onze richting uit. Hij roept ons ook bij zich en wil ook ons uitzenden. Wat wordt dan onze opdracht? Op de eerste plaats moeten wijzelf gegrepen zijn door de Heer Jezus. Wij moeten voor Hem gekozen hebben tot Heer van ons leven. Wij moeten vaak naar Hem opzien, naar de Goede Herder die ons vergezelt, aan wie wij over alles mogen praten wat ons ter harte gaan. Pas wanneer we een goede relatie hebben met Hem, kunnen wij ook van Hem gaan getuigen. Ons leven wordt dan een getuigenis, zelfs al zijn we nog geen heiligen. En af en toe zullen wij ook met een simpel woord een klein zaadje strooien waardoor iemand naar de Heer toe getrokken worden. En als de Heer ons de talenten gegeven heeft om op een breder vlak te evangeliseren doorheen allerlei sociale media, dan kunnen wij ook zo met wijsheid en vertrouwen het Blijde Nieuws verkondigen. Wat er leeft in ons hart, de liefde voor de Heer en de liefde voor het heil van de mensen wordt zo concreet gemaakt. Gods barmhartige liefde moet de wereld kunnen verwarmen. (Ben Van Vossel 2015)




NAAR INHOUD        NAAR TOP


ZONDAG 14 VAN HET JAAR B

De Heer bij alles betrekken

Wijsh. 1,13-15; 2,23-24 God heeft de mens geschapen voor de onsterfelijkheid / Psalm 30,2 en 4.5-6.11 en 12a en 13b U zal ik loven, Heer, want Gij hebt mij bevrijd / 2 Kor. 8,7.9.13-15 Laat het liefdewerk slagen / Alleluia. Uw woord is waarheid, Heer, wijd ons U toe aan de waarheid / Marcus 5,21-43 (of 21-24.35b-43) Dochtertje van Jaïrus + vrouw met bloedvloeiing


In dit evangelie worden wij gesteld tegenover een zieke vrouw die genezing zoekt voor haar kwaal en ondertussen krijgen wij te maken met de nood van een vader, wiens dochtertje op sterven ligt: “Mijn dochtertje kan elk ogenblik sterven, kom toch haar de handen opleggen opdat ze mag genezen en leven.” Het is de droevige kant van ons menselijk bestaan, lijden in ons persoonlijk leven of lijden dat onze geliefden overkomt. We zoeken naar hulp. We lopen naar de dokter of halen de dokter bij onze zieke… Soms vinden we er een baat bij, zoals die vrouw die al twaalf jaar aan bloedvloeiing leed en met wie het nog erger was geworden. En ook Jaïrus was ten einde raad wanneer hij bij Jezus komt… Treurige menselijke situaties. Als het ons goed gaat denken we meestal niet aan die pijnlijke kanten van het menselijk leven.


In beide gevallen zien we dat die mensen met hun probleem bij Jezus komen. We zouden daarin een voorbeeld moeten zien, een na te volgen voorbeeld. Wij worden in dit evangelie uitgenodigd om ook tot Jezus te komen met ons lijden, met het lijden of de problemen van mensen die ons na aan het hart liggen. Wij zouden de Heer Jezus meer moeten vertrouwen, met Hem spreken over alles wat ons bezighoudt. Over het goede en het negatieve dat we meemaken of dat we zien of horen. Zo zullen we ook met onze problemen naar Hem toegaan. Zo kan er ook iets positiefs voortkomen uit wat misschien niet dadelijk wordt opgelost; dat positieve is meestal een diepe vrede en bemoediging naar de toekomst toe.


We moeten er ons bewust van zijn dat wij geroepen zijn om ons niet enkel te buigen over onze eigen problemen en over wat onze naastbestaanden overkomt. Onze zorg mag zich ook wereldwijd uitbreiden. Dat is de betekenis van de voorbeden, waarin de Kerk ons leert bidden voor onze eigen parochie en bisdom, maar ook voor de noden van de wereldwijde kerk, en voor de grote wereldproblemen. De kerk wil onze blik en onze aandacht wijd maken als de wereld. Een christen moet een mens zijn met een hart dat bekommerd is om de hele wereld, die wereld die God nauw aan het hart ligt.


Laten we vanuit dit evangelie over de vrouw en die bezorgde vader ons vaker toewenden naar de Heer, zo zal Hij ook een grotere plaats gaan innemen in ons leven. Het zal onze innerlijke rust en ons vertrouwen in de Heer alleen maar doen toenemen. (Ben Van Vossel)



NAAR INHOUD        NAAR TOP


Jaar B Zondag 12 (21/06/2015)

De storm gestild


Job 38,1.8-11 De macht van de Heer  /  Ps. 107,23-24.25-26.28-29.30-31 Brengt dank aan de Heer, want Hij is goedgunstig, barmhartig is hij altijd. / 2 Kor. 5,14-17 De liefde van Christus laat ons geen rust / Alleluia. Maak ons hart ontvankelijk, Heer, opdat wij de woorden van uw Zoon zouden begrijpen. / Marc. 4,35-41 De storm gestild.


Als we ons goed gezond weten, als we een ruime vriendenkring hebben, als we er warmpjes in zitten, voldoende geld en bezit hebben, als we een goed en vast gezin hebben. Kortom, als we het goed hebben,  dan denken we er vaak niet aan dat het ook wel eens minder goed kan gaan. Dat we tegenslagen kennen in onze relatie, ziekte of verslaving in ons gezin, ruzie onder vrienden, een serieuze financiële misrekening, werkeloosheid…

Ieder van ons kent goede dagen, maar er zijn er ook andere.

De evangelielezing van vandaag wil ons doen inzien, dat er ook in het leven van Jezus’ volgelingen zware tijden kunnen zijn. Het evangelie geeft ons geen aanwijzingen hoe we dan in gesprek moeten gaan met elkaar, of een geschikte dokter aanspreken, verstandige beslissingen nemen op financieel vlak enz.  Het evangelie leert ons hoe we ons innerlijk best kunnen gedragen.

Jezus zegt: Laten wij oversteken. Als we in ons leven beslissingen moeten nemen, of als we voor een moeilijkheid staan, mogen we weten dat Jezus zelf ons ook af en toe uitnodigt om op tocht te gaan, om in die nieuwe situatie naar Hem op te kijken: laten wij oversteken. Hij gaat met ons mee in de verschillende etappes van ons leven, in de nieuwe situaties die zich voordoen.

Het is dan ook opvallend dat de leerlingen Jezus meenemen in de boot. Soms zijn we echt lauwe christenen; mensen die hun tocht door het leven gaan, zonder zich ervan bewust te zijn dat ook de Heer aan ons leven geïnteresseerd is en met ons mee wil gaan. Misschien moeten we toch wat meer onze blik op de Heer gevestigd moeten houden, Hem vaak betrekken in onze kleine en grote beslissingen, in alles wat ons overkomt. Laten wij Hem meenemen op onze tocht.

En waar de leerlingen een rustige overtocht verwachtten, breekt er plots een storm los. Dat kan ook in ons leven gebeuren. Dat we ons zorgen maken en dat er zich daadwerkelijk zware zorgen en problemen stellen. We liggen er van wakker, onze gemoedsrust is weg. We kunnen dan naar allerlei oplossingen zoeken, en dat is goed, maar we mogen ook naar de Heer opzien en onze nood aan Hem uitspreken in de stilte van ons hart of met enige mensen samen. We zullen dit veel gemakkelijker doen als we de gewoonte hebben om de Heer bij ons leven te betrekken.

 En de Heer zal ons de vrede in ons hart leggen. Ook als de moeilijkheden nog blijven bestaan, ook als de zorgen niet direct verdwijnen. Als de Heer daarna zegt: “Waarom zijt gij zo bang” dan voegt Hij er aan toe: “Hoe is het mogelijk dat ge nog geen geloof bezit?”

Laten wij gelovig de Heer meer ons leven binnentreden, laten wij Hem deel uitmaken van ons leven en ons gezinsleven. Zo zal ons geloof groeien en zullen wij ook automatisch naar Hem opkijken wanneer het stormt in ons leven. Hij wil ons gaarne zijn vrede schenken, Hij is niet ver van ons vandaan. (Ben Van Vossel 2015)




NAAR INHOUD        NAAR TOP


Jaar B Zondag 11 (14/06/2015)

Teksten uit de liturgie: Ezekiël 17,22-24 Groen twijgje wordt grote ceder / Ps. 92  Hoe heerlijk is het de Heer te prijzen / 2 Kor. 5,6-10 God behagen met goede moed/ Alleluia. Gezegend de Koning die komt, in de Naam des Heren / Marcus 4,26-34 Het Rijk groeit in stilte / begint klein als een mosterdzaadje


Vandaag roepen de lezingen ons op om vol vertrouwen te zijn, zonder stress, en tegelijk toch met ons hart wakend te blijven. Paulus in de 2de brief aan de Korintiërs vat het goed samen als hij schrijft: “Wij leven in geloof, wij zien Hem niet. Maar wij houden moed” (v 7-8a); ondertussen is het enige dat we nastreven, thuis en in de vreemde “Hem te behagen” (9c).

Wij kunnen het wel eens lastig vinden van christen te zijn, voortdurend in ons hart de roepstem van God te horen om in alles het goede te doen, om aandacht te hebben voor misdeelden, om ons met ijver aan onze taak te wijden in het gezin, in allerlei relaties met mensen … maar het grote werk doet God zelf. Zo lezen we althans in de eerste lezing, waar God een klein stekje neemt, waaruit een prachtige ceder  zal groeien.

Overigens heeft Jezus het in het evangelie over een mosterdzaadje, een klein onooglijk zaadje maar waaruit ook een grote struik, groot als een jonge boom kan opbloeien waarin zelfs de vogels kunnen komen nestelen. We hoeven dus geen wereldveroveraars te zijn, opzienbarende zaken te verrichten, gewoon maar doen wat God gaarne zou hebben dat we deden. Meestal is dat onze gewone opdrachten in het gezin en daarbuiten zo getrouw mogelijk te doen, zonder onrust, en in het vertrouwen dat God ons de kracht en bezieling wil geven die we nodig hebben.

Jezus vertelt een mooie parabel. Hij heeft het over het Rijk Gods. Het Rijk van God in ons hart, in ons leven, het Rijk Gods in de wereld. Kijk, zegt Hij: je zaait, maar je kunt de zaken niet forceren. Een boer zaait en verzorgt zijn land, maar dat zaad gaat uit zichzelf groeien. Het groeit terwijl de boer slaapt. Zo zaaien wij het Rijk Gods in ons door het verlangen van God te doen; we moeten ons daarin niet forceren, geen onmogelijke dingen gaan doen die God trouwens niet van ons vraagt. Als Hij u tot grootse dingen roept zal Hij u daar ook de kracht toe geven. Als Hij u roept tot missionaris, ver van huis, dan legt Hij die kracht ook in u. Zo ook als je huwt en een gezin sticht. God rust u uit voor die taak. Het is dus ZIJN werk, maar tegelijk ook uw werk. Het werk dat wij te doen hebben is opzien naar God. Geloven dat HIJ ons de inspiratie en de kracht zal geven om in het leven van elke dag aan de zending te beantwoorden die Hij ons heeft toevertrouwd.

De boodschap, de blijde boodschap van deze dag is dat wij ons in vertrouwen laten zenden en in vertrouwen de taak op ons nemen die de Heer ons toevertrouwt. Wanneer we die taak met ijver op ons nemen mogen wij er ook echt op vertrouwen dat God er vruchtbaarheid aan verleent. We zullen misschien niet de verwachte vruchten zien van wat we doen – ik denk aan de opvoeding van de kinderen – maar ongezien draagt onze inzet zijn vruchten, als we maar ons met vertrouwen en met grote trouw ons inzetten voor de taak die God ons toevertrouwt.

Als Jezus dertig jaar in het verborgen heeft geleefd en als dan na een paar jaar openbaar leven zijn levensweg eindigt op het kruis, dan weten wij nu dat heel zijn leven echt vruchtbaar is geworden tot op de dag van vandaag in miljoenen mensen. Hem, de graankorrel die in de aarde is gevallen en honderdvoudige vrucht draagt, Hem mogen wij hier ontmoeten in het heil teken van Brood en Wijn. En met Hem mogen wij bidden “Vader, aan U blijf ik me toevertrouwen, alles wat ik heb, alles wat ik ben, alles wat ik doe. Laat het vruchtbaar worden, ook als de wereld er geen waarde aan hecht. Amen.” (Ben Van Vossel 2015)


NAAR INHOUD        NAAR TOP



Feest vh Heilig Sacrament 4 juni 2015 (of Sacramentszondag 7 juni 2015)

Teksten uit de Liturgie: Ex.24,3-8 Het verbond / Psalm 116 (115) Ik hef de offerbeker, de Naam van de Heer roep ik aan / Hebr.  9,11-15 Middelaar van een nieuw verbond / Alleluia Ik ben het levend Brood dat uit de hemel is neergedaald. Als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid. / Mc 14,12-16.22-26 Laatste Avondmaal: Dit is mijn Lichaam. Dit is mijn Bloed van het verbond.


We vieren vandaag het Feest van het Heilig Sacrament. Het is de viering van het heilig Lichaam en Bloed van onze Heer Jezus Christus. Eigenlijk staat dit Feest in het teken van het Nieuw Verbond, de nieuwe verbintenis tussen God en ons. In elke Eucharistie horen we Jezus zeggen: Dit is het bloed van het nieuw en altijddurend verbond. Het Oude Verbond was er een tussen God en het Oude Israël. God zou hun God en zij zouden Gods volk zijn. Wij spreken van het Oude verbond, maar eigenlijk blijft dit verbond ook vandaag nog gelden, zeker aan de kant van God. Het nieuwe verbond is er een tussen God en alle mensen. Het is de verbintenis van Gods kant, dat Hij de mensen als zijn kinderen aanneemt. Of de mens ook God als God erkent en dient, is de andere zijde van het verbond. De mens kon die voorwaarde niet aan. Als we vandaag dan een Feest vieren is het omdat Jezus ons bij de hand heeft genomen: Hij is de Middelaar van een nieuw verbond, zegt de Hebreeënbrief. Jezus brengt ons tot God. Hij heeft zich geofferd, een smetteloos offer dat onze ziel zuivert van dode werken om de levende God te eren.

Dat vieren we in elke Eucharistie: het leven, het sterven en verrijzen van onze Heer en zijn wederkomst. Dit heilig Verbond tussen God en ons, waarvan Jezus de Middelaar is, vieren we in elke Eucharistie. Wij mogen Hem ontmoeten, ons bij de hand laten nemen op de weg naar de Vader. Communie betekent eenheid, gemeenschap. Jezus verenigt ons met Zich, Hij heiligt ons, maakt ons meer en meer tot kinderen van God. Hij legt zijn gezindheid in ons hart, Hij vormt ons leven om tot een leven als kind van God. Het is een innige band die ontstaat tussen Hem en ons. Wij mogen met Hem spreken, van hart tot hart en ondertussen groeien wij naar God toe.

Communie betekent eenheid, zei ik, communie betekent gemeenschap, eenheid scheppen. Zoals we Jezus leren erkennen en aanvaarden in de schamele tekenen van een stukje brood en wat wijn, zo moeten we Hem ook erkennen én dienen in onze medemensen. De mensen om ons heen en vooral in de armen, de marginalen, de verdrukten, de eenzame zieken of bejaarden, de psychisch zieken…  

Zoals we Jezus mogen ontmoeten in deze viering, zo moeten we met Hem ook  daadwerkelijke aandacht besteden aan hen die Hij de geringste van zijn broeders en zusters noemt: al die mensen die gebukt gaan onder een of ander lijden. Het heilig Sacrament van Jezus’ Lichaam en Bloed is een teken van solidariteit: Jezus’ solidariteit met ieder van ons, maar het moet ons ook leren solidair te zijn met onze medemensen. Vanuit deze Eucharistie, het nieuwe Verbond door Jezus’ verlossingswerk, laten wij ons door Hem de wereld in zenden om de solidariteit tussen God en ons ook te beleven naar onze medemensen toe. Moge dit heilig sacrament ons daartoe blijven uitnodigen en vormen. (Ben Van Vossel 2015)


NAAR INHOUD        NAAR TOP



H.DRIEVULDIGHEID 31/05/2015

Mysterie van Liefde

Deut. 4,32-34.39-40 De Heer is God, er is geen ander / Ps 33 (32) Zalig het volk dat de Heer heeft als God, de natie door Hem tot zijn erfdeel gekozen / Rom. 8,14-17 Allen die zich laten leiden door de Geest van God zijn kinderen van God / Alleluia. Eer aan de Vader, de Zoon en de heilige Geest, God de is, die was en die zal zijn. Alleluia / Mt. 28, 16-20 Maak alle volkeren tot mijn leerlingen en doopt hen in de Naam van de Vader …


Reeds in het Oude Testament begreep Abraham dat er maar één God is. In heel het oude testament krijgen we de verzekering: "De Heer is God, er is geen ander". Het Joodse volk heeft zich later zo met God verbonden gevoeld, dat het duidelijk was dat zij het uitverkoren volk waren, met wie God een verbond had gesloten: als zij zijn geboden onderhielden zou Hij hen altijd helpen!  En zij waen inderdaad het uitverkoren volk:  want God had dat kleine volk uitgekozen om Zichzelf aan de wereld te openbaren en om langs dat volk heil te brengen over alle naties. Zo kreeg Abraham te horen dat in zijn nakomelingschap alle volken der aarde zullen gezegend worden. Voor Israël was God de hoogste, de enige.

Zowel het christendom, als later de Islam, hebben dat ook als eerste dogma, als eerste geloofswaarheid: er is maar één God!


Zo bidden wij elke zondag: Ik geloof in één God! Maar voor een christen is God echt een nabije God, God die met ons begaan is, zozeer dat Hij tussen de mensen is komen wonen, mens met de mensen. Ons christelijk geloof spreekt uit dat God geen eenzame God is, maar dat Hij Vader, Zoon en Heilige Geest is. De Vader is zo overvloedig volmaakt dat zijn afstraling ook een persoon is, de Zoon of het Woord, zoals Johannes het zegt in de inleiding op zijn Evangelie. De liefde van de Vader voor de Zoon, en de liefde van de Zoon voor de Vader is zo volmaakt dat ze ook een persoon is, de persoon van de Heilige Geest. God is geen eenzame God, God is gemeenschap, God is liefde, ook in Zichzelf, Mysterie van liefde.


Er is dus geen schande over te spreken wanneer de leerlingen als ze Jezus ontmoeten zich in aanbidding neerwerpen; Hij is immers de Zoon van God. Hij zegt: Mij is alle macht gegeven in de hemel en op aarde. Gaat dus en maakt alle volkeren tot mijn leerlingen en doopt hen in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.

Deze woorden houden 3 voorname waarheden in:

1° Jezus wordt aanbeden, niet louter als mens, maar omdat hij de Zoon van God is. Hij is geen God naast God maar hij is voortgekomen uit de Vader, van in alle eeuwigheid: licht uit licht, God uit God, ware God uit de ware God.

2° Jezus, als God en mens heeft alle macht gekregen. Door Hem, door zijn levensoffer, heeft Hij de mensheid verlost uit de zondesmet en uit een leven zonder zin. Door Hem is de aarde tot een parel geworden in Gods ogen. Aan die verlossing mogen wij meewerken door de weg van Jezus te gaan, met de kracht van de heilige Geest.

3° Jezus zendt dan ook zijn leerlingen om het blijde nieuws te brengen over de hele wereld, om te verkondigen dat God van de mensen houdt en dat ze in Jezus de zin van hun leven kunnen bereiken. Daarom worden ze uitgenodigd zich onder te dompelen in de liefde van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.


Zo is God ook een mysterie van liefde naar ons toe, omdat Hij het heil voorheeft voor heel zijn schepping. En daarom worden wij genodigd om op onze beurt in het leven van elke dag beeld te zijn van die God van Liefde. (Ben Van Vossel 2015)





NAAR INHOUD        NAAR TOP


PINKSTEREN 2015 JAAR B

Hand 2,1-11 Vervuld van de heilige Geest / Ps. 104 (103 ) Maar zendt Gij uw geest, dan komt er weer leven, dan maakt Gij uw schepping weer nieuw / 1 Kor. 12,3b-7.12-13 Gedrenkt met één Geest / Alleluia. Kom, heilige Geest, vervul het hart van uw gelovigen en ontsteek in hen het vuur van uw liefde / Joh 20, 19-23 Zoals de Vader Mij gezonden heeft zo zend Ik u


Het is vandaag Pinksteren. Wij gedenken de komst van de heilige Geest over de eerste volgelingen van Jezus. Hadden zij die heilige Geest dan nodig? Waren zij soms geen echte volgelingen van Jezus? Ja, zij waren volgelingen van Jezus, maar zij maakten onderling al eens ruzie wie van hen de grootste was, de voornaamste; Jezus moest hen vaak terecht wijzen, dat ze nog niets van Hem begrepen hadden. Trouwens, een van hen zou Jezus verraden, en als Jezus wordt gevangen genomen, slaan ze omzeggens allemaal op de vlucht en we horen even later Petrus, de rots, Jezus in het publiek verloochenen.


Wanneer Jezus dan afscheid neemt van zijn vrienden, belooft Hij dat Hij hen niet verweesd zal achterlaten, maar de heilige Geest zal zenden om voor altijd bij hen te blijven. Jezus’ afscheid wat we op Hemelvaartdag hebben gevierd, is geen echt afscheid want Hij blijft voor hen ten beste spreken en blijft op een nieuwe manier zijn volgelingen begeleiden door de heilige Geest. Je moet er de Handelingen van de apostelen maar eens op nalezen.


Maar, goed, hoe zit dat nu met ons? Hebben wij nood aan de heilige Geest?  Is ons geloof soms ook nog zwak, beginnen wij te twijfelen telkens als het geloof  -soms op subtiele wijze- wordt aangevallen in de media en op bepaalde samenkomsten? En is ons vertrouwen op God ook wankel wanneer de zaken soms tegenslaan, wanneer we serieuze zorgen hebben? En onze liefde tot God, en onze positieve aandacht en hulpvaardigheid voor medemensen zou ook nog wel een vernieuwing mogen kennen…

Wij hebben nood aan de heilige Geest, die Helper die Jezus ons beloofd heeft. Maar hebben we de heilige Geest al niet ontvangen bij ons doopsel en bij ons heilig Vormsel? Jazeker! Maar hebben wij ons altijd laten leiden door zijn inspraken en uitnodigingen? Of hebben we Hem bedroefd door onze eigen wegen te gaan, tegen zijn leiding in? Hebben wij op Hem beroep gedaan in het gewone leven en in moeilijke omstandigheden?


Daarom heeft Hij zich wat teruggetrokken, Hij dringt zich niet op zoals de Vader zich niet opdringt en Jezus evenmin. Maar als wij op Hem blijven roepen, met volharding en met vertrouwvol geloof, dan begint de stroom van levend water weer te stromen doorheen ons christelijk leven, soms nog aarzelend maar stilaan krachtiger naarmate wij ons door de Geest laten leiden, naarmate we ingaan op zijn zachte ingevingen... Dan worden wij –stilaan of plots- weer vernieuwde christenen. Echt waar, het Pinsterfeest is meer dan welkom voor ieder van ons en voor de hele kerkgemeenschap. Dan komt er nieuw leven in het getuigenis van een christelijk leven, dan worden de missionarissen innerlijk en uiterlijk gesteund, dan krijgen de kinderen weer zinvolle catechese die hen spreekt over de Vader en over Jezus, de Goede Herder.

Laat het korte gebed ‘Kom, heilige Geest’ uw dagen doordesemen, als een krachtig hulpmiddel om als christen te leven in deze wereld.


Vrienden, dit Pinksterfeest moet voor onszelf een vernieuwing zijn, maar wij willen bidden voor de hele kerk en de hele wereld. Kom, heilige Geest, vernieuw ons, vernieuw het gelaat van de aarde, opdat Jezus’ droom en het verlangen van de Vader verwezenlijkt worden. (Ben Van Vossel 2015)



NAAR INHOUD        NAAR TOP


Jaar B  Zondag 7 Pasen (17/05/2015)

Heilige Vader, bewaar hen…

Hand.1,15-17.20a.20c-26 Mattias toegevoegd / Ps. 103,1-2.11-12.19-20ab De Heer heeft zijn troon in de hemel gevestigd alleluja / 1 Joh. 4,11-16 wie in de liefde woont, woont in God / Joh. 17,11b-19 omwille van hen wijd Ik mij aan U toe


Vorige donderdag vierden we het feest van de Hemelvaart van de Heer. Volgende zondag is het Pinksteren en eindigt de paastijd. Vandaag laat Johannes ons een deel horen van het gebed dat Jezus richt tot de Vader. Het is een gebed dat Johannes plaatst tijdens het Laatste Avondmaal. Vorige donderdag, met Jezus' Hemelvaart, nam Jezus afscheid van zijn vrienden door het einde van zijn zichtbare aanwezigheid bij hen en dat klinkt nog door in het gebed dat Jezus vandaag bidt. Wij mogen in treden in dat gebed, getuige zijn van dat persoonlijk contact van Jezus met de Vader. Uit heel dat lange gebed horen we vandaag een stukje waaruit de bezorgdheid spreekt van Jezus voor zijn volgelingen. "Heilige Vader, zo bidt Hij, bewaar in mijn Naam hen die gij mij gegeven hebt op dat ze een zijn. Bewaar voor het kwaad. Terwille van hem wijd ik Mij aan u opdat ook zij aan u toegewijd mogen zijn."

Het is prachtig hoe Jezus, toen hij op het punt stond zijn lijden in te gaan die bezorgdheid toont voor zijn leerlingen. Wij mogen dit gebed ook op onszelf toepassen. Zoals de leerlingen, vooral de apostelen, schrik hadden en bezorgd waren om het feit dat zoveel Jezus in de steek lieten, zo kunnen ook wij bezorgd zijn om het feit dat het geloof in God, het geloof in Jezus in onze streken zo achteruit gaat. Voor ons is het nu belangrijk dat we niet te menselijk denken, als christenen leven wij vanuit het geloof in Jezus, en wij de hoop beleven; voor een christen is er altijd uitkomst, is er altijd toekomst.

Jezus bid ook voor ons dat we een zouden zijn dat we zijn vreugde ten volle in ons zouden hebben, dat wij bewaard mogen worden voor het kwaad en ons ook bewust worden dat Jezus ons zendt in de wereld om van Gods liefde te getuigen.

De lezingen van deze zondag moeten in ons hart het geloof en de hoop doen toenemen: Jezus bidt voor ons, hij heeft zich aan de Vader toevertrouwt, toegewijd opdat ook wij waarlijk zouden toegewijd zijn aan God. Deze hoop mag niet wegsmelten in ons door wat we in de wereld zien en door wat christenen over heel de wereld soms moeten verduren.

Voor Jezus was het niet belangrijk dat zijn volgelingen uit de wereld zouden weggenomen worden, maar dat ze bewaard zouden worden van het kwaad, van gebrek aan geloof en hoop. Hij waakt over ons, ook als de allerlei zorgen hebben, ook als we als christenen gehaat worden, belachelijk gemaakt worden. Jezus is er voor ieder van ons; wij mogen hem echt nabij weten. Voortdurend spreekt hij bij de Vader voor ons ten beste.

Hoe kunnen wij beter beantwoorden aan dit zorgend met ons bezig zijn dan door in ons hart het geloof en de hoop te laten vernieuwen door de heilige Geest, de Helper en vertrooster, de bijstand en voorspreker. Daarom willen we deze week met groot verlangen uitzien naar een vernieuwde komst van de Heilige Geest opdat wij vernieuwd mogen worden in de goddelijke deugden van geloof, hoop en liefde. (Ben Van Vossel 2015)



NAAR INHOUD        NAAR TOP



Jaar B Zondag 6 Pasen 2015 (10/05/2015)(Over 14 dagen is het Pinksteren!)

Hand.10,25-26.34-35.44-48 (ook heidenen geroepen) 1 Joh.4,7-10 (Kinderen van een God die Liefde is) / Joh. 15,9-17 (Heb elk-ander lief zoals Ik u heb liefgehad).


De lezingen van vandaag hebben als een voornaam thema: de liefde. In de eerste brief van Johannes wordt het duidelijk gezegd: broeders en zusters, laten wij elkander liefhebben, want de liefde komt van God. Ieder die liefheeft is een kind van God en kent God. De mens zonder liefde kent God niet want God is liefde.

Het klinkt natuurlijk zeer mooi en verheven dat wij elkaar moeten liefhebben en in feite elk ander moeten liefhebben. Wie liefheeft kent God.

Wie liefheeft, kent God WANT God is liefde! Kennen wij God? Weten wij hoe wij moeten liefhebben? Jezus geeft in het evangelie ook al zo’n rare invulling. Hij zegt: Als gij mijn geboden onderhoudt zult gij in mijn liefde blijven. Dit is mijn gebod dat gij elkaar liefhebt zoals Ik u heb liefgehad…

Dit zijn allemaal mooie woorden uit de liturgie van vandaag, maar wat betekenen die nu voor ons leven, wat wordt daarin gezegd over de liefde tussen mensen, de liefde voor onze medemens. Wij moeten dan zien hoe God liefheeft, wij moeten dan kijken hoe Jezus ons heeft liefgehad. Mensen zeggen wel eens: liefde moet van twee kanten komen, en voor dat men op weg gaat in huwelijksrelatie en in het verder beleven van het huwelijk zal dat wel zo zijn. Liefde moet van twee kanten komen. Als we nu echter kijken naar naar God, die liefde is; als we nu kijken naar Jezus die voor ons alles heeft volbracht, zonder dat er van onze kant iets tegenover stond... Dan moeten wij ons afvragen in hoeverre wijzelf de liefde echt beleven.

Velen van ons zullen iets gegeven hebben voor de mensen die in Nepal slachtoffer werden van de aardbeving. Als we dan zeggen: liefde moet van twee kanten komen, dan gaat dat hier toch niet op. Vermoedelijk zullen we die mensen nooit zien of ontmoeten. Onze liefde kwam van één kant.

Wanneer ouders alles doen voor hun kinderen, als ze hun beste zorgen en vooral hun liefde besteden aan een ziek kind, een kind in problemen dan zal hun liefde ook grotendeels van hun kant: In die zin volgen ze daar het voorbeeld van God, het voorbeeld van Jezus. Hetzelfde is van toepassing op elk woord of daad van echte liefde, vriendschap, onderlinge hulp, aandacht voor zieke en hulpbehoevende mensen… Wij treden dan echt in het spoor dat God getrokken heeft: ZIJN liefde was het eerst.

Johannes schrijft: Gods liefde heeft zich onder ons geopenbaard doordat Hij zijn enige Zoon in de wereld gezonden heeft om ons het leven te brengen. En Johannes benadrukt: niet wij hebben God liefgehad maar Hij heeft ons liefgehad en Hij heeft zijn Zoon gezonden om onze zonden uit te wissen door het offer van zijn leven.

Als onze liefde op die van God willen gelijken, dan betekent dit dat wij naar Gods voorbeeld op de eerste plaats de andere liefhebben, ook als die onvoldoende terug geeft wat wij hem of haar geven door liefdevolle woorden of daden. Dit betekent natuurlijk niet dat in een huwelijksrelatie de liefde van twee kanten moet komen, dat beiden op de eerste plaats de ander gelukkig willen maken. Op dat ogenblik treden we echt in de voetstappen van Jezus. En we mogen dan Jezus’ woorden beluisteren: Gij zijt mijn vrienden als ge doet wat ik u opdraag. Dit is mijn gebod, dat gij elkaar liefhebt.


NAAR INHOUD        NAAR TOP


Jaar B Paaszondag 5 2015

Hand. 9,26-31 Paulus in Jeruzalem / Psalm 22 Voor heel de menigte zal ik U prijzen / 1 Joh. 18-24 Geloven en liefhebben / Joh. 15,1-8 Los van Mij kunt gij niets

Het evangelie van vandaag spreekt christenen echt tot hun hart. Jezus zegt: “Ik ben de ware wijnstok. Blijf in Mij, dan blijf Ik in u en draagt ge rijke vrucht, want los van Mij kunt gij niets.” Sterke woorden. En als christenen moeten we die woorden inderdaad tot ons hart laten spreken.

Los van Jezus blijft ons leven zonder echte vrucht. Eigenlijk zijn deze woorden van Jezus veeleisend. We moeten met Hem verbonden blijven. We moeten met Hem door het leven gaan, met Hem voor ogen, luisterend naar Hem. Alles samen met Hem bespreken… Deze mooie tekst mogen we niet naast ons neerleggen. Het is belangrijk dat wij vruchten dragen, opdat ook anderen de vruchten van Jezus’ dood en verrijzenis zouden plukken, opdat ook anderen de weg van het heil zouden gaan. Onze band met Jezus is niet enkel voor onszelf maar ook voor anderen bron van heil !

Johannes schrijft in zijn eerste brief dat wij van hare moeten geloven in Christus, de Zoon van God, dat wil zeggen dat wij ons leven op Jezus bouwen, Hem bij alles betrekken.

En ook : dat wij elkaar liefhebben zoals Jezus ons geboden heeft. En die liefde moet echt zijn, geen holle woorden. Johannes schrijft: “Wij moeten niet liefhebben met woorden en leuzen, maar met concrete daden!”

Nadat we met Jezus verbonden leven, moeten we dus ook iets van Gods liefde uitdragen naar anderen. Die anderen zijn de mensen van ons gezin, en andere mensen met wie we dagelijks of regelmatig mee in contact komen. Als we bewuster gaan leven als christen, is die naastenliefde niet iets dat er kan zijn of niet. De naastenliefde was reeds in het oude Testament benadrukt. Maar Jezus noemt het zijn nieuw gebod, omdat we van de anderen moeten houden zoals Hij van hen houdt. Welnu, Jezus heeft zijn leven gegeven voor ieder mens, Hij is gekomen voor ieder mens, Hij wil dat ieder mens tot het echte heil komt. Als Hij alles heeft gegeven voor u en voor mij, en voor ieder mens die wij ontmoeten en voor alle anderen veraf: in Nepal, in Burundi en het Midden-Oosten en overal ter wereld… dan moeten wij zeer vaak naar Jezus opkijken als wij mensen ontmoeten. En dan moeten wij ons afvragen: hoe zou Jezus nu willen dat ik voor die ander zou zijn: voor de mensen bij mij thuis, voor mijn vrienden, voor de mensen op mijn werk of in mijn buurt… Ja, de woorden uit de heilige Schrift zijn geen vrijblijvende woorden, geen woorden die we eens even horen en dan vergeten en er niets mee doen…

Vrienden, laten wij eens terugdenken aan wat we met Pasen beloofd hebben; de hernieuwing van onze doopbeloften eist dat we radicaler en van dichterbij Jezus gaan volgen en ons door zijn woord laten leiden. Laat dat vandaag ons verlangen en ons gebed zijn. (Ben Van Vossel 2015)


NAAR INHOUD        NAAR TOP


Jaar B Zondag 4 Pasen (26/04/2015)


Uit de liturgie: Hand. 4,8-12 Bij niemand anders is redding te vinden / Psalm 118 De steen die de bouwers hadden versmaad, die is tot hoeksteen geworden. / 1 Joh. 3,1-2 Kinderen van God / Joh. 10, 11-18 Ik ben de goede Herder


Sommige christenen menen dat het niet van belang is tot welke godsdienst men behoort. Andere christenen zeggen dat men christen moet zijn of dat men anders het einddoel van de mens niet bereikt. Die twee uitspraken kloppen niet helemaal.

Dat alle godsdiensten gelijk zijn is zeker niet waar. In de Joods-Christelijke traditie en vooral in het christendom voel je aan dat je hier te maken hebt met een buitengewoon verheven leer die er is voor zowel gestudeerde als voor heel eenvoudige mensen, voor mensen uit de geïndustrialiseerde wereld als voor mensen uit Ontwikkelingslanden.


 

Anderzijds is het ook niet zo dat alleen christenen het einddoel bereiken dat God voor mensen heeft bestemd. Toch zegt Petrus in de eerste lezing: “Bij niemand anders dan bij Jezus Christus is er redding te vinden.” Als christenen geloven wij ook dat Jezus de enige Verlosser is, de enige redder, door wie wij toegang hebben tot de liefde van de Vader. Maar daarmee zeggen we niet dat alleen christenen dat doel bereiken. Ook anders-gelovigen profiteren van de verlossing van Jezus. Als zij volgens hun geweten leven, zullen ook zij gered worden, omdat Jezus voor alle mensen gestorven en verrezen is. Dat is gewoon aannemen dat God het geluk wil van alle mensen, maar ook dat het door Jezus is dat allen toegang hebben tot de Vader. “Dit is mijn bloed, zegt Jezus, dat voor U en voor allen wordt vergoten tot vergeving van de zonden.”


Dit moet ons niet doen denken dat het niet van belang is in Jezus te geloven.. Wij mogen dankbaar zijn dat we Hem kennen, dat we zijn woorden kregen tot onze troost en kracht, als de ideale wegwijzer op onze weg naar het geluk. Door ons leven en ook soms door onze woorden mogen wij getuigen zijn van Gods liefde voor ieder mensen en van de verheven schoonheid en waarheid van het Blijde Nieuws dat Jezus gebracht heeft door zijn leven en zijn woorden…

Door Jezus zijn wij kinderen van God. Het is onze roeping om dan ook te leven als Gods kinderen door ons geloof, onze hoop en onze liefde voor God en onze medemensen.


Als kinderen van God, gered door Jezus, staan wij er niet alleen voor in deze wereld. Jezus zegt ons vandaag, tot ons als parochie en tot ieder van ons persoonlijk: Ik ben de Goede Herder. Jezus is geen huurling die geen hart heeft voor de schapen die niet van Hem zijn. Jezus is de goede Herder. Hij gaf zijn leven voor ons. Hij laat ons ook vandaag niet in de steek. Het probleem is dat wij Hem wel in de steek laten. Wij gaan onze eigen wegen. Wij lopen de rijkdom en de welvaart achterna, wij vullen onze tijd volgens onze eigen goesting.


Wij worden vandaag uitgenodigd om Jezus echt een plaats te geven in ons leven, en niet zòmaar een plaats, maar Hem op de ereplaats stellen en ons door zijn woord te laten leiden. Hij spreekt tot ons door de Schrift, door de Kerk, door het goede getuigenis van echte christenen, Hij spreekt ook in ons hart… Jezus nodigt ons uit om te luisteren naar zijn stem, zoals de schapen hun herder volgen.

Misschien is dit wel een sterke uitnodiging voor ieder van ons en voor ons als parochie om beter naar Jezus te luisteren, ook in de stilte en het gebed, zodat zijn woord wortel kan schieten in ons hart en zo in ons leven. Dan zullen we kunnen beantwoorden aan onze roeping van Kinderen van God. Als wij zo leven wordt ons leven ook een waarachtig getuigenis naar anderen toe. (Ben Van Vossel 2015)



NAAR INHOUD        NAAR TOP



Zondag 3 Pasen (19/04/2015)

Getuigen van de verrezen Heer

Liturgische teksten: Hand.3,13-15.17-19 Overgeleverd en verrezen volgens de schriften / Psalm 4, 2.4.7.9 Heer, laat uw licht over ons opgaan / 1 Joh.2,1-5a  Zondeloze Jezus Christus maakt alle zonden goed / Lk.24,35-48 Kijk naar mijn handen en voeten. Sterven en verrijzen is volgens de Schriften. Getuig!


De derde Paaszondag. Niet te verwonderen dat in de lezingen de verrijzenis van Jezus nog volop ter sprake komt. Jezus wordt er genoemd: de dienaar van God, de Heilige en Gerechte, de vorst van het leven, de Messias van God, de voorspreker bij de Vader… We zien ook hoe Hij bij zijn leerlingen komt en hen de vrede toewenst, dat het hen goed mag gaan, dat ze vrede in hun hart mogen hebben. Zijn doorboorde handen en voeten moeten voor hen een teken zijn van identificatie, dat Hij het echt is.. Op heel eenvoudige wijze gaat Hij met hen om. En Hij opent als het ware hun geest opdat ze de Schriften goed zouden begrijpen en in die voor hun heilige geschriften zouden zien hoe ze ook spreken over het lijden en sterven van de Messias, ja, maar ook over zijn opstanding op de derde dag en dat omwille van Hem alles nieuw wordt, ook het hart van de mens, vergiffenis van zonden.

Maar dan zegt Jezus iets speciaals: "te beginnen met Jeruzalem moet gij van dit alles getuigen."

Het is inderdaad zo dat wij als christen geroepen zijn om te getuigen dan de verrezen Heer. Maar om te kunnen getuigen moeten wijzelf eerst overtuigd zijn, niet alleen in ons hoofd maar vooral in ons hart. Het feit dat Jezus verrezen is en dat Hij ons verlost heeft en naar de Vader leidt moet vreugde brengen in ons hart, innerlijke vrede, zekerheid, hoop. Wij mogen met Hem spreken, we mogen op Hem beroep doen, wij mogen Hem nabij weten op elk ogenblik. En dat moet tot uiting komen in ons dagelijks bestaan, het moet, zoals men zegt, tot een tweede natuur worden.


Leven als leerlingen van Jezus zal betekenen dat wij op zijn kracht, zijn Bijstand rekenen; dan zal ons leven inderdaad kunnen getuigen van hoop, hoop ook midden beproevingen, tegenslagen, allerlei zorgen, ziekte... Die hoop kunnen wij onszelf niet geven, die moeten wij vragen. Het wordt dan een sterk teken van ons geloof in de Opstanding van de Heer. En naast de hoop, de zekerheid van de nabije liefde en hulp van de Heer mogen ook de vreugde, de vriendelijkheid en behulpzaamheid teken worden van ons toebehoren aan de Heer.


Die gerichtheid naar de anderen, beste vrienden, is niet gewoon wat filantropie, menslievendheid; het heeft te maken met onze opdracht om Jezus uit te stralen: de verrezen Heer wil doorheen ons ook anderen brengen tot vrede, vreugde, de zekerheid dat ze niet verlaten worden. Bovendien vraagt de Heer ons dat we Hemzelf zouden weten te herkennen in de ander: "Wat gij voor de geringste van mijn broeders hebt gedaan, dat hebt ge aan Mij gedaan."


Pasen en heel deze Paastijd is vol van de genade van de verrezen Heer die ons nabij is, die ons bezielt maar die ons ook helpt om van Hem te getuigen, soms door ons woord, maar altijd door ons leven, doorheen onze omgang met onze medemensen.

Moge de verrezen Heer ons helpen om ook in de wereld van vandaag zijn getuigen te zijn, in alle eenvoud maar ook in grote trouw aan onze doopbeloften waarin wij beloofd hebben zijn Weg te gaan. (Ben Van Vossel 2015)



NAAR INHOUD        NAAR TOP


ZONDAG 2 PASEN

(Beloken Pasen = besluit van de Paasweek) (12/04/2015)

De Heer doet zich kennen

Liturgische teksten: Hand. 4,32-35 Getuigen van de verrijzenis van de Heer / Psalm 118 (117) Brengt dank aan de Heer, want Hij is genadig; eindeloos is zijn erbarmen! / 1 Joh. 5,1-6 Geloven dat Jezus de Zoon van God is / Joh 20,19-31 Zalig die niet zien en toch geloven


‘Niet zien’ en toch ‘geloven’. Thomas geloofde de andere apostelen niet, als ze zeiden dat de Heer verrezen was: “Wij hebben de Heer gezien.” En hij vraagt dan toch nogal veel, niet enkel dat Hij de verrezen Heer zou zien, maar dat hij Hem ook nog zou kunnen aanraken, nl. in zijn wonden, want dàt zou voor Thomas het definitieve bewijs zijn dat het wel degelijk Jezus was.

En kijk, Jezus komt hem daarin tegemoet en nodigt hem uit om zijn hand in zijn zijde en de plaats van de nagelen aan te raken. Ik vermoed dat Thomas dat niet meer gedaan heeft, maar dat hij op dat ogenblik reeds ‘gelovig’ was. Hij spreekt dan ook een sterke geloofsbelijdenis uit: “Mijn Heer en mijn God.”

Misschien zijn wij ook wel eens een ‘ongelovige Thomas’. Ik denk dat de Heer dat ook wel veerstaat. De moderne tijd en het nieuwe heidendom in onze streken, maakt het ons niet gemakkelijk om gelovig te blijven. Bekende Vlamingen kunnen het soms niet laten om te ‘getuigen’ (?): “Ik kom uit een katholiek nest, maar nu ben ik agnost, ik hou me met het geloof niet meer bezig…” Ons geloof wordt inderdaad vaak op de proef gesteld door het ongeloof dat ruim verspreid is en dat vooral ook de jonge mensen heeft aangestoken…

Hoe gaan wij dan om met ons geloof en met ons geloof in dat kernpunt van ons geloof: de verrijzenis van Jezus.

Eerst toch dit zeggen: als ik niet leef volgens mijn geloof, ga ik stilaan dat geloof kwijtspelen. Ik toon dan immers door mijn leven dat het geloof niet veel betekenis heeft voor mij. Zo verzwakt mijn geloof en houdt het geen stand als het beproefd wordt door tegenslagen of door allerlei zaken die we horen of lezen.

Zoals Tomas zien wij ook de verrezen Heer niet en kunnen we Hem niet aanraken. En toch wil de Heer zich ook aan ons openbaren, wil Hij zich ook aan ons doen kennen. Hoe gebeurt dat dan?

Juist op tegengestelde manier als wat ik zojuist zei: Als ik daden stel van geloof, als ik leef volgens mijn geloof, als ik goed ben voor anderen, als ik tracht te leven volgens wat God van mij verlangt… Dan zal er diep in mijn hart vrede komen, een soort zekerheid en vreugde. Dat is een aanraking door de verrezen Heer. Hij toont dat Hij bij u is. Zoals Hij ooit gezegd heeft en zoals de priester nog bidt in elke eucharistie: “Vrede laat Ik u na; mijn vrede geef Ik u. Niet zoals de wereld die geeft, geef Ik hem u. Laat uw hart niet verontrust of kleinmoedig worden. … Ik ga heen, maar Ik keer tot u terug… . Dit zeg Ik u, opdat mijn vreugde in u moge zijn en uw vreugde volkomen moge worden. (Joh. 14,27-28; 15,11).

Er zijn nog andere momenten waarop de Heer ons aanraakt met zijn bemoediging en zijn vrede: wanneer je met Hem spreekt in het gebed; wanneer je met geloof en liefde te communie gaat; wanneer je een zieke bezoekt of iemand helpt of geduldig beluistert… De Heer kijkt u op dat ogenblik met liefde aan. Je ziet Hem niet, maar je ervaart Hem. Als je sommige teksten leest in de Bijbel; of wanneer je – zoals Franciscus van Assisi – met liefde en bewondering kijkt naar de schepping, naar planten en vruchten, naar de zonsondergang, of de zang van de vogels beluistert… dan kan in je hart een grote dankbaarheid ontstaan omdat de Heer je dat alles laat meemaken.

En als je beproefd wordt, als je ziek bent of iemand van je geliefden… Je kan dan denken “God is ons vergeten, God laat ons in de steek”. Maar als je het af en toe stil laat worden in uw bedroefd of opstandig hart, dan zal je weer – ook  af en toe – de vertroosting ervaren van de heilige Geest, die Jezus aan zijn volgelingen beloofd heeft.

Er valt hier nog veel over te zeggen zegt Johannes in zijn evangelie. Het komt er op aan dat we aandacht schenken aan de tekenen die God ons geeft, zodat we de stap kunnen zetten van een zeker ongeloof naar het blijde geloof in de Verrezen Heer, die ons altijd nabij blijft. “Zalig die niet gezien en toch geloofd hebben.”  (Ben Van Vossel 2015)


NAAR INHOUD        NAAR TOP


Paaszondag

Hand., 10,34 A. 37 – 43 / col., 3,1-4 / Johannes 20,1-9


In de eerste lezing, genomen uit de Handelingen der Apostelen, krijgen wij in een paar woorden de eerste christelijke verkondiging:

"gij weet wat er overal gebeurd is: hoe Jezus van Nazareth weldoende rondging, hoe men hem aan het kruishout heeft geslagen en vermoord, hoe God hem op de derde dag deed opstaan.  Hij gaf ons de opdracht te getuigen. Van Hem leggen trouwens alle profeten getuigenis af dat ieder die in Hem gelooft door zijn Naam vergiffenis van zonden verkrijgt."

Kort samengevat: "Jezus ging al weldoende rond, Hij werd gekruisigd, Hij is verrezen en wij zijn zijn getuigen."


Die Jezus, die niet aanvaard werd is toch de Redder van de wereld, heeft de mensheid opnieuw tot het licht gebracht.

Deze Paasboodschap klinkt ongehoord. Maar weinig mensen voelen zich zondig omdat ze leven volgens eigen norme. En voor zover er sprake is dat Jezus de mensheid heeft gered, is men van oordeel dat daar dan toch maar weinig van te merken is. Dan lijkt de christelijke Paasboodschap maar weinig betekenis te hebben, ze sluit dan niet aan bij het leven.


Laten we echter niet stekeblind zijn. Wanneer we naar onze wereld kijken, is die verre van ideaal. Dat is van alle tijden en dat is het ook vandaag. Wij lezen ervan in de kranten, wij zien en beluisteren het in onze media: in heel de wereld zijn er spijtige toestanden. Wij treffen het kwaad zelfs aan in eigen omgeving. Juist aarzelen we nog om dat kwaad ook in eigen hart, in eigen leven te erkennen. En toch, als we eerlijk zijn durven wij in de stilte van ons hart ook aan God bekennen dat onze liefde, onze inzet voor anderen, onze aandacht voor mensen die het moeilijk hebben heel beperkt is; voor God maken we maar weinig tijd, wij hebben altijd belangrijker dingen te doen...


We moeten aan onszelf bekennen dat we nood hebben aan inzicht, aan kracht, enthousiasme, ruimdenkendheid, vergevingsgezindheid... Wij hebben in feite nood aan contact met de Verrezen Heer. In deze Eucharistie mogen wij met vreugde de verrijzenis vieren van Jezus en tegelijkertijd dat Hij ons in dat nieuwe leven is voorgegaan. Dat nieuwe leven dat hier op aarde reeds mag beginnen. Wij vragen Hem dat hij ons nu al meetrekt in het leven van de Nieuwe Mens, dat Hij zijn liefde, zijn inzet, zijn Godsverbondenheid aan ons wil meedelen.

Met vreugde zullen we af en toe mogen vaststellen dat hij zijn werk in ons al voor een deel heeft kunnen verwezenlijken. Door het contact met Hem, door het vieren van zijn grote Daden, door het beleven van zijn Woorden kan de heilige Geest in ons het beeld van de nieuwe mens vorm geven. Ook vandaag willen wij opnieuw verzaken aan het kwaad, het egoïsme, bezield door de Heilige Geest metterdaad de weg van Jezus gaan. Dat is onze doortocht, dat is ons Pasen.

En op die manier wordt het gelaat van de aarde vernieuwd doordat wij onszelf laten vernieuwen door de kracht van de Verrezen Heer. (Ben Van Vossel 2015)


NAAR INHOUD        NAAR TOP


Een korte bezinning bij STILLE ZATERDAG


Stille zaterdag. Je zou denken: een dag om zo snel mogelijk te vergeten, maar dat zou niet goed zijn. Jezus werd op goede vrijdag na de brutale marteling en de kruisdood tenslotte in het graf gelegd. Het sprookje was uit voor de leerlingen, de leraar en heer had gefaald, was in de steek gelaten door God. Deze stille zaterdag betekent enerzijds dat Jezus werkelijk gestorven was, het betekent ook zijn totale verlatenheid, geen mens kon hem nu nog helpen. De zware steen sluit zijn dode lichaam in het graf. Hij is naamloos alleen.

Maar stille zaterdag betekent ook voor de mensheid de schijnbaar de totale verlatenheid door God. De Redder is weg. Deze zaterdag is voor de christen een dag van bezinning: wat zou het zijn als Jezus er niet meer was, wat zou het zijn als er geen Redder meer was, wat zou het zijn als God ons totaal verlaten had.

Beeld u eens in en dat God niet meer naar ons zou omzien, dat Jezus ons de rug zou toegekeerd hebben. Terwijl we in de onmogelijkheid zijn om onszelf te redden. Het is goed om ons dat eens in te denken. Om eens die verlatenheid en droefheid te ervaren.

Maar natuurlijk, ónder die ervaring van verlatenheid door God smeult de hoop dat God zijn Messias en dus ook ons allen niet in de steek laat. En dan is er dat mysterie van Jezus die aan de doden het blijde nieuws gaat brengen dat er verlossing is, dat er redding en toekomst is vanwege God. Ja, dat er verrijzenis is. Dat vieren we dan deze nacht de Paasnacht. "De Heer is verrezen. Hij is waarlijk verrezen."

In de Byzantijnse liturgie zingt mijn: "ja, Christus is verrezen, door zijn dood overwon hij de dood. Aan hem die in het graf zijn heeft hij het leven verkondigd." (Ben Van Vossel 2015)


NAAR INHOUD        NAAR TOP



BEZINNING VOOR GOEDE VRIJDAG 3/04/2015


Aan de rijkdom van de liturgie in de goede Week, valt eigenlijk niets toe te voegen. Je kan er alleen sommige zaken in onderlijnen, in de trant van: dàt treft me dit keer, dààraan had ik niet direct gedacht. Iets toevoegen kan natuurlijk wel als je sommige zaken wilt concretiseren. Als je bv. denkt aan die meer dan honderd jonge christenen die gisteren in Kenia werden vermoord, gewoon omdat ze christen waren. Onschuldigen. Ja, dan sta je wel dicht bij Jezus die ook onschuldig was en toch werd gearresteerd, mishandeld, overgeleverd aan heidenen en gekruisigd…


Goede Vrijdag toont ons Jezus in die ellendige toestand van een gevangene die dan ook nog gekleineerd wordt, zelfs als Hij aan het kruis hangt te sterven. Hij zal zijn pijn ook wel uitgeschreeuwd hebben, zijn verlatenheid… maar ook zijn Godsvertrouwen. “Ondanks alles, Vader, blijf Ik op U vertrouwen”.


Wat is de zin van het lijden? Het lijden van zovelen? Het lijden in eenzaamheid en in klinieken, het lijden in de harten, de pijn en eenzaamheid, het verraad, het misbruik, het bedrog… Lijden in al zijn vormen. Je kan natuurlijk altijd zeggen: het lijden heeft geen zin. Maar minstens in Jezus’ geval kunnen we dat niet zeggen. Voor Hem was dat lijden en die smartelijke kruisdood de weg naar de Vader. Als onschuldige Zoon van God vertrouwde Hij zich helemaal toe aan de Vader, tot het uiterste, tot het laatste ogenblik.


Maar àls Zoon van God, mensgeworden zoals wij, heeft Hij ons meegenomen in die totale toewijding aan de Vader. In zijn Menswording en zijn leven van totaal Godsvertrouwen en toewijding aan de Vader, heeft Hij de zware steen van de zonde die op de mensheid woog, weggeduwd, verbrijzeld. Jezus is nu de weg, waarlangs mensen ongehinderd, onbevreesd en in volle vertrouwen tot God, hun einddoel kunnen gaan.


Sedert Jezus’ Menswording, sedert zijn lijden en Verrijzenis heeft heel het menselijk leven zin, betekenis, toekomst. Ons leven, ons werken, ons liefhebben, ja, ook ons lijden en onze dood, hebben zin omdat Jezus ons daarin is voorgegaan... Hij heeft de zinloosheid van ons bestaan weggenomen en omgedoopt in zinvolheid. Ook in onze verlatenheid, ons lijden en donkere dagen mogen wij opzien naar het Kruis en bidden “Heer Jezus, Zoon van God,, ontferm U over mij, ontferm U over ons, zondaars”, want door uw kruis kwam er zegen over de mensheid.

 (Ben Van Vossel 2015)


Witte Donderdag 2015

Ware broederliefde - Eucharistie


Vrienden, we zijn opnieuw de Lijdensweek ingegaan. En dan komt er zo’n soort ontroering over ons, een speciaal aanvoelen dat we met een diep mysterie te maken hebben. Het beroert ons, het kan ons zelfs ontroeren: De Heer die veroordeeld, gemarteld en gekruisigd gaat worden… En op deze avond zat Hij samen met zijn vrienden, wier vriendschap even later toch wel kwetsbaar blijkt te zijn. Hij zit met hen aan tafel en stelt twee grote symbolische daden, die hen scherp zullen aanspreken, maar waarvan ze de draagwijdte slechts stilaan zullen begrijpen.


Jezus legt zijn mantel af, kleedt zich als een knecht en gaat dan al een slaaf de voeten wassen van zijn leerlingen. Dat doe je niet als Meester. Dat hoort niet! Jezus doet het wél. Zij zullen dit nooit meer kunnen vergeten. Jezus, naar wie ze zo op teken, vernedert zich hier en maakt hen zo duidelijk dat echte broederliefde de hoogmoed en het egoïsme uitschakelt. Zich boven anderen verheffen kan niet samengaan met ware broederliefde. Jezus zegt hun: "gij noemt mij heer en meester, en dat ben ik, maar ik heb u een voorbeeld gegeven opdat gij zou doen zoals ik u gedaan heb."

Jezus stelt nog een ander teken.


Tijdens de maaltijd neemt hij het brood, breekt het en deelt het rond: dit is mijn Lichaam voor u. En op het einde van de maaltijd, wanneer de laatste beker wordt rondgedeeld zegt hij: dit is mijn bloed, het bloed van het nieuw en eeuwig verbond. Blijf dit doen om mij te gedenken.

Dit teken stellen wij vandaag nog en wij zullen het blijven doen om Jezus dankbaar te gedenken: hij wilde bij zijn vrienden blijven, hij wilde dat zij hem aanwezig zouden weten telkens wanneer zij samen kwamen voor de heilige maaltijd waartoe Hij hen uitnodigde.


Vandaag, op Witte Donderdag, willen wij ons speciaal focussen op die twee sprekende tekenen. De oprechte broederliefde, de ware naastenliefde waarbij wij ons, zoals Jezus, echt ten dienste stellen van het geluk van anderen: mensen om ons heen, mensen bij ons thuis, in onze buurt en overal waar de Heer ons in contact brengt met menselijke nood.

Wij willen dat doen zonder hoogmoed, zonder pretentie, edelmoedig, gewoon omdat Jezus ons dat voorbeeld gaf en hij ons ooit gezegd heeft: wat gij aan de geringste van mijn broeders hebt gedaan dat hebt ge aan mij gedaan.

Ook dat tweede teken van Jezus willen wij blijven herhalen: als Jezusmensen willen wij samenkomen rond brood en wijn om Hem te gedenken, om Hem in ons midden te weten, om vanuit dat contact met Hem te groeien in zijn geest: in liefde voor onze medemensen en in liefde en dankbaarheid tegenover God.


Laten wij dan in dit ontroerend samenzijn naar Jezus opkijken, naar zijn dienende liefde, en in grote dankbaarheid deelnemen aan de heilige maaltijd waartoe Hij ons uitnodigt. (Ben Van Vossel 2015)


NAAR INHOUD        NAAR TOP


Palmzondag (29/03/2015)

Korte bezinning bij het ‘Lijdensverhaal’

Eigenlijk behoeft deze Palmzondag geen homilie. Toch hebben vroegere kerkvaders er altijd wel een woordje aan willen toevoegen, ook aan dat lange Lijdensverhaal. Gewoon om heel dat gebeuren van de Goede Week, met de doortocht van de Heer doorheen het Lijden, tot het hart van hun christenen te brengen. Daartoe diende ook het levendig voordragen van het Passieverhaal door verscheidene personen, waarbij de hoofdcelebrant meestal de woorden van Jezus uitsprak.


Onze Heer heeft het lijden en de smadelijke kruisdood niet willen ontvluchten; Hij wou zijn woorden en zijn toegewend staan naar de Vader niet willen tegenspreken. Hoewel Hij er lichamelijk aan  stuk ging en hoewel zijn vertrouwen op de Vader zwaar op de proef werd gesteld, is Hij zichzelf trouw gebleven. Zodat zijn volgelingen Hem die laatste woorden konden toeschrijven: “Alles is volbracht. Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest”. Zelfs Marcus, die ons het kortste evangelie heeft bezorgd, laat Jezus de eerste woorden van psalm 69 uitroepen: “Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten”.  Je zou het een gebed van wanhoop kunnen noemen, maar die psalm eindigt met de hoopvolle en vertrouwensvolle zekerheid dat God zijn trouwe dienaar niet in de steek zal laten en zijn leven tot voltooiing zal brengen…


Wij mogen dat smartvol lijden van onze Heer diep tot ons hart laten spreken. Het is echt niet zomaar een verhaaltje Het is pijnlijke realiteit geweest. Het is het zichtbaar en onuitwisbaar teken geworden van Gods liefde tot het uiterste.


En ons antwoord kan alleen maar dankbaarheid zijn, erkentelijkheid en aanbidding, ons neerbuigen voor die goddelijke daad van liefde Die we deze week verder zullen vieren Witte Donderdag, Goede Vrijdag en Stille Zaterdag. Pas daarna zullen wij het goddelijk antwoord vieren met de Opstanding van Jezus met Pasen.  (Ben Van Vossel 2015)

Lijdensverhaal van OHJX volgens Marcus (in diapresentatie)


NAAR INHOUD        NAAR TOP


Jaar  B Zondag 5 Vasten (25/03/2012)

Jezus, oorzaak van eeuwig heil

Jer. 31,31-34 Een nieuw verbond, Ik vergeef hun misstappen / Psalm 51 Schep in mij een zuiver hart, mijn God / Hebr. 5,7-9 De gehoorzame Christus, oorzaak van eeuwig heil / Joh. 12,20-33 Jezus, de vruchtbare graankorrel


Jezus zegt over Zichzelf: De koning van deze wereld zal worden buitengeworpen; en wanneer Ik van de aarde zal zijn omhoog geheven zal Ik allen tot Mij trekken.  Zo eindigt het evangelie van vandaag. En Johannes voegt er deze bedenking aan toe; ‘Hiermee duidde Hij aan welke dood Hij zou sterven’. Jezus zal inderdaad omhoog geheven worden aan het kruis, maar voor Johannes betekent dat tegelijkertijd dat Hij overwonnen heeft en zal verheerlijkt worden. Hij heeft ons liefgehad tot het uiterste. Jezus zegt het even tevoren: Het uur is gekomen dat de Mensenzoon verheerlijkt wordt; als de graankorren niet in de aarde valt en sterft blijft Hij alleen; maar als hij sterft brengt hij veel vrucht voort…

Het is geen aantrekkelijk vooruitzicht: eerst het lijden en sterven om dan wel tot de verheerlijking te komen… Jezus had ooit de vergelijking gebruikt: “Als een vrouw haar kind gaat baren brengt dat onrust en pijn met zich mee, maar eens dat het kind geboren is denkt ze niet aan al die moeite en pijn, van vreugde dat er een nieuwe mens geboren is.”

Jezus kon zijn leven redden. Hij moest maar zijn vleugels wat intrekken, zijn woorden wat minder scherp maken als Hij sprak over de geestelijke leiders van het volk, Hij moest zich maar wat koest houden en dan Hij zou geen tegenkanting gekregen hebben…

Maar nu bleef Hij trouw aan zijn zending: het Blijde Nieuws onverkort prediken en Gods goedheid tonen in woord en in daden van genezing en van bevrijding van kwade machten. Om de mensheid weer tot leven te brengen moest Hij trouw die zending volbrengen. Hij moest daarvoor de zware barensweeën ondergaan van : de verwerping door zijn volk, het verraad van Judas, de doodsangst, vertrouwen op God ondanks het pijnlijke lijden en het smadelijke sterven op het kruis als een misdadiger… In de brief aan de Hebreeën hoorden we deze woorden: “Toen Jezus het einde had bereikt, is Hij voor allen die Hem gehoorzamen, allen die naar Hem opkijken oorzaak geworden van eeuwig heil. “

We leven toe naar de Lijdenstijd die voorafgaat aan Pasen.  Wij voelen ons uitgenodigd tot dankbaarheid voor wat Jezus voor ons heeft volbracht, Hij, Gods Zoon, die ons bestaan is komen delen om de macht van het kwaad te breken. Wij worden nu uitgenodigd om bij Hem aan te sluiten, om naar Hem op te zien zoals de Israëlieten in het  Oude Verbond moesten opzien naar de koperen slang om genezing te vinden. Wij moeten nu opzien naar Jezus, de Gekruisigde opdat we dieper de oneindige liefde zouden gaan begrijpen van God die zelfs zijn eigen Zoon niet heeft gespaard, Jezus, die in alles Gods verlangen zou doen tot het bittere einde…

Zo kwam er zegen over de hele wereld. Laten wij opzien naar Jezus om die weergaloze liefde van God diep in ons  hart te beseffen, zo zullen wij komen tot dankbaarheid én ook tot navolging. Navolging doorheen de vreugden, maar ook doorheen de pijnlijke en droeve kanten van het leven, de mislukkingen en zorgen… en dat alles beleven in eenheid met Jezus, die ons is voorgegaan en die onze sterkte is om vertrouwvol te volharden en die onze hoop is op Opstanding en eeuwig leven.  (Ben Van Vossel 2015)



NAAR INHOUD        NAAR TOP


Jaar B Zondag 4 Vasten (15/03/2015)

2 Kron. 36,14-16.19-23 Gestraft maar gered / Ps. 137 Aan Babylons stromen… / Ef. 2,4-10  Rijk aan erbarming / Joh. 3,14-21 Zozeer heeft God de wereld liefgehad


1ste omhaling Broederlijk Delen


De lezingen uit de liturgie van deze 4de zondag van de Veertigdagentijd sleuren ons alle kanten op. Het is eerst en vooral de lezing uit het oude testament waarin ons getoond wordt hoe het Joodse volk, en vooral dan de leiders, afwijken van God. Zij luisteren niet naar de profeten. De koning van Babel laat de tempel in brand steken alle paleizen plat branden en zeer velen maakt het tot slaven. Deze ballingschap zal vele jaren duren tot, tijdens het Perzische rijk, ze mogen terugkeren naar Jeruzalem en een tempel bouwen. Het is tijdens de ballingschap dat het eenvoudige joodse volk tot bezinning komt, de kleine rest, die zich bewust wordt dat ze van God waren afgeweken en dat deze ballingschap in feite een kans is om zich te herpakken. Misschien dat wij deze vastentijd ook kunnen zien als een kans om ons sterker van Gods aanwezigheid en van zijn verlangen bewust te worden en ons naar hem toe te keren.


In de brief aan de christenen van Efeze, schrijft Paulus dat wij door Gods liefde, niet door onze eigen inspanningen, het heil, het blijvende geluk hebben ontvangen; wij zijn met Christus geroepen om door goede daden te tonen dat God ons gered heeft, dankzij zijn genade.


En dan is er het evangelie. Jezus krijgt bezoek van een vooraanstaande van het joodse volk. Nicodemus is bereid om Jezus te herkennen als Messias, maar toch heeft hij nog allerlei bedenkingen. Jezus laat hem dan aanvoelen op welke wijze God de wereld weer tot zich wil trekken: “God heeft de wereld zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat al wie in Hem gelooft niet verloren zal gaan maar eeuwig leven zal hebben.”

Ook voor ons blijft Jezus en zijn kruisdood het teken van Gods liefde tot het uiterste. In Jezus, zijn geliefde Zoon, heeft Hij alles gegeven voor het geluk van de wereld. Door Jezus zal de wereld gered worden.


Het is een vreugdevolle boodschap. En toch hebben wij ook onze aarzelingen, onze bedenkingen, zoals Nicodemus. Wij zijn gered, de wereld is gered, maar we zien er soms zo weinig van. Wij moeten niet zozeer naar het slechte in de wereld kijken, het verkeerde in onze medemensen. Wij ervaren in ons eigen leven dat het niet altijd gemakkelijk of vanzelfsprekend is om te leven in het licht. Nochtans is dat de opgave voor ieder christen: dat wij nu reeds de kracht van Jezus, van zijn dood en verrijzenis, in ons laten doorwerken. Wij hoeven nog niet volmaakt te zijn, dat is geen enkel mens, maar wij moeten met vertrouwen naar God toe gaan, vertrouwend op zijn liefde, zijn barmhartigheid. Als wij ons voortdurend naar Jezus toe wenden, vaak zijn naam herhalen, met geloof, met liefde, met vertrouwen, dan zal zijn kracht en zijn licht stilaan ook zichtbaar worden in ons leven.


Deze veertigdagentijd is dan ook een tijd bij uitstek om met vernieuwd vertrouwen naar Jezus op te zien, wat aandachtiger te bidden, wat vaker een of andere tekst uit het evangelie te overwegen, met wat meer liefde de Heer te ontmoeten in de heilige eucharistie, hem te dienen door Broederlijk te Delen. Zo leven we naar Pasen toe. Laten we deze gunstige tijd niet aan ons voorbij gaan. (Ben Van Vossel 2015)



NAAR INHOUD        NAAR TOP


Jaar B zondag 3 Vasten

Wegwijzers naar het geluk

Ex 20,1-17 Gods wegwijzers / Psalm 19 Heer, uw woorden zijn woorden van eeuwig leven / 1 Kor. 1, 22-25 Christus, God kracht en Gods wijsheid / Joh. 2, 13-25 De afgebroken tempel in 3 dagen doen herrijzen


Als gelovige mensen, als christenen spreken we uit dat wij door God gewild zijn, dat Hij de Schepper is en dat Hij ook onze toekomst is. Zijn hart heeft ons geboren laten worden en zijn hart zal ons ook onthalen als ons lichaam het leven niet meer kan dragen. Maar in die tussentijd, tussen geboorte en dood, laat God ons toch niet aan ons lot over. Dat is ook zo voor de hele mensheid. In de volheid van de tijd heeft God zijn Zoon gezonden om ons in de mogelijkheid te stellen als Gods kinderen te leven. God had trouwens reeds de wegwijzers aangewezen waardoor wij zouden leven volgens zijn verlangen. Gods verlangen valt trouwens samen met ons geluk. Die wegwijzers van God noemen wij wel eens de 10 geboden; maar eigenlijk zijn het wegwijzers naar het geluk. Die wegwijzers werden aan het Joodse volk aangeboden omdat zij het uitverkoren volk waren. Andere volkeren moesten het stellen met wat in hun hart geschreven stond.


Soms heeft het Joodse volk de aanwijzingen die God hem gaf doorheen Mozes nageleefd, maar zonder liefde tot God; eigenlijk om enkel te voldoen aan wettische voorschriften. Jezus, die ook een jood was, had een sterk aanvoelen van wat het betekende te leven volgens Gods wet. Hij voelde bijvoorbeeld aan dat je in de tempel geen handel moest drijven; hij had veel eerbied voor het Huis van God.

Het evangelie van vandaag gaat echter niet alleen over het nakomen van Gods verlangen en de eerbied voor God. Het gaat ook over de tempel. "Breek deze tempel af en in drie dagen zal ik hem doen herrijzen," zegt Jezus. En hiermee bedoelde hij niet die tempel die, hoe prachtig ook, door mensenhanden was gemaakt. Jezus sprak over zijn lichaam dat zou afgebroken worden en na drie dagen zou verrijzen. Het is niet zonder betekenis dat Johannes dit evangelie, dit gebeuren plaatst vlak voor een Paasfeest. Deze derde zondag van de veertigdagentijd laat ons zo reeds denken aan wat Jezus gaat overkomen in de goede week: zijn verwerping door zijn volk, zijn gevangenneming, zijn lijden, kruisdood en zijn verrijzenis.

Dit alles mag ons niet koud laten. Deze veertigdagentijd, deze heilige vastentijd moet er ons van doordringen hoeveel onze weg naar het geluk door Jezus is mogelijk gemaakt. Het moet ons vervullen van dankbaarheid.

Maar ook wijzelf moeten er iets uit leren. Wij moeten dieper leren luisteren naar het verlangen van God. Wij moeten God de vreugde geven dat zijn kinderen die weg naar het geluk ook daadwerkelijk gaan. Die weg loopt niet altijd over rozen. Het kan ons soms heel wat kosten om trouw te zijn aan Gods verlangen. Vaak maken wij onszelf wat wijs, vaak laten wij ons egoïsme de overhand nemen. Misschien moeten wij vaker opzien naar de gekruisigde, die alles gegeven heeft voor ons geluk.

Het leven tussen onze geboorte en onze doortocht door de dood heen, het leven dat we nu leiden is het echte leven. Daarom is het belangrijk dat we niet in een droom leven, dat we leven te licht opnemen. Wij moeten God vragen dat, hoewel wij de vreugde mogen kennen zijn kinderen te zijn, we dit leven ook ernstig opnemen, en ons inspannen om ondanks alle moeite toch te leven volgens Gods verlangen, heel concreet en met volharding. Zo zal de vreugde van het evangelie diep in ons hart leven en zal ze ook uitstralen naar buiten toe.

Laat deze derde week van de Vasten een uitnodiging zijn om meer op Jezus te gelijken, ook in ons Broederlijk Delen. Jezus' hart was voortdurend gericht op de Vader en op het weldoende rond gaan tussen de mensen. Laten wij naar hem opzien die we hier in deze viering mogen ontmoeten. Hij wil onze kracht zijn in ons op weg gaan naar Pasen.

 (Ben Van Vossel 2015)


NAAR INHOUD        NAAR TOP


Zondag 2 Vasten (1/03/2015)

Vertrouwen midden beproeving

Gen. 22,1-2.9a.10-13.15-18 Offer van Abraham / Psalm 116 Ik mag weer leven onder Gods oog in het land van de levenden / Rom. 8,31b-34 Hij heeft zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard / Mk. 9,2-10 Gedaanteverandering.


In de liturgie van vandaag klinkt het enerzijds een vreugdevolle boodschap: de eerste lezing toont ons immers het geloof van Abraham en de redding van zijn zoon, Izaäk met dan ook nog de heerlijke belofte van God dat door de nakomelingen van Abraham zegen zal komen over alle volkeren, omdat Hij naar God heeft geluisterd. De lezing uit de Romeinenbrief geeft onze deze verheugende boodschap: als God voor ons is, weten we dat Hij ons omwille van Jezus nooit de rug zal toekeren. En in het evangelie tenslotte mogen we getuige zijn van de verheerlijking van Jezus op een hoge berg.  


Deze teksten uit de liturgie van deze tweede zondag van de veertigdagentijd hebben toch ook een – in ons menselijk aanvoelen - donkere kant: Abraham die zijn zoon moet offeren; God die zelfs zijn eigen zoon niet heeft gespaard maar voor ons allen heeft overgeleverd. En het evangelie waarin Jezus, ondanks verheerlijking, spreekt over zijn opstaan uit de dood. Die redding van Isaäk, God die voor ons is, en Jezus die verheerlijkt wordt... dat alles wordt voorafgegaan door een beproeving, het is als het ware een pijnlijke doortocht, doorheen het lijden naar redding en verheerlijking.

De veertigdagentijd is een periode die voorafgaat aan Pasen. Pasen betekent doortocht; in het oude testament betekende dit het voorbijgaan, de passage van de engel, voorbij de huizen van de Israëlieten die later ook hun passage zullen maken doorheen de Rietzee om tot het Beloofde Land te komen. In het nieuwe testament zal Pasen ook een andere betekenis krijgen: Jezus die de doortocht maakt doorheen het lijden, de kruisdood naar het nieuwe leven, de verrijzenis! De beproeving, een lastige tijd van moeite en lijden gaan vooraf aan de vreugde!


Dit alles heeft ook een betekenis voor ons leven. Wij komen hier samen om Jezus te gedenken, zijn weldoend rondgaan tussen de mensen, zijn verkondiging van het blijde nieuws, zijn levensoffer en verrijzenis. Wij luisteren naar het evangelie, wij mogen de heer ontmoeten in de eucharistie, maar dit heeft ook zijn gevolgen voor ons, dit houdt ook voor ons een boodschap in. Jezus' leven is in soorten van voorafbeelding van ons eigen leven. Zoals de vasten voorafgaat aan Pasen, het feest van de verrijzenis, zo verloopt ook in ons leven niet altijd over rozen. Ook in ons leven staat vermoeidheid, zorgen, allerlei beproevingen, ziekte en ten slotte zelfs de dood alvorens wij ook gaan delen in de vreugde van de verrijzenis, dankzij Jezus.

Wees gerust, de liturgie nodigt ons niet uit om apathisch, zonder er iets aan te verhelpen, alle tegenslagen en ziekte maar te aanvaarden. Wij worden wel degelijk opgeroepen om zoals Jezus het kwaad, ook het kwaad van de ziekte te bestrijden. Maar anderzijds is er die oproep om ook midden beproevingen op God te blijven vertrouwen. Herinner u wat die missionaris zei tot de verbitterde mensen in Noord-Irak, die alles zijn kwijt geraakt door het optreden an I.S., dat ze in hun hart een kleine tent zouden moeten oprichten waarin ze thuis konden komen bij God, God die ook in de meest hopeloze momenten ons zijn liefde toezegt en vrede in ons hart brengt zodat we niet moedeloos bij de pakken blijven zitten.  Het is immers gemakkelijk om dankbaar op God te vertrouwen als alles meevalt. Abraham en Jezus geven het voorbeeld om ook te midden van allerlei beproevingen toch op God, de Vader, te blijven vertrouwen.

Deze veertigdagentijd, waarin wij ons sommige zaken ontzeggen, waarin wij iets van ons bezit willen delen met onze broeders en zusters die het moeilijk hebben, die op de vlucht zijn, die al een bezittingen zijn kwijtgeraakt of die moeten leven in de ellende van een oorlog... Deze veertigdagentijd is voor ons een uitdaging om ons vertrouwen op God diep te beleven. We maken ons wat los van het aardse om zo sterker te kunnen vertrouwen op God.

Laten wij deze weken ons vertrouwen niet enkel stellen op ons bezit, onze aardse welstand, onze successen of onze relaties, maar laten wij door een zekere soberheid te betrachten ons vertrouwen vooral stellen op God, op zijn liefde, zijn nabijheid in de diepte van ons hart, in de deelname aan de heilige tafel en in de nood van medemensen. Laten wij de genade van deze vastentijd niet verkwanselen maar ervan profiteren om meer open te komen voor God die ons een rijker leven toezegt, naar het beeld van het Paasfeest. (Ben Van Vossel 2015)



NAAR INHOUD        NAAR TOP




Zondag 1 Vasten Jaar B (26/02/2012)

IN CONTACT MET ONS FUNDAMENT

Genesis 9,8-15 regenboog als verbond / Psalm 25,4bc-5ab, 6-7bc, 8-9 De wegen van God zijn goed en betrouwbaar voor ieder die zijn verbond onderhoudt / 1 Petrus 3,18-22 X gestorven voor de zonden – doopsel is verbintenis met God van een goed geweten / Marcus 1,12-15 Jezus in de woestijn : bekeert u en geloof in de blijde boodschap


Er gebeurt op dit ogenblik zoveel in onze wereld, waar we werkelijk versteld van staan. Er is de blijvende dreiging van de I.S., de gespannen toestand in Oekraïne, de problemen van Griekenland, de besparingsmaatregelen in eigen land, de verdrukking van vele christenen andere gemeenschappen in heel wat landen. Er is zoveel dat onze aandacht wegtrekt van ons bezig zijn met ons geloof...

En nu zijn we ook nog begonnen met de Veertigdagentijd, de vasten. De kerk noemt dat een tijd van genade, een tijd waarin we ons meer zouden moeten openstellen voor de liefde van God, de liefdevolle aandacht van God voor ieder van ons. Hoe kunnen wij met al die problemen, ook onze persoonlijke of familiale zorgen, hoe kunnen wij dan ook nog aandacht besteden aan ons op weg gaan met God?

Een Vlaamse missionaris die op dit ogenblik lesgeeft aan een christelijk seminarie in het noorden van Irak, werd door de plaatselijke pastoor uitgenodigd om aan de gevluchte christenen die samengekomen waren in een grote tent van de UNESCO, om aan die mensen te spreken over fundamentele theologie. Die missionaris stond perplex over die vraag. De mensen evenzeer. Sommigen maakten zich kwaad en schreeuwden luid: "Waarom nog bidden? We hebben al zoveel gebeden en toch zijn we moeten vluchten en hebben wij alles moeten achterlaten? Waar was God?" Toen de pastoor na enige tijd de mensen weer wat tot stilte kon bewegen begon de missionaris te spreken: "Jullie zijn kwaad, jullie zijn ontgoocheld en bedroefd over wat jullie is overkomen. Toch nodig ik jullie uit om in jullie hart stilte te maken. Om even jullie woede en bittere ontgoocheling opzij te leggen en te zoeken naar een fundament. Maar zoals eens aan de profeet Elia spreekt God niet in donder en bliksem, niet in de aardbeving en de storm, niet in een totale ontreddering maar in de stilte, als een zachte bries. Ik nodig jullie uit om naar binnen te gaan, in jullie hart en daar jullie zekerheid te zoeken, in de stilte waar God zich laat kennen. "


Goede vrienden, laat dat ook de uitnodiging zijn voor ieder van ons in deze vastentijd; om even los te komen van wat ons direct interesseert, van de drukte, de oppervlakkige verlangens en ook tijd te maken om die plaats van stilte te ontdekken binnen in ons, ‘in ons hart’ zoals de bijbel zegt, daar kunnen wij God ontmoeten. In die innerlijke stilte wil hij tot ons spreken, ons uitnodigen om los te komen van wat niet echt de moeite waard is, om ons meer te wijden aan de aandacht voor onze omgeving, aandacht voor de minstbedeelden, aandacht voor ons christelijk leven, aandacht ... voor God.

Dan zal de regenboog van de vrede in ons hart oplichten, dan zal broederlijk delen ons hart rijker maken, dan zal het contact met de sacramenten van eucharistie en verzoening ons tot meer geestelijke mensen maken. We zullen de basis, het fundament waarop heel ons leven gebouwd moet zijn terugvinden. Ons leven zal op die manier vruchtbaarder worden, ook voor anderen.


Als we zo regelmatig thuiskomen in ons hart, thuiskomen bij God, zullen wij de weg van Jezus kunnen gaan, ook doorheen zorgen en beproevingen. Deze vasten nodigt ons uit om blijvend in contact te zijn met het fundament van ons leven, met Gods aanwezigheid in ons binnenste. Zo wordt deze vastentijd rijk aan genade voor jezelf en voor anderen. Een uitgelezen gelegenheid om naar Pasen toe te leven. (Ben Van Vossel)


NAAR INHOUD        NAAR TOP








    NAAR INHOUD        


- De juiste gezindheid bij de verkondiging (Romano Guardini)
- Over ‘Preken’ gesproken (Franciscus Xaverius)