GELOOF en LEVEN
GELOOF en LEVEN JAAR 2003 nr. 3
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Op 31 januari 2003 overleed te Bad Soden in Duitsland Pater Werenfried van Straeten, Norbertijnenpater van de abdij van Tongerlo. Hij was geboortig van het Nederlandse Mijdrecht. Hij was de stichter van Kerk-
In de gedachtenispublicaties door Kerk in Nood/Oostpriesterhulp komen enige sterke woorden naar voor van pater Werenfried, de bedelaar van God.
“Heer Jezus Christus, daar er met de hemel geen postverkeer bestaat, moet ik deze brief adresseren aan mensen in wier harten Gij woont. Reeds 50 jaar hebt Gij ons vertrouwen niet beschaamd. Steeds hebt Gij goede vrienden bewogen onze handen te vullen, zodat wij konden geven wat wij om Uwentwille beloofd hadden. Steeds opnieuw komt Gij tot ons in de gestalte van de armen en strekt Gij uw hand naar ons uit; Nu hebben wij U teveel beloofd. Daarom sta ik aan uw deur en klop. Ik roep naar alle vensters van uw huis en vraag. Gij hebt gezegd: “Vraagt en gij zult verkrijgen, klopt en u zal worden opgedaan…”
Een andere van zijn slagzinnen:
“Niet alleen de mens, maar ook God is veel beter dan wij denken”.
EINDE ARTIKEL
TERUG NAAR INHOUD NAAR TOP VAN DIT NUMMER
Interview met André Duprez
op 14/03/2003
Situering:
De twee-
Interview
G&L: Op een Gezinsdag van de Maria-
André: Ik heb een tijdje in de “vierde wereld” gewerkt als vrijwilliger en ik denk dat als je die mensen wil helpen dit moet gebeuren samen met hen, dat wil zeggen dat het zeker niet zo mag zijn dat in zo’n vereniging alles gedaan wordt door de vrijwilligers en niets door de kansarmen, want dan worden zij in de passiviteit gedrukt. Anderzijds mag ook niet alles gebeuren door de kansarmen en niets door de vrijwilligers. Die kansarmen zijn immers niet tot alles in staat wat je dan van hen verwacht. Zij zijn immers in die kansarmoede beland omdat ze in feite bepaalde capaciteiten of mogelijkheden niet hebben. Ik vrees dat men momenteel in een aantal verenigingen de filosofie gebruikt die men ook tegenover de derde wereld aanwendt. Daar zijn wèl mensen die intellectueel en op andere vlakken echt capabel zijn, maar in de kansarmoede ligt dat minder voor de hand en daarom moet het echt gebeuren in een samenwerkingsverband: de kansarmen samen met de vrijwilligers maar wel er op toezien dat zoveel mogelijk door de kansarmen zelf gebeurt. Waar de mensen een aantal zaken nog niet aankunnen moet het opgenomen worden door de vrijwilliger en dan verder uitgewerkt. Zo kan wat de kansarmen op het getouw zetten toch verwezenlijkt worden.
G&L: De vrijwilligers hebben dan vooral een stimulerende functie ? Wat richting wijzen ?
André: Niet zozeer richting wijzen, maar wat aangebracht wordt door de kansarmen, waar zij met hun problemen naar voor komen, dat moet dan bekeken worden, bijvoorbeeld in een groepswerking. Wat die mensen dan zelf aankunnen, dat kan dan gebeuren door de kansarmen zelf, maar in sommige gevallen zijn ze niet bekwaam, bvb. naar overheid enz. en dan moet dat opgenomen worden door vrijwilligers in samenwerking met de kansarmen. Bijvoorbeeld qua huisvesting, soms krijgen ze dat niet voor mekaar en moet er iemand bij zijn die dat ondersteunt en dat volgt, zodanig dat dat tot een goed resultaat leidt, maar ook andere zaken.
G&L: Dat handelt dan vooral om zaken in betrekking met de overheid, om sommige zaken in orde te krijgen?
André: Ja, maar niet alleen met de overheid, maar ook op cultureel vlak en zo. Die mensen gaan niet van hun eigen allerlei culturele manifestaties bijwonen, omdat ze de middelen niet hebben bvb.. Maar je kan zelf niets doen als het niet beantwoordt aan een behoefte van die mensen. Het heeft geen zin om zaken te gaan doen waar die mensen niet voor openstaan en waaraan ze niet geïnteresseerd zijn.
G&L: Contacten met de overheid, allerlei paperassen invullen, culturele zaken mee stimuleren. Zijn er vanuit uw ondervinding binnen het vrijwilligerswerk nog andere vlakken waarop vrijwilligerswerk op zijn plaats is?
André: Ik herhaal dat er dus wisselwerking moet zijn. Ik neem het voorbeeld van het koken. Iedere zaterdag was het koken samen met de kansarmen. Dat waren niet enkel de vrouwen, maar iedereen moest daarin meedraaien. Er was wel een beurtsysteem: één vrijwilliger met twee of drie kansarmen. Welnu, als je daar bij bent en je begeleidt dat, dan komen ze tot een goed resultaat. Dan is er ’s middags soep, zijn er patatten en is het vlees gebakken, groenten en zo. Maar van het ogenblik dat je ze alleen laat doen, dan heb je kans dat het vlees aanbrandt of dat er iets anders misloopt. Zolang zij niet de eindverantwoordelijkheid moeten nemen, lukt het min of meer. Ze hebben in feite nood aan een soort supervisie.
G&L: Maar de bedoeling is toch dat ze er uiteindelijk bij hen thuis ook in slagen om een maaltijd gereed te maken?
André: Dat is wel de bedoeling, maar in sommige gevallen zij die mensen psychisch dermate geschonden dat dat niet altijd lukt. Die komen dan naar die vereniging om toch een keer in de week eens een warme maaltijd te hebben. Ze helpen dus wel mee, maar je moet ze ondersteunen.
Een ander voorbeeld. Men was op het idee gekomen om in plaats van kasten te kopen, zelf kasten te maken. Een handig iemand had alles voorbereid en als hij kwam en de mensen waren er bij, hij als supervisor, wel, dan was er geen probleem. Ze deden voort en het lukte mits enkele aanwijzingen van zijn kant. Was hij daar niet, dan werd er niet voortgedaan of het mislukte. Zo begonnen ze eens die kasten te vernissen zonder dat hij er bij was en het resultaat was een complete mislukking, het was allemaal met vlekken. Ze hadden niet genoeg opgelet. En zo is dat met verschillende zaken. Zo startte men eens een fietsenatelier op, maar toen die vrijwilliger wegviel, verdween ook dat atelier. Het was nochtans een idee dat vanuit hen gekomen was toen ik hen een paar oude fietsen presenteerde. Als ze het zelf moeten doen, dan komen ze wel naar de vereniging, maar dat is om een potje koffie te drinken maar er gebeurt verder niets.
(vervolg en slot in volgend nummer)
EINDE ARTIKEL
TERUG NAAR INHOUD NAAR TOP VAN DIT NUMMER
Getuigenis door Francine DG
Een christen in depressie
Hoe en wanneer mijn depressie precies begonnen is, kan ik moeilijk weergeven. Ik zakte steeds dieper weg. Niets of niemand interesseerde me nog. Ik had geen aandacht meer voor mijn man en mijn kinderen. Ik deed niets meer, ik voelde me niet meer de moeite waard om te leven. Ik zag ook niet dat ik hulp nodig had. Tot ik op een dag aanvoelde dat het zo niet verder kon. Ik liet me opnemen in een ziekenhuis. Daar kreeg ik enkel medicatie, maar had weinig kans tot gesprek. Ik voelde me daar niet goed bij en besliste zelf om naar een andere, gespecialiseerde instelling te verhuizen. Daar had ik het geluk een heel begrijpende dokter te ontmoeten. Ook had ik goede gesprekken met de psycholoog, therapeut en verpleegkundige.
Na 4 weken opname wou ik naar huis terug, ik dacht dat ik alles weer aankon. Maar wat had ik me vergist! Het werd een grote teleurstelling en na 3 weken werd ik weer opgenomen. Ik was radeloos en had het gevoel van: ‘Hier raak ik nooit meer uit’.
Uit de diepten roep ik tot U
Toch ben ik al die tijd blijven bidden. Alhoewel ik niet direct Gods hulp voelde, bleef ik bidden. Ik wist dat ook andere mensen aan mij dachten in hun gebed en dat gaf me steun. Ook liet mijn man me aanvoelen dat hij nog echt van mij hield; dat sterkte me.
Ik begon ook neer te schrijven hoe ik me voelde en na verloop van tijd begon ik naar God te schrijven, een geschreven gebed zou je kunnen zeggen.
Heel langzaam verbeterde mijn toestand en mocht ik naar huis. Ik bleef 2 dagen per week op daghospitaal komen. Die periode had ik wel heel veel angst om te hervallen. Tijdens de groepsgesprekken kon een van de medepatiënten me overtuigen dat ik niet zou hervallen. Ik heb in die periode heel veel geweend.
Ik begon toen boeken te lezen. Zo ontdekte ik de waarschijnlijke oorzaak van mijn depressie in een boek van Derek Prince: ‘Gods antwoord voor afwijzing’. Een mens kan zich afgewezen voelen als gevolg van gebrek aan ouderliefde, misbruik, armoede, echtscheiding… Wat bij mij de oorzaak van dat gevoel van afwijzing was, vermeld ik liever niet. Wat voor mij belangrijker was, dat waren de 5 stappen om tot genezing te komen:
1. Laat de H.Geest u helpen ontdekken hoe en waar je door afwijzing verwond werd.
2. Vergeef de persoon die je gekwetst heeft.
3. Leg de verwoestende vruchten van de verwerping af, zoals wrok, haat en opstandigheid, zelfbeklag
4. God aanvaardt je en houdt van je
5. Aanvaard jezelf!
Groeiend licht
De eerste 4 stappen heb ik doorlopen, maar de 5de stap was wel de moeilijkste.
In die periode begon ik ook naar een gebedsgroep van de Katholieke Charismatische Vernieuwing te gaan. Ik voelde mij daar vlug thuis en werd opgenomen in de groep. Ik kon mezelf zijn. Ik haalde daar ook veel kracht uit. Geleidelijk aan ging het beter met me.
Ondertussen had ik ook mijn ‘geschriften aan God’ verstuurd naar een pater Jezuïet. Hij gaf daar een zinvol antwoord op en ik ben blijven verder schrijven. Telkens als ik antwoord ontvang, put ik daar weer nieuwe kracht uit.
Gedurende heel deze periode had ik heel wat contact met 2 vriendinnen, die me steunden en aanmoedigden. Zo werd mij ook aangeraden om een recollectie te volgen. Dat heb ik ook gedaan. Het was een deugddoend weekend van bezinning en stilte en lezingen uit de H. Schrift met wat uitleg erbij. Ik mocht daar ook de ‘rust in de Geest’ ervaren en aan het einde van een genezingsdienst werden ‘woorden van kennis’ gesproken. Zo werd ook gezegd dat er iemand aan het genezen was van een zware depressie. Ik had toen het gevoel dat het om mij ging en sindsdien voel ik me stukken beter. Ik voel nu ook dat God echt met me bezig is. De mensen die ik op mijn weg naar genezing ontmoet heb, zijn voor mij een geschenk van God.
Zo kreeg ik ook een uitnodiging om een Vormingsreeks ‘Kom, Heilige Geest’ te volgen. Daar mocht ik opnieuw ervaren dat God echt van me houdt en dat Jezus mijn redder is. Ik ben nu nog intenser beginnen bidden. Zo begin ik elke dag met wat lofprijzing, wat gebeden en ik haal daar kracht uit. Als ik niet kan verwoorden wat in me omgaat, dat zet ik het op papier.
Zo kreeg ik ook van iemand het boek: ‘De kracht van positief denken’ van Norman Vincent Peale. Ook daar haalde ik kracht uit en leerde ik opnieuw inzien dat onze kracht komt van God. Als kleine, kwetsbare mens kunnen wij het niet alleen. Ik besef nu dat ik deze depressie moest doormaken om de mens te worden die ik nu ben.
Zending
De psychiater en haar team had ik nodig om me op weg te zetten naar genezing. Maar mijn echte innerlijke genezing is er gekomen dank zij mijn geloof in God, in Jezus. Ik besef nu ook dat mijn lijden niet zinloos was. Ik ben er een ander mens door geworden en hoop dat ik in de toekomst andere mensen zal kunnen helpen.
EINDE ARTIKEL
TERUG NAAR INHOUD NAAR TOP VAN DIT NUMMER
Guido en Trees De Mulder,
Maria-
Begin dit jaar trok Guido De Mulder naar Zimbabwe (vroeger ‘Rodesië) om wat te gaan helpen op een Missie van Adventisten van de 7de dag met wie hij reeds jaren samenwerkt. Hij geeft ons zijn motivatie en enkele ervaringen.
Waarom?
God heeft zijn Zoon gezonden om via Zijn kruisdood mij te bevrijden van mijn zonden, om de Waarheid te verkondigen en om ons te vertellen hoeveel de Vader van ons houdt. Jezus geeft ons ‘het leven’ door zijn Verrijzenis. Daaraan hebben we geen enkele verdienste! De verdienste is alleen van de Drie-
De armsten beminnen en helpen is ook Jezus beminnen. De eerste twee geboden vloeien in elkaar. Gods Geest maakt ons dat heel duidelijk en geeft ons de kracht om het te doen en te volharden.
Vechten tegen hongersnood en ellende
Afrika! Wie heeft er ooit niet gedroomd om missionaris of ontwikkelingshelper te zijn in het geheimzinnige “verloren” continent?
Zimbabwe! Brussel – Amsterdam – Sint-
Harare, richting Mutare: 100 km. in de brousse: overal verspreide hutjes en soms kleine huisjes, geen dorpscentra maar posten. Daar hebben we een kleine maand geleefd tussen onze zwarte medemensen.
Pauline, ze is aan opvolging toe, 70 jaar, heeft 7 à 8 jaar geleden een project uit de grond gestampt, d.w.z.: 17 ha. grond gecultiveerd voor voedingsgewassen en fruitbomen. Ze heeft een dam en waterputten laten aanleggen door mensen van ter plaatse; inhoud ongeveer 12.000 m³ water.
Januari: heetste maand met 40 à 50° C. in de zon. Januari: regenmaand. In heel de maand januari 2003 heeft het éénmaal goed geregend. Resultaat: de dam is half volgelopen. Er is immers de noodzaak dat om het lange droogteseizoen te overwinnen de dam op het einde van het regenseizoen vol zou moeten zijn. En het doel is gewoon: overleving! Het is het 3de jaar dat er in de streek te weinig water valt; dat is trouwens zo voor heel het zuidelijk deel van Afrika.
De vrouwen staan hoofdzakelijk in… voor alles: zorg voor de kinderen, zorg voor voedsel; enz. Pauline slaagt erin alle dagen 300 schoolgaande kinderen en ongeveer 50 gezinnen voedsel te geven. Kinderen met hongeroedeem worden eruit gehaald en krijgen extra proteïnerijk voedsel. Mensen die niet ziek zijn moeten komen werken op het project in ruil voor voedsel of een beetje geld; ze dragen water aan, planten en verzorgen de gewassen… Oude en zieke mensen worden geholpen volgens de mogelijkheden als ze te bereiken zijn.
Onze taak (Frank en ik) was om materiaal en voedsel te gaan halen in de stad en ons te laten zien op het project; er is immers bestendig toezicht nodig tegen diefstal en opdat er wat gewerkt wordt: ‘voedsel voor werk’ is het devies van Pauline.
De hongersnood rukt op als een sluipend gif! Zeker in de brousse. Aids: 2 miljoen weeskinderen op 12 miljoen inwoners. De werkeloosheid beloopt 70%, en er is de droogte. Verder is er de politieke corruptie, de aanslagen op boerderijen van blanke boeren en andere oorzaken brengen het land op de rand van de afgrond. Kleine velden in slechte toestand met een beetje maïs ziet men overal: weinig opbrengst, eenzijdige begroeiing en uitputting van de bodem.
We brachten een bezoek aan 3 ziekenhuizen, waaronder een staatsziekenhuisje in de brousse: geen stromend water: dus geen enkele patiënt, wel enkele verplegers die met hun duimen draaiden. Verder bezochten we een katholiek ziekenhuis: geen medicamenten, geen enkele patiënt. Daar was een mooi kerkje en een klooster met enkele zwarte zusters. Pauline, Frank en ikzelf zijn met hen gaan praten; we hebben hun medicamenten beloofd en ook geleverd na aankoop in de stad. De zusters dankten ons zeer gemeend. Met sommige medicamenten konden ze 2 jaar verder.
Pauline zoekt naar alternatieve bestaansmiddelen. Er wordt een champignonkwekerij opgericht. Haar einddoel is een weeshuis oprichten. Terwijl wij er waren is men begonnen een koestal te bouwen voor inlandse dieren. Europese dieren hebben een kans om te overleven in de bush. Twee koeien werden door ons geschonken aan het project (voor de melk en het beploegen van het veld).
Eucharistie in de Brousse
Er zijn veel verschillende kerkgemeenschappen in Zimbabwe. Een eenvoudig kerkje alleenstaand in de brousse. Mensen komen te voet van heinde en ver om ’s zondags de Eucharistie te vieren die 2 uur duurt. De priester is een zwarte Nigeriaan, ongeveer 40 jaar, een beminnelijk man. Hij trekt met zijn jeep de brousse in, waar hij in 20 posten het Woord Gods verkondigt. Het kerkje stroomt vol; ongeveer 100 mensen, mannen vrouwen en kinderen. De mensen zijn ‘op hun zondags’ gekleed, in vrolijke stemming, ze verbergen hun armoede.
Links zitten de mannen, in het midden het zangkoor met daarachter de notabelen, rechts – in overvloed – de vrouwen en kinderen. De twee eerste groepen zitten op banken zonder leuning. De laatste groep (vrouwen en kinderen) zit op matjes op de grond. Waarom? Er is geen geld om banken te kopen. We hebben toen 12 nieuwe banken aangekocht (zes met leuning, zes zonder leuning). Die belofte werd onthaald met blijdschap en dankbaarheid; echt deugddoend aan het hart. De banken zijn ondertussen geleverd (door Pauline via e-
De priester komt binnen, voorafgegaan door zingende en dansende kinderen, bloemen in de hand, die God eren en prijzen. Heel het gebeuren is doorspekt met ‘charismatische bewogenheid’. “U bent een priesterlijk volk”, predikt de priester in een half uur durende homilie. De priester en de mensen loven en danken God luidop. Ze belijden hun fouten en vragen om kracht en genade; Ze leggen hun noden voor aan hun Heer en God. Kinderen zingen en dansen, een blijde gebeurtenis. Het koor blijft niet ten achter bij het zingen van hun ritmische liederen. Na ongeveer 2 uur is de viering al gedaan. Spijtig, we gingen er zo in op.
De helft van de mensen laat over zich bidden door de priester met handoplegging.
Na afloop wordt er flink nagekaart. De mensen bestormen ons met vragen. Frank geeft antwoord. We moeten zeker terugkomen. Wie zijn we ? Wat komen we doen?
De daaropvolgende zondag gaan we terug. De priester komt er niet door! De brousse is ook zo uitgestrekt. Geen priester dus. De verantwoordelijke diaken houdt tezamen met de mensen een alternatieve viering, eenzelfde viering, maar dan zonder de consecratie. Men heeft Frank gevraagd om te prediken in het Engels. Dat heeft hij gedaan over de Goede Vader en de verloren zoon. Er was vertaling naar het Shona. Frank is Adventist van de zevende Dag. Oecumenisch? Ja toch!
Het was bitter koud in Vlaanderen toen we terugkeerden. Zimbabwe – Vlaanderen: een wereld van verschil. We geloven en dienen dezelfde Heer en Koning. Dit is een opdracht!
EINDE ARTIKEL
TERUG NAAR INHOUD NAAR TOP VAN DIT NUMMER