GELOOF en LEVEN
GELOOF EN LEVEN
Evangelisatie en Christelijke Vorming
INHOUD GELOOF EN LEVEN 1999 nr. 1
Mariagedicht 'Uw licht uit zijn licht' door : Willy Verschaetse cssr
Groeien na bekering. Een verslag uit Rome. Door : Ives DeMey cssr
Uit het dagboek van een moeder (4) Greet
Gered bij de onlusten in Congo (1998) Door: Jan Ivens cssr
Van Polen naar Vlaanderen -
Een Vlaamse Kalvarietekst in Frankrijk
Arme christenen in de tang in Zuid-
Paulus in Tarsus en Antiochië (5) Door: Ben Van Vossel cssr
Petrusambt en eenheid : naar Communio jg 23 nr.4
Katechismus van de Kath. Kerk (7) Kenmerken vh Geloof. Samenvatting
Door Willy Verschaetse cssr
Hij is de zon
Maria
Gij zijt de maan.
Gij draagt geen ander licht
dan klaarten
uit het laaien van die zon
die Gij steeds doorgeeft
aan de nachtelijke aarde.
Dat is uw grootheid
ook uw zending en uw waarde.
Gij open maan
die uit dat gouden branden
inn de nachten
boven ons zijt opgegaan.
Als wij U zingen
U vereren
als Gods heerlijk meesterwerk
kan dat alleen
vanuit de bron
die CHRISTUS is
vanuit het eeuwig klaren van die Zon.
EINDE VAN DIT ARTIKEL
TERUG NAAR INHOUDSOVERZICHT NAAR TOP VAN DIT NUMMER
Verslag over een internationale bijeenkomst van de charismatische vernieuwing.
door: Ives De Mey, cssr
Ik luister soms naar een lied van een Britse protestantse rockzanger (Martin Smith) dat met het volgende mooie gebed tot God begint:
'Leid mij naar het kruis waar wij elkaar voor het eerst ontmoetten.
Zet mij op mijn knieën zodat wij kunnen spreken
Laat mij je adem voelen, laat me weten dat je hier bij mij bent.
O leid mij naar de plaats waar ik je kan vinden, leid mij naar de plaats waar jij bent'
Het vuur van het begin
Voor wie Gods liefde reeds heeft ervaren en al een tijdje samen met de Heer door het leven gaat, loert het gevaar dat het geloofsleven te routinematig wordt. Op een keer vertelde iemand me hoe hij net voor het eerst had ervaren dat God zich om hem bekommert. Hij was er vol van. Ik merkte toen dat het me moeilijk viel om echt te delen in zijn vreugde. 'Het vuur van het begin' was bij mij tot een herinnering verworden. Zou het mogelijk zijn om God weer te ontmoeten zoals in het begin?
Nogmaals
Ik kreeg die kans op de internationale conferentie voor leiders binnen de katholieke charismatische vernieuwing. Een week lang, van 24 tot 31 oktober 1998 waren 1200 vertegenwoordigers uit de katholieke charismatische vernieuwing verenigd in Fiuggi, 60 km ten zuiden van Rome. Een bonte mengeling van kleuren en talen uit 80 landen, uit de zes continenten. Wij beleefden de katholieke kerk in praktijk: grote eenheid in even grote verscheidenheid. Vanuit Vlaanderen waren er een 15-
De eerste spreker (Charles Whitehead) ging meteen naar de kern. Iedereen heeft voortdurend nieuwe vurigheid nodig. Wij moeten steeds blijven vragen om 'meer van dat', meer van Gods liefde, meer van het vuur van de Geest. 'Stort uw vuur uit, opnieuw, en opnieuw, en opnieuw,...'
"Vergeet dus niet het vuur aan te wakkeren van Gods genade die in u is door de oplegging van mijn handen. Want God heeft ons niet een geest geschonken van vreesachtigheid, maar een geest van kracht, liefde en bezonnenheid. Schaam u dus niet van onze Heer te getuigen." (2 Timoteus 1,6-
Zou het werkelijk mogelijk zijn dit vuur van het begin weer aan te wakkeren?
In vuur en vlam
Ja, maar niet pijnloos! In vuur en vlam staan, klinkt wel leuk, maar wanneer je letterlijk in vuur en vlam staat, is het wel pijnlijk. Zo is het ook met Gods vuur. Het loutert, het brandt onreinheden weg.
Men doet toch geen zoete honing in een oude azijnpot, zonder die pot eerst grondig uit te wassen. En er zijn van die bacteriën die zich pas gewonnen geven bij zeer hoge temperaturen.
Als wij Gods goedheid willen ontvangen, doen we er best aan alle viezigheid uit ons leven te verwijderen. Alle zoetigheden waarmee God ons wil verwennen, verliezen hun goede smaak wanneer ze vermengd worden met het bitter restant dat nog in ons aanwezig is. En dat durft wel eens zeer hardnekkig te zijn. Gods louterend vuur zal eraan te pas moeten komen!
Nieuw vuur na een nieuwe bekering. De diepste vreugde die er bestaat is die van de ervaring van Gods barmhartigheid. De tranen waarmee de berouwvolle zondares Jezus' voeten balsemde, zijn de zoetste. Felix culpa! Het berouw is de innigste omhelzing.
Sprenkel mij met hysop dat ik rein word, was mij dat ik witter wordt dan sneeuw. Maak mij weer ontvankelijk voor blijde klanken, geef mijn gekastijde lichaam nieuwe levensmoed. Schep in mij een zuiver hart, mijn God. Geef mij weer een vastberaden geest. Neem uw heilige Geest niet van mij weg. Geef mij weer de weelde van uw zegen. (Psalm 51)
Zou het werkelijk mogelijk zijn gereinigd te worden van de zonde?
Geen intimiteit zonder gebed
De aanwezige priesters stonden ter beschikking om het sacrament van de verzoening te vieren, we hebben samen gebeden om een nieuwe uitstorting van de heilige Geest. Maar het sterkste voor mij was de kapel waar het Heilig Sacrament was uitgesteld. Laten we ons niets wijs maken. Er bestaat geen excuus om je gebedstijd in te korten. Er bestaan geen kortere wegen. Je mag de hele dag bezig zijn met God te dienen doorheen mensen (dit is uiteraard onmisbaar voor een christen.), of in allerlei gemeenschappelijke gebedsmomenten. Maar het eenvoudige contact met God in het persoonlijke gebed is onvervangbaar. Schematisch samengevat zijn er zeven punten waarin wij steeds verder moeten groeien als christen omdat ze ons verbinden met God: Dagelijks persoonlijk gebed -
Zoals een hert verlangt naar stromend water, zo verlangt mijn ziel naar u, mijn God, de God die leeft. Zal ik Hem ooit bereiken en zijn aanschijn zien? Zend mij uw licht, uw steun om mij te leiden, om mij te voeren naar uw berg en in uw tent. (Psalm 42, 43)
De vrucht van de Geest
Sinds mijn terugkeer uit Italië heb ik ervaren dat ik een 'vuriger' verlangen heb naar God, naar het gebed, het vieren van de sacramenten, het woord van God, naar heiligheid en naar samenzijn met christenen. Ik verlang meer dat ook anderen Gods liefde mogen leren kennen en ik hoop dat ik me sindsdien meer inzet om Gods liefde te zijn voor mensen in de puree. Dat is tenslotte het effect van Gods liefde: ze loopt over naar anderen. Naastenliefde moet dus het effect zijn van 'nieuw vuur', van een 'uitstorting van de Geest'.
Maar eerst moeten we dus naar het kruis moeten, om God te vinden. Daarom moeten we door onze knieën om God te kunnen horen.
'Leid mij naar het kruis waar wij elkaar voor het eerst ontmoetten.
Zet mij op mijn knieën zodat wij kunnen spreken
Laat mij je adem voelen, laat me weten dat je hier bij mij bent.
O leid mij naar de plaats waar ik je kan vinden, leid mij naar de plaats waar jij bent'
EINDE VAN DIT ARTIKEL
TERUG NAAR INHOUDSOVERZICHT NAAR TOP VAN DIT NUMMER
UIT HET DAGBOEK VAN EEN MOEDER
door: Greet
Een zondagmiddag aan tafel.
Ons neefje Kareltje is 6 maand geworden. Aan tafel vraagt Marina,. "Wanneer ik twintig jaar ben, hoe oud is Kareltje dan?" Het antwoord is vlug gegeven: "Jij bent nu 9. Dus als jij twintig jaar bent, is hij er elf."
Iedereen wil nu plots weten hoe oud Kareltje zal zijn wanneer zijzelf twintig, dertig ... jaar zullen zijn.
En dan komt de vraag van Nele: "Wanneer ik honderd jaar ben, hoe oud is Kareltje dàn"? We lachen allemaal en dan zegt Frans: "Dan zijn jullie allebei wel heel oud: honderd en negentig jaar". En dan komt Kathleen nog met deze vraag: "En hoe oud zijn jullie dan, mama en papa?"
Nu moeten we toch allemaal hartelijk lachen en Frans en ikzelf zeggen bijna gelijktijdig: "Dan zijn wij lang hier niet meer... maar bij JEZUS."
Spontaan zegt Nele: "O, op ons aan 't wachten in de hemel, hé!"
Het treft me telkens weer hoe eenvoudig en logisch kinderen denken over begin en einde van het leven.
Door God gewenst van in eeuwigheid
Toen onze oudste kinderen nog heel klein waren hadden ze zo hun uitleg over de vraag waar de baby's vandaan komen. Zij legden het als volgt uit: vooraleer wij in de buik van mama kwamen, waren wij eerst een zaadje in de hemel.
Ik moet eerlijk zeggen dat wij dat mooi vonden en dat we pas begonnen zijn met juistere en concrete informatie op het moment dat ze er rijp voor waren.
Deze uitleg door de kinderen doet me eigenlijk denken aan Psalm 139: zijn wij inderdaad niet gewild en geliefd door GOD, lang voor we geboren worden?
God is liefde
Marian ligt in bed en ik stop ze nog eens onder. Ik probeer ook tijd voor te maken voor haar. Dikwijls is dat het moment dat ze iets vertelt, waarmee ze bezig is.
Ook vanavond is het zo. "De juffrouw vroeg ons vandaag tijdens de godsdienstles: als ik GOD zeg, waaraan denk je dan? Ik heb niet geantwoord, ik durfde niet goed."
Ik laat haar eerst rustig vertellen wat er zoal verteld werd. Dan vraag ik haar: "En jij... wat zeg jij?" Ze fluistert stilletjes: "Als ik aan GOD denk, dan denk ik aan een groot hart, waar iedereen binnen mag."
Ik werd er stil van en zei: "Ik denk dat je heel dicht bij de waarheid bent."
Je bent kostbaar voor mij!
Het is zondagmiddag. De maaltijd is dan wat uitgebreider en verloopt dus ook trager.
Kristel komt zich plots tegen Frans aanvlijen en fluistert stilletjes... "Zonder jou, papa, kan ik niet leven..." Frans neemt haar op zijn schoot en zegt: "En ik kan je ook niet missen, Kristel." Haar gezichtje straalt en ze nestelt zich heel dicht tegen de sterke schouders van papa.
Die woorden van hart tot hart bouwen op, onze zelfwaarde : ik ben de moeite waard.
Vanuit de zekerheid bemind te worden kan ik groeien als mens en stilaan groeien in relatie tot anderen en de Andere.
Een zondagmiddag aan tafel.
Ons neefje Kareltje is 6 maand geworden. Aan tafel vraagt Marina,. "Wanneer ik twintig jaar ben, hoe oud is Kareltje dan?" Het antwoord is vlug gegeven: "Jij bent nu 9. Dus als jij twintig jaar bent, is hij er elf."
Iedereen wil nu plots weten hoe oud Kareltje zal zijn wanneer zijzelf twintig, dertig ... jaar zullen zijn.
En dan komt de vraag van Nele: "Wanneer ik honderd jaar ben, hoe oud is Kareltje dàn"? We lachen allemaal en dan zegt Frans: "Dan zijn jullie allebei wel heel oud: honderd en negentig jaar". En dan komt Kathleen nog met deze vraag: "En hoe oud zijn jullie dan, mama en papa?"
Nu moeten we toch allemaal hartelijk lachen en Frans en ikzelf zeggen bijna gelijktijdig: "Dan zijn wij lang hier niet meer... maar bij JEZUS."
Spontaan zegt Nele: "O, op ons aan 't wachten in de hemel, hé!"
Het treft me telkens weer hoe eenvoudig en logisch kinderen denken over begin en einde van het leven.
Door God gewenst van in eeuwigheid
Toen onze oudste kinderen nog heel klein waren hadden ze zo hun uitleg over de vraag waar de baby's vandaan komen. Zij legden het als volgt uit: vooraleer wij in de buik van mama kwamen, waren wij eerst een zaadje in de hemel.
Ik moet eerlijk zeggen dat wij dat mooi vonden en dat we pas begonnen zijn met juistere en concrete informatie op het moment dat ze er rijp voor waren.
Deze uitleg door de kinderen doet me eigenlijk denken aan Psalm 139: zijn wij inderdaad niet gewild en geliefd door GOD, lang voor we geboren worden?
God is liefde
Marian ligt in bed en ik stop ze nog eens onder. Ik probeer ook tijd voor te maken voor haar. Dikwijls is dat het moment dat ze iets vertelt, waarmee ze bezig is.
Ook vanavond is het zo. "De juffrouw vroeg ons vandaag tijdens de godsdienstles: als ik GOD zeg, waaraan denk je dan? Ik heb niet geantwoord, ik durfde niet goed."
Ik laat haar eerst rustig vertellen wat er zoal verteld werd. Dan vraag ik haar: "En jij... wat zeg jij?" Ze fluistert stilletjes: "Als ik aan GOD denk, dan denk ik aan een groot hart, waar iedereen binnen mag."
Ik werd er stil van en zei: "Ik denk dat je heel dicht bij de waarheid bent."
Je bent kostbaar voor mij!
Het is zondagmiddag. De maaltijd is dan wat uitgebreider en verloopt dus ook trager.
Kristel komt zich plots tegen Frans aanvlijen en fluistert stilletjes... "Zonder jou, papa, kan ik niet leven..." Frans neemt haar op zijn schoot en zegt: "En ik kan je ook niet missen, Kristel." Haar gezichtje straalt en ze nestelt zich heel dicht tegen de sterke schouders van papa.
Die woorden van hart tot hart bouwen op, onze zelfwaarde : ik ben de moeite waard.
Vanuit de zekerheid bemind te worden kan ik groeien als mens en stilaan groeien in relatie tot anderen en de Andere.
EINDE VAN DIT ARTIKEL
TERUG NAAR INHOUDSOVERZICHT NAAR TOP VAN DIT NUMMER
HOE IK FERVENT VEREERDER VAN SINT GERARDUS WERD
door: Jan Ivens cssr
Als student van het college van de paters redemptoristen in Essen maakte ik reeds van in mijn jeugd kennis met Gerardus Majella, lekenbroeder en een van de eerste volgelingen van Sint Alfonsus, stichter van de redemptoristen. Maar de zeemzoeterige en dikwijls bombastische stijl van de toenmalige hagiografie inspireerde me weinig vertrouwen en liet me zelfs vermoeden dat vele mirakels, waarvan de biografieën van Sint Gerardus vol stonden, louter verzinsels of tenminste schromelijke overdrijvingen waren. Niet dat ik de heiligheid van Gerardus in twijfel trok, maar eerlijk gezegd, ik wist niet goed wat ik ervan moest denken, en Gerardus nam zeker geen grote plaats in mijn geestelijk leven in, ook niet toen ik zelf redemptorist was geworden.
Later, als novicemeester van de Vice-
Oktober 1991
Ik was pas met de lezing daarvan begonnen toen, in de nacht van 24 op 25 oktober 1991, muitende soldaten van de twee legerkampen van Mbanza-
Kilometers in de ronde zijn wij de enigen die niet geplunderd zijn. Het is de eerste maal dat Sint Gerardus ons zo zichtbaar beschermt. Ik begin mijn wantrouwen te verliezen terwijl integendeel mijn vertrouwen in hem groeit. Daar ons noviciaat nog geen patroonheilige heeft besluiten we het aan zijn hoede toe te vertrouwen. Op het binnenkoertje tussen het klaslokaal en onze bidplaats richten we een klein monumentje op om zijn beeld een ereplaats te geven, waar geen enkele bezoekeer aan onze residentie naast kan kijken.
April 1994
In de nacht van 26 op 27 april 1994 wordt Mbanza-
Augustus 1998
Op 2 augustus 1998 landt een vliegtuig, bemand door Rwandese soldaten en volgestopt met wapen, op de legerbasis van Kitona in Neder-
Ondertussen is een tweede rebel met onze kok naar het noviciaathuis gekomen. Ik wordt compleet verrast daar ik op dat ogenblik juist uit de wc kom. De twee prepostulanten, die in het klaslokaal aan het studeren waren, hebben hen wél zien komen en zijn zich gaan wegsteken. De kerel, erg brutaal, verplicht me de garagepoort open te maken. Gelukkig heb ik van tevoren een wiel van de wagen gehaald en hem op blokken gezet, verder heb ik de batterij eruit gehaald en de motorkap opengelegd om de indruk te wekkend at de auto in panne staat. Ik toon hem alles en tracht hem te overtuigen dat er met de wagen niets is aan te vangen. De kerel lijkt me te geloven en leidt me terug naar de ingang. Daar ontmoeten we de andere rebel die met Honoré van de overkant terugkomt. Honoré mag niet bij ons binnen en wordt weggestuurd; hij maakt van de gelegenheid gebruik om zich te gaan wegsteken. Ook Jef, onze kok, wordt de laan uitgestuurd. Ik blijf alleen achter met de twee rebellen.
De tweede rebel, die de leider van het commando lijkt te zijn, wil zélf onze auto zien. Hij is blijkbaar minder goedgelovig dan de eerste en belet me het wiel terug op de wagen te zetten. Ik doe beroep op al mijn overredingskracht en... hij laat zich bepraten. Gelukkig maar, anders hadden ze zeker alles opgeladen wat hen interessant leek. Nu moeten ze zich noodgedwongen tevreden stellen met het geld. Dat is dan ook hun volgende eis: "Dollars!". Maar ik heb geen dollars en zeg hun dat ook. Dat willen ze niet geloven. Ze verplichten me naar mijn kamer te gaan en volgens me, hun geweren in mijn rug duwend. Op mijn kamer gekomen geef ik hun eerst al het Kongolese geld dat ik heb. Maar dat interesseert hen niet en ze worden er woedend bij. Ze duwen me tegen de muur en hun geweren ladend drukken ze die tegen mijn hoofd, terwijl ze schreeuwen: "Indien ge niet onmiddellijk al uw dollars geeft, schieten we u hier op staande voet neer!".
De schrik slaat me om het hart: die kerels zijn duidelijk gedrogeerd -
(Hierna is pater Ivens, als het ware ondergronds gegaan. Omdat in zijn verslag dan enkele namen genoemd worden publiceren wij het voorzichtigheidshalve niet; we weten niet hoeveel machtswisselingen Kongo-
Nogmaals is ons noviciaat het enige klooster (missie of parochie), kilometers in de rond, dat niet geplunderd werd. Dat we dit aan de voorspraak van Sint Gerardus te danken hebben, daaraan twijfel ik geen ogenblik.
Zo is Sint Gerardus voor mij veel meer geworden dan één van de vele heiligen uit "die grote menigte, die niemand tellen kan" (Apoc. 7,9). Hij is voor mij als een "grote broer" tot wie ik me spontaan richt, niet alleen wanneer ik in de penarie zit, maar in alle omstandigheden. Dagelijks roep ik zijn hulp in bij de vele keuzes die we elke dag opnieuw te maken hebben en in de beslommeringen van het leven, om zodoende God met meer liefde en geestdrift te kunnen dienen. Sint Gerardus, bid voor ons!
Na zijn terugkeer uit Congo is Pater Jan Ivens verbonden aan het Redemptoristenklooster te Jette (Jettese Laan 225, 1090 Brussel); na een sabbatjaar in de Trappistenabdij van Westmalle is hij daar in juli 1999 zijn 3 jaar noviciaat begonnen.
Als student van het college van de paters redemptoristen in Essen maakte ik reeds van in mijn jeugd kennis met Gerardus Majella, lekenbroeder en een van de eerste volgelingen van Sint Alfonsus, stichter van de redemptoristen. Maar de zeemzoeterige en dikwijls bombastische stijl van de toenmalige hagiografie inspireerde me weinig vertrouwen en liet me zelfs vermoeden dat vele mirakels, waarvan de biografieën van Sint Gerardus vol stonden, louter verzinsels of tenminste schromelijke overdrijvingen waren. Niet dat ik de heiligheid van Gerardus in twijfel trok, maar eerlijk gezegd, ik wist niet goed wat ik ervan moest denken, en Gerardus nam zeker geen grote plaats in mijn geestelijk leven in, ook niet toen ik zelf redemptorist was geworden.
Later, als novicemeester van de Vice-
Oktober 1991
Ik was pas met de lezing daarvan begonnen toen, in de nacht van 24 op 25 oktober 1991, muitende soldaten van de twee legerkampen van Mbanza-
Kilometers in de ronde zijn wij de enigen die niet geplunderd zijn. Het is de eerste maal dat Sint Gerardus ons zo zichtbaar beschermt. Ik begin mijn wantrouwen te verliezen terwijl integendeel mijn vertrouwen in hem groeit. Daar ons noviciaat nog geen patroonheilige heeft besluiten we het aan zijn hoede toe te vertrouwen. Op het binnenkoertje tussen het klaslokaal en onze bidplaats richten we een klein monumentje op om zijn beeld een ereplaats te geven, waar geen enkele bezoekeer aan onze residentie naast kan kijken.
April 1994
In de nacht van 26 op 27 april 1994 wordt Mbanza-
Augustus 1998
Op 2 augustus 1998 landt een vliegtuig, bemand door Rwandese soldaten en volgestopt met wapen, op de legerbasis van Kitona in Neder-
Ondertussen is een tweede rebel met onze kok naar het noviciaathuis gekomen. Ik wordt compleet verrast daar ik op dat ogenblik juist uit de wc kom. De twee prepostulanten, die in het klaslokaal aan het studeren waren, hebben hen wél zien komen en zijn zich gaan wegsteken. De kerel, erg brutaal, verplicht me de garagepoort open te maken. Gelukkig heb ik van tevoren een wiel van de wagen gehaald en hem op blokken gezet, verder heb ik de batterij eruit gehaald en de motorkap opengelegd om de indruk te wekkend at de auto in panne staat. Ik toon hem alles en tracht hem te overtuigen dat er met de wagen niets is aan te vangen. De kerel lijkt me te geloven en leidt me terug naar de ingang. Daar ontmoeten we de andere rebel die met Honoré van de overkant terugkomt. Honoré mag niet bij ons binnen en wordt weggestuurd; hij maakt van de gelegenheid gebruik om zich te gaan wegsteken. Ook Jef, onze kok, wordt de laan uitgestuurd. Ik blijf alleen achter met de twee rebellen.
De tweede rebel, die de leider van het commando lijkt te zijn, wil zélf onze auto zien. Hij is blijkbaar minder goedgelovig dan de eerste en belet me het wiel terug op de wagen te zetten. Ik doe beroep op al mijn overredingskracht en... hij laat zich bepraten. Gelukkig maar, anders hadden ze zeker alles opgeladen wat hen interessant leek. Nu moeten ze zich noodgedwongen tevreden stellen met het geld. Dat is dan ook hun volgende eis: "Dollars!". Maar ik heb geen dollars en zeg hun dat ook. Dat willen ze niet geloven. Ze verplichten me naar mijn kamer te gaan en volgens me, hun geweren in mijn rug duwend. Op mijn kamer gekomen geef ik hun eerst al het Kongolese geld dat ik heb. Maar dat interesseert hen niet en ze worden er woedend bij. Ze duwen me tegen de muur en hun geweren ladend drukken ze die tegen mijn hoofd, terwijl ze schreeuwen: "Indien ge niet onmiddellijk al uw dollars geeft, schieten we u hier op staande voet neer!".
De schrik slaat me om het hart: die kerels zijn duidelijk gedrogeerd -
(Hierna is pater Ivens, als het ware ondergronds gegaan. Omdat in zijn verslag dan enkele namen genoemd worden publiceren wij het voorzichtigheidshalve niet; we weten niet hoeveel machtswisselingen Kongo-
Nogmaals is ons noviciaat het enige klooster (missie of parochie), kilometers in de rond, dat niet geplunderd werd. Dat we dit aan de voorspraak van Sint Gerardus te danken hebben, daaraan twijfel ik geen ogenblik.
Zo is Sint Gerardus voor mij veel meer geworden dan één van de vele heiligen uit "die grote menigte, die niemand tellen kan" (Apoc. 7,9). Hij is voor mij als een "grote broer" tot wie ik me spontaan richt, niet alleen wanneer ik in de penarie zit, maar in alle omstandigheden. Dagelijks roep ik zijn hulp in bij de vele keuzes die we elke dag opnieuw te maken hebben en in de beslommeringen van het leven, om zodoende God met meer liefde en geestdrift te kunnen dienen. Sint Gerardus, bid voor ons!
Na zijn terugkeer uit Congo is Pater Jan Ivens verbonden aan het Redemptoristenklooster te Jette (Jettese Laan 225, 1090 Brussel); na een sabbatjaar in de Trappistenabdij van Westmalle is hij daar in juli 1999 zijn 3 jaar noviciaat begonnen maar na enige jaren maakt hij opnieuw deel uit an de Redemptoristengemeenschap.
EINDE VAN DIT ARTIKEL
NAAR INHOUDSOVERZICHT NAAR TOP VAN DIT NUMMER
EEN VLAAMSE KALVARIETEKST IN FRANKRIJK
In de kathedraal van Lisieux (Frankrijk) hangt in de kruisbeuk links een groot kruisbeeld.
Daaronder staat volgende tekst die we hier terug vertalen naar het Nederlands.
Onderaan staat er: "lu sur un calvaire flamand de 1632"
("gelezen op een Vlaams Kalvariekruis uit 1632")
Nu dus terug van weggeweest
Ik ben het Licht en je beziet Mij niet.
Ik ben de Weg en je volgt Mij niet.
Ik ben de Waarheid en je gelooft Mij niet.
Ik ben het Leven en je zoekt Mij niet.
Ik ben de Meester en je aanhoort Mij niet.
Ik ben de Heer en je gehoorzaamt Mij niet.
Ik ben uw God en je bidt niet tot Mij.
Ik ben uw grote Vriend en je bemint Mij niet.
... Als je ongelukkig bent, verwijt het Mij niet.
EINDE VAN DIT ARTIKEL
NAAR INHOUDSOVERZICHT NAAR TOP VAN DIT NUMMER
ARME CHRISTENEN IN DE TANG IN ZUID-
Af en toe komt het in het nieuws, maar meestal wordt het vlug afgevoerd. In Zuid-
EINDE VAN DIT ARTIKEL
NAAR INHOUDSOVERZICHT NAAR TOP VAN DIT NUMMER
TIJDSCHRIFT COMMUNIO jg 23 nr.4
Een heel boeiend en rijk gedocumenteerd nummer. Spreken over het Petrusambt is uiteraard een delicate onderneming. Sommige christenen die zich ook katholiek noemen hebben daar reeds lang een kruis over gemaakt waar het het pausdom betreft; voor anderen is het de enige zekerheid voor de trouw aan de 'heelheid' van de evangelische boodschap en de 'eenheid' van de Kerk. In dit nummer komen katholieke christenen aan het woord naast christenen uit de reformatie en ze zoeken naar wat in deze tijd en voor de oecumene een gezonde opvatting zou kunnen zijn. Adelbert Denaux schetst 'De Petrusdienst in de oecumenische discussie'. Klaus Schatz geeft een historische schets van de verhouding tussen Primaatschap (oppergezag van de paus) en collegialiteit (tussen de bisschop van Rome en de andere bisschoppen). W. Pannenberg brengt 'Evangelische overwegingen over het Petrusambt van de bisschop van Rome'. J.H. van Leeuwen onderneemt 'Een zoektocht naar waarheid'. Hans Tercic brengt in 'Het moeizame ambt van de eenheid' Newmans visie op het drievoudig ambt (Profeet -
(Het nummer 5 van COMMUNIO jg 23 handelt over "STERKTE", beschouwd vanuit bijbels en christelijk perspectief)
EINDE VAN DIT ARTIKEL
EINDE VAN DIT NUMMER 1999_1