GELOOF en LEVEN
GELOOF en LEVEN JAAR 2003 nr. 4
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
NAAR U DORST MIJN ZIEL EN HUNKERT MIJN HART
Het is warm geweest in juli en augustus. Heel warm. En er leek maar geen eind aan te komen. We vergeten het misschien vlug als het weer wat frisser en natter geworden is. Maar warm was het. En dorstig. Sommigen voelden dat minder aan maar kregen van hun geneesheer te horen dat hun hoofdpijn en misselijkheid eigenlijk uitdrogingsverschijnselen waren. Veel mensen op het Europese vasteland zijn overleden wegens de grote warmte. Er zijn al politieke gevolgen in sommige landen omdat de verantwoordelijke ministers onvoldoende maatregelen genomen hebben.
Mensen uit warme streken kennen dat verschijnsel beter. Zeer vaak is in de Bijbel spraak over ‘dor land’, ‘mijn tong verdroogt in mijn keel’, ‘zoals een hinde smacht naar stromend water’, ‘een regen die het land verblijdt’… De psalmen staan vol van dat soort zinspelingen op warmte, droogte, dorst… Zo ook in de mooie psalm waarmee het morgengebed van het Getijdenboek begint op de eerste zondag: “Naar U dorst mijn ziel en hunkert mijn hart, als dorre akkers naar regen”. Wij kunnen ons inleven in de gemoedsgesteltenis van die Oosterse dichter, zelfs als het bij ons ondertussen aan het regenen is gegaan.
Maar kunnen wij ons ook inleven in het gemoed van die gelovige mens, die aan God zegt: “Naar U dorst mijn ziel en hunkert mijn hart”? Als ik mijn leven zo vul met activiteit, mij enkel richt op geldgewin, op uitpersen van alles wat er maar te genieten valt? Maar zelfs dan, als je maar even stilvalt, kan je een soort leegte ervaren, een diepe geestelijke honger of dorst, een vraag naar de uiteindelijke zin van ons drukke bestaan, van ons altijd maar achter iets aanlopen, de uiteindelijke betekenis van een leven... wanneer we tenslotte stilvallen door ziekte, een failliet, of gewoon maar wanneer we ons eens even durven bezinnen over de zin van ons leven.
En dan diep ervaren dat niets op aarde de plaats kan innemen van Hem uit wiens hand wij gekomen zijn en naar wie ons bestaan met heel zijn ingehouden drift gespannen staat. God. Onze oorsprong en ons uiteindelijke bestemming. “Naar U dorst heel mijn wezen, naar U hunkert mijn hart, want niets anders kan mijn mensenhart vervullen, volledig en definitief. Kom dan mijn leven binnen, ik wil plaats maken voor U. Kom met uw vrede. Bevrijd mij van mijn zinloos hollen en tollen. Breng eenheid en richting. Leid mij naar wat echt waarde heeft in uw ogen, blijvende waarde. Gij die gekomen zijt in Jezus, kom ook vandaag. Neem uw plaats in in mijn bestaan.”
EINDE ARTIKEL
Interview met André Duprez
Concreet engagement voor kansarmoede
G&L: De mensen waarmee je daar in contact kwam zaten in de kansarmoede in het algemeen. Dat waren geen mensen met een crimineel verleden, maar mensen die generatielang in kansarmoede leefden?
André: Het was kansarmoede. Een aantal mensen kwamen uit de psychiatrie, ook wel iemand met een gerechtelijk verleden, mensen uit generatiekansarmoede en nieuwe kansarmen door bvb. een drankprobleem.
G&L: Dit gaat over vrijwilligerswerk. Heb je de indruk vanuit uw ervaring of de overheidsinstanties ook met dat probleem begaan zijn en wat zij daar reeds voor doen?
André: Vanuit de vereniging waar ik bij was ging men naar het Vlaams Forum, die al die “inloophuizen” coördineert. Maar dat is een V.Z.W., een bundeling van al die verenigingen waar kansarmen samenkomen. Daar werd gesproken rond problemen als huisvesting, school, relaties, cultuur… Verschillende domeinen die aan bod komen. Zo wordt dan die V.Z.W. en spreekbuis naar de overheid. De overheid pikt daar wel wat van op, maar of ze het in zijn totaliteit au sérieux nemen, dat weet ik niet, ik ben daar niet voldoende van op de hoogte. Er wordt wel wat geluisterd naar die verenigingen voor kansarmen maar natuurlijk is het steeds verleidelijk om te verwezenlijken wat men op politiek vlak kan gebruiken en wat minder aanlokkelijk is dat men dat op de lange baan schuift.
Misschien mag ik nog deze bemerking meegeven,ik doe dat dan wel vanuit christelijk standpunt: als je iemand helpt, hetzij binnen de 4de wereld, hetzij daarbuiten, doe je het best niet om je daar zelf goed bij te voelen; je moet hem helpen omdat die persoon op dat moment hulp nodig heeft.
G&L: Het zou natuurlijk kunnen dat je vanuit een eigen nood of om een zinvolle levensvulling te hebben iets in die richting wil doen.
André: Ja, natuurlijk, maar het mag niet zo zijn dat je het doet om te zeggen: Kijk eens wat ik hier aan het doen ben. Als je het vanuit een christelijke visie doet moet je het doen omdat die persoon die hulp nodig heeft; vanaf het ogenblik dat je aanvoelt dat dat niet meer nodig is, dat die persoon uit zijn problemen is, dan moet je kunnen loslaten, een stap achteruit gaan. Anders creëer je problemen en conflicten. Die persoon heeft zijn problemen gehad, maar nu is hij er door (ik heb dit wel niet zo vaak zien gebeuren binnen dat kader van de 4de wereld), dan mag je die persoon niet vastpinnen, hem niet afhankelijk houden en je moet zelfs niet verwachten dat hij heel dankbaar gaat blijven om wat je gedaan hebt. Je hebt het gedaan omdat het toen nodig was, maar je mag niet iemand verplichten dankbaar te zijn omdat je hem geholpen hebt. Je mag in je hart wel blij zijn omdat je die persoon hebt kunnen helpen en dat het nu goed gaat met hem, maar je moet dat niet gaan etaleren.
G&L: Ik kreeg tussendoor zo de indruk dat je vrij pessimistisch bent betreffende de resultaten van het vrijwiligerswerk, dat veel van die personen niet echt uit die 4de wereld uit geraken?
André: Er is een minderheid die er uit geraakt, velen echter niet. Velen hebben geen zelfregelerend vermogen en ook geen al te hoog bewustzijnsniveau. Als ze problemen hebben, en die problemen worden opgelost, dan stel je na enige tijd vast, als ze weer problemen hebben, dat het juist dezelfde zijn en dat je weer van voor af aan moet beginnen. Vaak leren ze niet uit wat ze hebben meegemaakt.
G&L: Zou het niet kunnen als oorzaak hebben dat men vanuit de samenleving geen verbanden in het leven heeft geroepen die een soort van bijna permanente supervisie betekenen om die mensen wat te volgen, een soort van gezinshulp…
André: Dat krijgen ze wel, maar sommige mensen hebben zodanig veel meegemaakt dat ze gewoon de veerkracht niet meer hebben om er nog iets aan te veranderen. Ze hebben bvb. in de psychiatrie gezeten maar zijn nu gestabiliseerd, ze kunnen verder leven en zo goed en kwaad als het gaat functioneren in de maatschappij maar hogerop geraken of zich er uit tillen – en zeker op eigen kracht – dat is voor de meeste van die mensen niet mogelijk. In groep kun je dat lot iets verbeteren maar er blijft een permanente ondersteuning nodig. Neem je die weg, dan vallen ze terug nar het niveau waarvan ze komen.
G&L: Het is misschien een wat pessimistische vaststelling, anderzijds is het een permanente opdracht voor de samenleving en we mogen blij zijn dat er toch heel wat vrijwilligersorganisaties bestaan die zich voor die wat marginale wereld bezighouden.
André: Het is misschien erg om het te zeggen maar naar de 4de wereld toe heb je meer een houding nodig zoals naar palliatieve zorgen toe dan persé als vrijwilliger of als organisatie die mensen uit hun situatie te gaan lichten. Ik bedoel hiermee dat je er gewoon moet bij staan. Het is de moeite om dan gewoon passief te zijn. Luisteren is daarbij belangrijk en soms kan je iets aan de situatie doen als zij dat willen. Iemand die bvb. drankverslaafd is ga jij als vrijwilliger niet kunnen overtuigen dat hij daar iets moet aan doen als het niet van hemzelf uitgaat.
EINDE ARTIKEL
p. Vincent Van Vossel cssr
Irak heeft maandenlang in het nieuws gestaan. Er is veel verwoest en het leven ligt er nog in aanzienlijke mate overhoop; de toekomst is hoegenaamd nog niet zeker. Met hart en ziel werken de paters redemptoristen, p. Lucien Cop (novicemeester) en p.Vincent Van Vossel, voor hun Irakese volk, waar ze als missionarissen naar toe gezonden zijn. Zij werken vandaag voor hun christenen, maar denken ook aan de toekomst.
Ondanks de grote emigratie van Chaldeeuwse en andere christenen tijdens de voorbije jaren, zou p. Vincent (Aboena Mansoer) in Bagdad een cultureel christelijk instituut willen oprichten om de oude christelijke culturen en tradities te bestuderen, te bewaren en te activeren. Hij ziet dit nodig op het vlak van liturgie, jeugdzorg, catechese, en een aantal andere gebieden. Wat hem gemotiveerd heeft is zijn jarenlange vaststelling dat de huidige christenen in Irak hun eigen rijke tradities, hun eigen spreektaal en liturgische taal, nog nauwelijks kennen. Daartoe voorziet hij dan 3 programma’s:
1. Onderricht van de Oosterse (plaatselijke) Vaders, kerkgeschiedenis, spiritualiteit, liturgie. Met workshops over volkstradities.
2. Oosterse en actuele theologie (God, Christus, Kerk), toegepast op de liturgie en catechese. Met workshops over actuele Arabische literatuur.
3. Moraal, sociologie en ‘pastoral counseling’ met betrekking tot actuele problemen en situaties (met workshops).
Er is ook nog een 4de tak voorzien (voorlopig echter ingeweven in de 3 bovengenoemde programma’s), met name: oude en moderne plaatselijke christelijke kunst, vooral de Syrische en Armeense kunst (workshops: iconografie).
Voor dit project zullen een aantal docenten aangeworven moeten worden en het nodige didactisch materiaal aangeschaft. De kosten hiervoor betreffen dan ook 1° een budget om de docenten gedeeltelijk te vergoeden: 5 tot 10 US $ per docent per lesuur, 2° een budget voor het drukken van de cursussen: er worden 10 boeken voorzien en elk boek kost minstens 1500 US $.
De Vlaamse en Nederlandse Redemptoristen gaan zich voor dat project inzetten maar ook onze lezers worden uitgenodigd om hun steentje bij te dragen. Het gaat hier immers niet enkel om een steun aan Redemptoristen, maar om het bewaren van een authentieke christelijke cultuur, die in de loop der eeuwen geweldig veel heeft moeten doorstaan in Irak, zoals trouwens in het grootste deel van het Midden-
EINDE ARTIKEL
Henri Nouwen Manuscriptprijs: iets voor jou?
De overleden priester-
EINDE ARTIKEL
EINDE VAN DIT NUMMER 2003_4