GELOOF en LEVEN



 HOME

 INHOUD

GELOOF EN LEVEN  Jg 114 (2010) nr. 2

    NAAR INHOUDSOVERZICHT VAN DE SITE       

Editoriaal    bvv

Marcel Van: Een kleine redemptor  Naar: P.A. Boucher. Petite Histoire de Van

Icoon van de heilige Damiaan

Een bisschop zette bakens         Bisschop Bonny van Antwerpen

Mgr. Léonard niet welkom?          Ben Van Vossel

De beloften van Christus (1)          Bijeengelezen door Ben Van Vossel

Nieuwjaar  Het Roodborstje    Br. Marc Maurice Beddeleem M.C.

Het gezin ondermijnd!           Naar Mgr. Schooymans

Briefje uit Japan   2010   Broeder Ludo Brs v Liefde

Pogrom tegen de Joden gestopt     De heilige Bernardus van Clairvaux

Rechten van de Ongeborene            Moeder Teresa van Calcutta

Kruissculptuur zoekt haar oorsprong  (1)          Ben Van Vossel

Zelfsecularisering van christelijke gems Paus Ben.XVI

Ontslagbrief van paus Jo.Pls II Kerknet

Atheïstische haviken    (Engels & Marx)    Naar Dr.J.V.Kopp, Teilhard de Chardin

Paas-CD van Monniken van Westvleteren         Naar Ministrando en Kerknet  

In de vrede van de Heer         bvv

Colloquium over Marcel Van       Les amis de Van

De mantel van Sint Maarten (4)         Ben Debeer

Lachedingen        

Inhoud         

   

    NAAR INHOUDSOVERZICHT VAN DE SITE    

MARCEL VAN: EEN JONGE VIETNAMEES DIE AANSPREEKT

In Parijs werd een internationaal Colloquium gehouden (zie verder in dit nummer) over de jonge Vietnamese redemptoristenbroeder Marcel Van, daarom plaatsen we hier een korte samenvatting van zijn leven zoals we het in 2001 in ‘Geloof en Leven’ hebben gepubliceerd.

 

Kwetsbaar kind

15 maart 1928 werd in een dorp tussen Hanoi en Haiphong een jongen geboren in een christelijke familie. Franse priesters van de “Missions Etrangères” van Parijs namen in die streek de zorg waar voor de christelijke gemeenschap.  Om voor toekomstige landseigen priesters te zorgen richtten ze de “huizen van God” op.  Dat waren pastorijen waar men jongens uit christelijke gezinnen van op vroege leeftijd wilde opvangen; ze hielpen dan de pastoor wat en konden ondertussen hun studies verderzetten.  De meest bekwamen werden dan later naar het seminarie georiënteerd, de anderen naar de school voor catechisten.  Op 7 jaar komt Van op de parochie van Huu Bang terecht waar hij 5 jaar lang zal verblijven.  Hij voelt zich geroepen om priester te worden maar krijgt het zwaar te verduren van een catechist die hem als het ware vervolgt; zijn troost is de paternoster maar die wordt hem op de koop toe afgenomen.  Van knechtje wordt hij, tijdens een hongersnood stilaan slaaf.  Op 12 jaar vlucht hij het woud in, zich toevertrouwend aan Maria en zijn engelbewaarder.  Weken zwerft hij uitgehongerd rond.  Hij wil nog altijd priester worden maar voelt de nood aan een geestelijke leidsman om hem te begeleiden.  Ondertussen komt hij terecht bij een tante op het platteland; hij moet er werken maar ondervindt toch een goede opvang.  In het dorp zelf komt hij voor het eerst in contact met het echte heidendom.  

 

De kleine ‘Redemptor’ (ont-)waakt

Tijdens de tweede wereldoorlog keert hij terug naar zijn ouders.  Hij is er niet heel welkom. Terwijl hij in de Kerstnacht de eucharistie bijwoont voelt hij in zijn hart een grote genade: hij heeft geen angst meer om te lijden en voelt als zijn zending om waar hij komt het lijden in geluk te veranderen.  Hij denkt dan terug aan zijn jonge vrienden die nog in Huu Bang zijn en hij keert er terug.  De catechisten geven er zich af met de dorpsmeisjes, onder de ogen van de kinderen.  Van besluit om te bidden en zich te offeren om de sfeer van onkuisheid te doorbreken.  Geknield voor het beeld van Onze Lieve Vrouw van Altijddurende Bijstand legt hij de gelofte van zuiverheid af.  Hij richt onder de kinderen een beschermende groep op: ‘het leger van de strijdende engelen’.  Zelf vertrouwt hij zich toe aan zijn engelbewaarder en hij begint te vasten.  Hij stelt vast dat de kinderen echt ten goede veranderen.  Maar als het de oude catechist ter ore komt, regent het slagen op de kinderen en speciaal op Van.  Even later verblijft hij gedurende 6 maanden op het kleinseminarie dat echter gesloten wordt. Dan komt hij terecht op de parochie van de heilige Teresia van het Kind Jezus.  

 

De kleine Theresia

Hij wil een heilige worden maar meent dat je daarvoor ik weet niet hoeveel verstervingen moet doen.  Er is nog altijd niemand om hem te begeleiden.  Hij vraagt dan aan Maria om hem een teken te geven.  Hij gaat naar de bibliotheek en hij neemt het eerste het beste boek: “De geschiedenis van een ziel” van de kleine heilige Teresia van Lisieux.  Hij leert eruit dat God Liefde is.  En dat liefde erin bestaat zich zo klein mogelijk te maken.  Van heeft zijn weg gevonden!  Hij weet geen blijf met zijn vreugde.  Diezelfde nacht hoort hij de stem van Theresia van Lisieux: “Vanaf deze dag zullen onze twee zielen slechts één ziel zijn in de ene liefde van God.  God zelf heeft deze ontmoeting uitgedacht; hij heeft jou gekozen als secretaris om zijn werk te realiseren”.  Gedurende 15 jaar zal Van zo in contact zijn met Theresia, die hem onder meer zegt:  “Vertel God alles wat je wil: over je knikkerspel, je beklimming van een heuvel, het geplaag van je kameraden, je tranen, je woede of je blijdschap van het moment.  God heeft dorst naar onze arme kleine harten die uit zijn scheppende handen voortkomen.  In vreugde of moeite, biedt Hem alles aan.”  Van Theresia verneemt hij ook dat hij geen priester zal worden maar wel religieus.

 

Redemptorist

Op 15 juli 1944 (hij is 16 jaar) biedt hij zich aan bij het redemptoristenklooster.  De overste stuurt hem weg en zegt dat hij nog drie jaar moet wachten.  Van keert terug naar huis maar mag na 3 maand toch in het klooster komen werken ... als knecht.  In oktober mag hij evenwel zijn postulaat beginnen en op 8 september 1945 legt hij zijn geloften af van armoede, zuiverheid en gehoorzaamheid en de eed van volharding.  

Tijdens een meditatie hoort Hij Jezus vragen: “Marcel, bemin je Mij?”  Hij zag Jezus naderbij komen in het heilig Sacrament: “Mijn kind, bid veel en breng veel offers.  Lijd en offer.”  Even later verneemt hij de bekering van zijn vader.

In februari 1950 verblijft Marcel Van in Saigon.  In juli 1954 komt er echter een scheiding tussen Noord- en Zuid-Vietnam.  Van trekt naar het communistische Noorden en op 7 mei zet hij zijn dienst voort in de parochie van Onze Lieve Vrouw van Altijddurende Bijstand.  De christenen verwachten zich op dat ogenblik reeds aan vervolging.  Van smeekt zijn geestelijke zus, Theresia van Lisieux: “Kleine zus, bid veel om mij de moed te verkrijgen alles te verdragen tot het einde”.

(Foto hiernaast: Van met zijn kleine zus die later Redemptoristin zou worden en pater Boucher die een boekje aan hem wijdde)

 

Zijn martelgang

Hij wordt door de communisten gearresteerd, onder zware druk gezet en tenslotte gedurende 5 maand in een donker hok opgesloten.  Daarna wordt hij tot 15 jaar hechtenis veroordeeld.  Hij wordt naar een kamp gebracht op 50 km . van Hanoi (kamp nr. 1 van Mo-Chen) waar nog zo’n 2000 mensen in ellende samen zitten, waaronder een honderdtal katholieken, die wel sterk staan in hun geloof.  Van luistert en troost; veel mensen komen naar hem toe en hij voelt dat hij die zending moet vervullen al zou hij liever sterven in dat kamp. In augustus 1957 brengt men hem naar kamp nr. 2 op 150 km . van Hanoi.  Hij wordt er geslagen en opgesloten in een ongezonde kerker gedurende twee jaar, waarvan 3 maand met ijzeren boeien om: geen bezoek meer en geen post...  Hoewel hij hier totaal verlaten is, is er toch licht in zijn hart.  Maar tuberculose en beriberi knagen aan hem; hij is nog slechts vel over ’t been.  Op vrijdag 10 juli 1959 is hij in doodsstrijd; een priester vergezelt hem met zijn gebed en geeft hem de absolutie.  Van wou martelaar zijn, God heeft hem verhoord.  Hij werd 31 jaar.  Ook Theresia van Lisieux wenste ooit als martelares te sterven in Hanoi.

         

EINDE VAN DIT ARTIKEL

     NAAR INHOUDSOVERZICHT VAN DE SITE       NAAR TOP VAN DIT NUMMER     

 

EEN BISSCHOP ZETTE BAKENS

Bisschop Johan Bonny schreef begin januari 2010 een herderlijke brief

aan de mensen van zijn bisdom. We geven er enkele passages uit:

Jezus verwelkomen

Vandaag vieren we het feest van de Openbaring van de Heer. Drie wijzen uit het oosten kwamen bij het pasgeboren kind in de kribbe. Zij begroetten in Jezus het licht van de wereld. De drie wijzen waren op zoek, zoals wij, naar waarheid en goedheid. Ze schrokken niet terug voor een verre en lange tocht. Ze stapten zelfs tijdens de nacht en lieten zich leiden door een ster. Tot ze aankwamen waar ze het niet verwacht hadden. Ze kwamen bij een pasgeboren kind, bij twee eenvoudige ouders, in een schamele stal. Hun verwondering was groot. Kan een klein kind het licht van de wereld zijn? Kan God zo dichtbij komen? Laat God zich vinden onder eenvoudige mensen? Het verhaal zegt niet dat de drie wijzen het begrepen, wel dat ze knielden en het kind hun geschenken aanboden: goud, wierook en mirre.

Na de wijzen uit het kerstverhaal is het nu onze beurt. Ook wij begroeten in Jezus het licht van de wereld, het licht op onze levensweg. Jezus blijft welkom onder ons, bij ons thuis en in onze gemeenschap. Rond hem vormen wij één grote familie. Heer Jezus, laat uw licht stralen over onze aarde, overal waar mensen op zoek zijn naar vrede en geborgenheid.

(…) Alleen met Gods zegen kunnen we onze zending als christelijke gemeenschap aanhouden.

Blijven kijken naar Jezus

In zijn homilie tijdens mijn  bisschopswijding zegde de kardinaal: “Herders zijn in de gemeenschappen de behoeders van de hoop, de bewaarders van het vertrouwen. Hun hoop berust niet enkel op menselijke gronden zoals een zonnig karakter of een onverwoestbaar goed humeur. De hoop van de herders steunt op God en zijn beloften. En God is trouw. Hij is de ankerplaats in tijden van stormweer en het stuurvaste roer bij hoge zee”. Die woorden zijn in mij blijven naklinken. De bisschop is een behoeder van hoop, een bewaarder van vertrouwen. Als we kijken naar onszelf, gaan we twijfelen. Waar gaat onze kerkgemeenschap heen? Hoe kunnen we het Evangelie beleven en doorgeven? Dat zijn vandaag geen gemakkelijke vragen. Toch is er hoop, zolang we maar naar Jezus blijven kijken! Zijn woord daagt ons uit en het sterkt ons. Zijn omgang met zieken en zwakken is voor ons een voorbeeld. Zijn lijden en sterven geeft kracht, wanneer ook wij ons kruis moeten dragen. Zijn nabijheid schept verbondenheid en solidariteit, vooral in het vieren van de eucharistie. Ja, er is er hoop voor onze kerkgemeenschap, zolang we uitzien naar Jezus en rond Hem blijven samenkomen. Daar wil ik als bisschop toe bijdragen: dat onze kerkgemeenschap in Jezus haar Heer en Vriend mag blijven ontmoeten. (…)

+ Johan Bonny, Bisschop van Antwerpen

           

EINDE VAN DIT ARTIKEL

     NAAR INHOUDSOVERZICHT VAN DE SITE       NAAR TOP VAN DIT NUMMER     

 


MGR. LÉONARD NIET WELKOM?


Ben Van Vossel

De meeste landelijke media hebben zich – begin dit jaar - weer eens grandioos belachelijk gemaakt met hun vaak aperte hetze tegen de keuze van paus Benedictus voor Mgr. André-Mutien (ondertussen veranderd in André-Joseph) Léonard tot aartsbisschop van Mechelen-Brussel en tegen Mgr. Léonard zelf:  Hij is te conservatief, hij is tegen homo’s, hij is tegen abortus en euthanasie, hij is tegen het priesterschap voor vrouwen, hij is tegen …

Met dit alles hebben ze de nieuwe aartsbisschop getekend. Hoezo, getekend? De aartsbisschop? Misschien. Zij hebben vooral zichzelf getekend. In hun redactiecenakels en hun interviewerscholen hebben ze uitgedokterd dat je in verband met de katholieke kerk een viertal typerende vragen moet stellen tijdens een interview, en dan weet je het wel. Dan weet je wàt? Wàt eigenlijk? Wàt weten we na hun dwaze interviews over de aartsbisschop? Je moet bijna abstractie maken van hun vragen en luisteren naar de mens Léonard, wat die probeert te zeggen tussen het opdringerig gewauwel van de reporter door. Je moet luisteren naar zijn hart. Het hart van een herder. Maar wat laten die reporters zich gelegen aan een herder! Platgewalst moest hij worden. Belachelijk gemaakt. En met hem die verwenste, ouderwetse katholieke kerk.

Weet je. Al is hij dan vrij rijzig, hopelijk heeft de aartsbisschop zich weten te neigen als een riet onder die achterhaalde golf van kritiek. En wij met hem. Heel die hetze, zelfs van binnen de kerk vanwege zogenaamd vooruitstrevende christenen, zal luwen, gewoon omdat ze weer wat anders zullen hebben om zichzelf en hun zelfgeconstrueerde zekerheden te presenteren. En de Kerk en de kerkvernieuwing zal doorgaan, omdat Gods Geest de Kerk blijft leiden. Kardinaal Danneels heeft de Kerk hier bij ons op de scene weten te zetten: hij had de sympathie van zeer velen met zijn rustige stem en fijne woordkeuze, hij was een gedistingeerd man die men respecteerde. En het was niet enkel wat poze, wat sympathiek doen. In zijn toespraken en geschriften gaf hij de evangelische leer door en als het erop aan kwam sprak hij overduidelijke taal. Voor wie het horen wilde. Mgr. Léonard zal het op z’n eigen manier doen, anders dan kardinaal Danneels. Ik heb sterk de indruk dat Gods Geest Vlaanderen ook wil laten delen in een spirituele injectie die de kerk hier wel behoefde. De toekomst zal uitwijzen of we het waard waren en het zullen weten te appreciëren.

Het is nu het de gunstige tijd.

   

         

EINDE VAN DIT ARTIKEL

     NAAR INHOUDSOVERZICHT VAN DE SITE       NAAR TOP VAN DIT NUMMER     



 

NIEUWJAAR 2010: HET ROODBORSTJE

Br. Marc Maurice (Beddeleem)

Beste vrienden,

Eén van de verhalen uit mijn kindertijd die mijn gevoel raakten, handelde over het kleine vogeltje en hoe het medelijden had met Jezus aan het kruis. In zijn medelijden streek het neer op het kruis, heen en weer huppelend op de dwarsbalk, almaar denkend “Ik kan niets doen … ik ben maar een klein machteloos vogeltje … er is niets wat ik kan doen.” Het vogeltje probeerde niet weg te vliegen, noch het lijden van de man aan het kruis te vergeten. Het bleef op de balk zitten. Kijkend naar de doornenkroon van Jezus, schoot het hem te binnen dat in al zijn kleinheid, er toch iets was wat hij kon doen. “Als ik er ook maar één doorn kon uithalen, dan is het toch één doorn minder.”  Het vogeltje verzamelde al zijn moed, vloog naar de kroon en trok één doorn uit het hoofd van Jezus. Toen het terug op de dwarsbalk zat, zag het vogeltje hoe het bloed van Jezus op zijn eigen borst was gespat… en zo huppelt het vandaag nog steeds in de natuur rond: het roodborstje.

Jezus troosten en helpen

Als kind raakte dit verhaal me, en vond ik het jammer dat ik geen roodborstje was en dat ik niet kon vliegen en geen doorn uit de kroon van Jezus kon trekken. Pas enkele jaren geleden drong het tot me door dat dit verlangen uit de kindertijd zijn vervulling had gevonden in mijn roeping als ‘Missionaris van de Naastenliefde’-broeder. “Doe kleine dingen met grote liefde”, staat centraal in onze roeping en vaak is het werk van de MC-Broeders niet meer dan het verwijderen van een doorn uit het hoofd van de lijdende mensheid. Het wondere eraan is dat deze kleine daden God in staat stellen opnieuw hoop en liefde te brengen op aarde. Liefde is de sleutel die de deur opent.

Liefde opent deuren

Een man kwam jaren geleden naar onze maaltijden, hij bleef achterwege omdat het te druk was.. Onlangs kwam hij terug. Hij kon nog nauwelijks stappen. We gaven hem een voetbad en brachten zalf aan op zijn gewonde voeten, hij kreeg ook een paar sokken en schoenen. Tijdens de wasbeurt nodigde de man ons uit om eens naar zijn flat te komen, “dan zul je zien waarom ik zelf niet kook.” Vroeger hadden we vaak voorgesteld bij hem een bezoekje te brengen, maar toen wees hij het aanbod steeds af.

Bij een bezoek aan een van onze families, kwam een zesjarig jongetje aangelopen met een grote glimlach en zei: “Als de broeders komen, eten we hamburgers.” Bij de bezoeken hebben de broeders in plaats van steeds te knutselen er een gewoonte van gemaakt om samen te koken, de tafel mooi te dekken, een gebed op te zeggen en samen de maaltijd te nuttigen. De kinderen genieten ervan, de mama ook.

Een tiener die al in een paar scholen aan de deur werd gezet komt bij ons langs om zijn fiets te herstellen. We werken samen en geven hem het nodige materiaal. Hij stelt veel vragen. Op zijn vraag kwam hij met ons mee, gewoon een uur stil zitten voor de Aanbidding. Vorige week kwam hij opnieuw langs, we vroegen hem of we een school moesten zoeken.” Yes Brother”, was zijn overtuigend antwoord.

Een jonge gast van 14 jaar werd ooit door zijn vrienden tot bij ons gebracht. Nu, zeven jaar later, werken we nog steeds met hem. Over de jaren heen hebben we zijn vertrouwen kunnen winnen, ondanks zijn pijnlijke geschiedenis van verwerping. Vandaag verblijft hij in een drugsvrij huis en geniet hij van   zijn computercursus en van het (klei-)potten draaien. Maar vooral geniet hij ervan ergens bij te horen, zich geliefd en gewaardeerd te weten. Hij belt regelmatig om te melden hoe het gaat en we zijn er steeds hartelijk welkom. Eén van deze weekends wil hij samen met een vriend voor ons komen koken.

Bij een recent bezoek aan de gevangenis werk ik geroepen door een jonge man.  Hij vertelde me hoe hij iemand, die hem zeer dierbaar was, had gedood tijdens een volledige black-out onder invloed van drank. Nu strijdt hij om met zichzelf in het reine te komen: “Hoe kan ik verder leven met deze realiteit? Hoe kan ik iets doen voor zij die nu lijden door mijn toedoen? Hoe kan ik om vergeving vragen? Alstublieft, kunnen we samen bidden?”

In elk van onze apostolische werken, (de gevangenis, het huis, de straat, de dagcentra…) is 'er gewoon zijn voor de mensen' een belangrijk onderdeel. We ervaren allen meermaals hoe groot het verlangen is in mensen, om hun verhalen en hun pijn te delen, maar ook om hun successen en hun hoop te delen. Er is zoveel nood om er gewoon te zijn op het juiste moment voor de persoon die op dat moment houw aanwezigheid nodig heeft. We zijn geroepen om ons bewust te zijn van deze nood, niet om rond te hollen om de andere 99 te dienen terwijl naast ons een verloren schaap nood heeft om zich eventjes geborgen en veilig te voelen.

Wij bidden voor jou, dat 2010 je vele ontmoetingen mag brengen waar je zelf een doorn uit het hoofd van de lijdende mensheid kunt verwijderen, door jouw aanwezigheid, jouw glimlach, een woord of een gebed. En dat er altijd iemand moge wezen die tijd voor jou neemt als je zelf die behoefte ervaart. De beste wensen voor ieder van jullie, liefde en gebed en een hartelijke dank voor jullie oprechte betrokkenheid vanwege alle broeders.

Br. Marc Maurice

Missionaries of Charity Brothers Saint Malachy’s House

Eggingtonstreet, Collyhurst  Manchester M40 7RN

   

          

EINDE VAN DIT ARTIKEL

     NAAR INHOUDSOVERZICHT VAN DE SITE       NAAR TOP VAN DIT NUMMER     


 


HET GEZIN ONDERMIJND!

Naar een toespraak van Mgr. Michel Schooymans

In een eerdere publicatie van Pro Vita – Gezin & Leven, beschrijft Mgr. Schooymans, met betrekking tot het gezin, “De uitdagingen binnen de Internationale Fora”. Met de Engelse ‘Gelijkheidswet’ (Chirojeugd Vlaanderen vond het niet fijn van de paus dat hij daartegen reageerde) krijgt deze publicatie een bijna profetisch gehalte en wordt meteen bevestigd hoe erg het gesteld is met het ‘vooruitgangsstreven’ van een aantal Staten.

In bedoelde publicatie betoogde Mgr. Schooymans dat de Verenigde Naties (VN) in allerlei conferenties op onbeschaamde wijze de realiteit van het traditionele gezin hebben aangevallen door

1° het toekennen van een dubbelzinnige betekenis aan het begrip ‘gezin’,

2° de doorbraak van de ideologie van ‘het gender’, en

3° het opkomen van de zogenaamde ‘nieuwe rechten’.

 

1° Dubbelzinnige betekenis aan het begrip ‘gezin’

Artikel 16 uit de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1948) over het gezin gaat nog uit van het traditionele, heteroseksuele en monogame gezin.

Sedert de Vrouwenconferentie van Peking (1995) wordt het begrip ‘gezin' evenwel door de VN gebruikt voor alle soorten in onderlinge overeenkomst gesloten relaties: heteroseksuele, homoseksuele en lesbische relaties, nieuw samengestelde gezinnen, eenoudergezinnen; misschien later nog andere denkbare relaties (pedofiele en zelfs incestueuze?). Het begrip ‘gezin’ wordt in veranderende betekenissen gebruikt volgens de omstandigheden, afspraken en … belangen.

Het komt uiteindelijk hierop neer dat het monogame huwelijk een instelling wordt naast andere vormen van contractuele relaties. Het huwelijk werd dus ook herleid tot een privécontract tussen individuen. Het wordt m.a.w. geprivatiseerd en de realiteit van het huwelijk als natuurlijke instelling verdwijnt. Stabiliteit en duur van het huwelijk hangen gewoon af van de duur van dat contract, wat meteen ook de zekerheid van de kinderen hypothekeert.

 

2° Doorbraak van de ideologie van ‘het gender’

Ook de ideologie van het ‘gender’ is erop gericht het (traditionele) gezin te vernietigen. Marxisme en structuralisme liggen aan de basis ervan en Wilhelm Reich en Hubert Marcuse hebben het verder beïnvloed.

Was voor Karl Marx de klassenstrijd bijna uitsluitend een strijd tussen kapitalist en proletariër, voor zijn medestander Wilhelm Engels was die strijd op de eerste plaats het verzet tegen de idee van de man als heer en meester en de vrouw als zijn slavin. Vooral in het heteroseksuele en monogame gezin deed zich dat volgens hem voor. Het gezin moest daarom vernietigd worden. Bevrijd van de overheersing van de echtgenoot en de last van het moederschap, zou de vrouw haar plaats kunnen innemen in de productiemaatschappij.

De ideologie van ‘het gender’ (geïnspireerd op het structuralisme) zegt dat de oude cultuur voorbijgestreefd is: de rolverschillen tussen de seksen hebben nu geen enkel natuurlijk fundament meer, ze zijn louter historisch of cultureel bepaald: het moedergevoel is geboren in de 18e eeuw, maar de nieuwe cultuur zal de vrouw het moederschap ontnemen. De onderlinge ongelijkheid wordt zo weggewerkt. De nieuwe cultuur hecht totaal geen waarde meer aan de genitale verscheidenheid van man en vrouw. Ieder mag zijn eigen sekse kiezen en de rollen van man en vrouw worden totaal omwisselbaar. Mgr. Schooymans merkt hierbij op dat deze ideologie elk verschil tussen de werkelijkheid en de fictie uitwist en zo haar totalitaire natuur onthult.

De traditionele gezinsmoraal wordt daarmee natuurlijk begraven, recht op vrije seks van de individuen moet verbreid worden, vrijuit en zonder grenzen. Bovendien maakt deze individualistische ethiek dat het individu enkel tegenover zichzelf verantwoording heeft af te leggen.

De ideologie van ‘het gender’ bedoelt in feite de vernietiging van het gezin. Het vond zijn motieven in het fatalisme van het marxisme en het individualisme van het neo-liberalisme. Abortus die uit het strafrecht wordt gehaald wordt dan beschouwd als een ‘recht’ en homoseksualiteit bv. wordt eveneens opgevorderd als een nieuw recht. De ideologie van ‘het gender’ blijkt dusniet enkel rampzalig voor het bestaan van het gezin maar - daarmee onmiddellijk samenhangend - ook voor het ongeboren menselijk leven als de zwakste schakel van de gezinsketen.

 

3° De ‘nieuwe mensenrechten’: een misleiding

De nieuwe rechten die de VN oplegt beperken zich niet tot de relationele vormgeving maar omvatten o.m. ook de “reproductieve gezondheid”.  En ook die rechten – zo oordeelt Mgr. Schooymans - werken vaak de vernietiging van het gezin in de hand. Zij brengen immers een relativering mee van de ‘eeuwige trouw’ doordat de bruidegom bv. aan zijn bruid zegt: ‘Ik hou van jou op voorwaarde dat je niet vruchtbaar bent’ en anderzijds,  doordat veel contraceptieve preparaten ook een abortieve uitwerking hebben wanneer een nieuw leven ontstaat,  vormen zij vaak een bedreiging voor het ontvangen kind. Overigens wil men een absolute zekerheid, zodat, als de contraceptie fout loopt,  men beroep kan doen op het ‘recht op abortus’.

De ‘nieuwe mensenrechten’ bedreigen het gezin nog op een andere gemene manier, nl. door de seksuele opvoeding. De adolescenten moeten immers ook kunnen genieten van de ‘reproductieve rechten’, met name van de contraceptiva, de morning-after pil en abortus, in alle anonimiteit. De ouders worden buitenspel gezet op het vlak van de seksuele opvoeding van hun kind en we kunnen vermoeden dat men nog verder wil gaan en de ‘ideologisch correcte’ opvoeding zal geven in het geheel van het schoolse netwerk, netjes geleid en gecontroleerd van 'hogerhand'.

 

Bron en eindpunt

Aan de wortel van al deze problemen komen we bij de uiteindelijke bron waaruit al de dwalingen van de Verenigde Naties voortkomen, de kern van het probleem: het absolute relativisme, het oorspronkelijke agnosticisme. In feite hebben de VN als dogma aanvaard dat de mens niet bekwaam is goed en kwaad te onderscheiden. Dit 'dogma' kiepert dan gewoon de Universele Verklaring van de mensenrechten overboord, o.m. respect voor het leven en voor het gezin. Totalitaire regimes hebben de wereld ondergedompeld in bloed en tranen. Maar nu nemen de VN als dogma aan dat wijzelf tot een consensus moeten komen wat de mensenrechten nu precies zijn en de beslissing van de meerderheid moet dan door iedereen gerespecteerd worden. Het positief recht valt dan zogezegd samen met de mensenrechten. Zelfs het recht op leven is afhankelijk van die consensus. Zo kan in feite iedere vorm van geweld gewettigd worden.

Op deze manier stellen we vast dat de VN ‘onverdraagzaam, tiranniek en duister van aard zijn geworden’. Andere gezindheden kunnen dus verdrukt worden. De politie krijgt op dat moment een taak bij: zorgen voor de bescherming van ‘het eenheidsdenken’. Wee hen die het traditionele gezin blijven verdedigen, of die abortus en de ‘reproductieve rechten’ nog verder zullen bestrijden, ze zouden kunnen beschuldigd worden van misdaad tegen de ‘nieuwe mensenrechten’.

 

Concrete toepassing: de paus moet zwijgen

Een concrete invulling van deze gang van zaken zagen we onlangs in de praktijk.

Britse kranten uitten op 2 febr. 2010 kritiek op de uitspraken van de paus over een nieuwe omvattende (anti-)discriminatiewet. Die moest nog goedgekeurd worden door het Britse Hogerhuis. De wet bundelt eerdere wetten over discriminaties op basis van leeftijd, geslacht, geaardheid, burgerlijke stand, ras en godsdienst. Op het eerste gezicht zou je daar, vanuit respect voor andere overtuigingen, respect voor moeten opbrengen. Toch klaagden de Britse katholieke en anglicaanse Kerken eerder al aan dat de nieuwe wet een ernstige hinderpaal vormt voor hun personeelsbeleid. In zijn oorspronkelijke vorm zouden Kerken zelfs gedwongen kunnen worden praktiserende homoseksuelen, transseksuelen en vrouwen tot priester te wijden op straffe van in de onwettelijkheid terecht te komen.

Het Britse katholieke parlementslid Stephen Hughes wees de inmenging van de paus in de Britse binnenlandse politiek evenwel af. Hij stelde dat Benedictus XVI zich juist zou moeten verzetten tegen elke vorm van discriminatie. Mensenrechtengroepen en homobewegingen reageerden ook fel op de uitspraken. Homovoorvechter Jonathan Finney noemde het op de BBC Radio onaanvaardbaar dat mensen nog langer wegens hun seksuele geaardheid gediscrimineerd worden.

Aartsbisschop Vincent Nichols verdedigde dan weer de pauselijke verwijzing naar de Britse wetgeving. In een gesprek met BBC Radio beklemtoonde hij dat ook de paus het recht heeft zijn bezorgdheid uit te spreken over de wetten die godsdienst in Groot-Brittannië en elders in Europa steeds sterker naar de privésfeer verdringen.

 

Weest niet bang: Ik heb de wereld overwonnen

Heel dit betoog zou ons kunnen beangstigen. Het is inderdaad beangstigend voor de mensheid. Maar de toekomst ligt in de hand van God. Gods Geest werkt in de wereld en zal voor een ommekeer zorgen. Arme landen zullen zich niet meer laten omkopen of afdreigen door rijke staten om die ‘nieuwe rechten’ ook in hun land te gaan toepassen. Gewone mensen zullen tot inzicht komen dat hun leiders (intelligentia en media) een artificiële mens en een artificiële samenleving hebben willen doorduwen, die onder geen enkel oogpunt dienst aan  de mensheid is en in ieder geval ernstige correcties behoeft.  'Wees niet bang, zegt ons de Heer, Ik ben met u tot het einde van de tijd'. Ook vandaag blijft de mens een beeld van God, ook vandaag heeft het gezin de roeping om afstraling te zijn van de glans van de Drieëne God, die Leven, Waarheid en Liefde is. Laten we daarvan bewust blijven en daaraan werken ieder op onze plaats met de talenten die de Heer ons toevertrouwde.

             

EINDE VAN DIT ARTIKEL

     NAAR INHOUDSOVERZICHT VAN DE SITE       NAAR TOP VAN DIT NUMMER     


 


BRIEFJE UIT JAPAN

 

Broeder Ludo, br. v . Liefde

Tottori, einde 2009

Dag allemaal,

Hier ben ik weer met mijn jaarlijkse berichtjes.

Ik zal maar beginnen met onze therapie-activiteiten. Ook dit jaar gingen onze wafels goed van de hand. Zodat we zelfs blij waren dat er in juli-augustus minder bestellingen kwamen en we het eventjes rustiger aan konden doen. Vroeger was één van onze gasten zowat specialist deegmenger, maar doordat het alsmaar meer werd kon hij het niet meer bolwerken. En de gewone huishoudmixers zijn ook te zwak als ge met een paar kilo deeg begint. We waren dus al een jaar op zoek naar een sterkere machine.

Dankzij de giften die we van het thuisfront kregen hebben we dan in november een grote 20 liter-Mixer kunnen kopen. Daarmee is het deeg mengen stukken gemakkelijker geworden en kunnen we iets meer bakken.

Voor de moment bakken we nog afwisselend met drie therapiegroepen die daarbuiten elk nog hun eigen werk hebben. Dan is er ook een groep die industrieel werk doet voor een autobedrijf. Feitelijk is dat werkniveau te moeilijk voor onze gasten en daarbij brengt het zo goed als niks op. Maar ander werk is ook moeilijk te vinden. Daarom onderzoeken we momenteel om dat werk stop te zetten en met die groep bewoners elke dag wafels te bakken. Maar wie? wat? waar? …moet nog uitgedokterd worden.

Op het groentenveld hebben we ons eerder rustig beziggehouden. Alleen de aubergines waren blij met de doornatte zomer en daar hadden we dus een grote oogst. Onze Japanse edamame-bonen daarentegen vonden het veel te nat en gaven dus twee keer niks. Ook bij de pompoenen vonden de bijen dat het geen weer was om buiten te komen en was er bijgevolg niet veel vrucht te vinden. September bracht gelukkig beter weer en dus hadden we nog een goede oogst zowel van de zoete patatten als van de ‘dorpsknollen’. Van die laatste liggen er voorlopig nog 100 kilo in de bloemenserre. Daar is heel wat kuiswerk aan en zo hebben we er in januari nog ons werk mee. Het komt goed uit dat de serre in de winter toch half leeg is zodat we daar binnen kunnen werken ook als er buiten sneeuw ligt.

Begin december kregen we dan een minder welkome gast op bezoek, die droeg als naamkaartje “nieuwe griep”. Een kortverblijf-bewoner bracht het mee binnen en op zes dagen zaten er 23 van de 28 bewoners van onze leefgroep in bed. Ook bij het personeel waren er vier die het zitten hadden en dus was het eventjes volle bak voor de overblijvenden. De andere leefgroepen hebben er in mindere mate last van gehad. We hopen dat we het daarmee wel gehad hebben en dat er minder zieken zullen zijn als ze terugkomen van het eindejaarsverlof. Maar da ‘s nieuws voor ‘t nieuwe jaar.  

Vanuit de overkoepelende organisatie van de Asonaro-kai verhuisde onze directeur naar het bejaardenhuis naast ons om daar directeur te worden. Wij kregen daarmee een nieuwe directeur. Iemand die in verschillende instituten gewerkt heeft en de knepen van ‘t vak door en door kent. En ook heel onderlegd is in de problemen van de gehandicaptenwereld. En da ‘s een grote verbetering tegenover onze vorige directeur. Anderzijds weet hij zo goed als niets van ‘t christendom en het werk dat de broeders hier vroeger gedaan hebben. Ik vrees dus wel een beetje dat de atmosfeer zou kunnen veranderen. Dat bv. de goede naam van ‘t instituut en de buitenkant belangrijker worden dan het geluk van elk van de bewoners, ook de zwakkeren en diegenen met psychische problemen die niets produceren waarmee je naar buiten kunt komen…

In ‘t klooster is er niet veel gebeurd, behalve dat we allemaal weer een jaartje ouder zijn. Wel zaten we in onze kleine kloosterkapel al enkele jaren op een vuil behang te koekeloeren. We hadden al een paar keer  geprobeerd het af te wassen, maar dat gaf weinig succes. Ook het plafond was goed zwartgerookt. Dus hebben we dit jaar de knoop doorgehakt en zowel het plafond laten schilderen,  als een nieuw behang en een nieuwe balatumbevloering laten leggen. Zo zitten we nu in een vernieuwde kapel waar het een stukje aangenamer bidden is. En dat laatste doen de medebroeders hier gelukkig veel.

Volgende zomer hoop ik wel nog eens in ‘t Vlaamse land te geraken,

dus hopelijk tot ziens!    Br. Ludo

           

EINDE VAN DIT ARTIKEL

     NAAR INHOUDSOVERZICHT VAN DE SITE       NAAR TOP VAN DIT NUMMER     



 

EEN POGROM TEGEN JODEN GESTOPT

 

Confrontatie tussen twee cisterciënzers

Met 1146 bevinden wij ons in volle Middeleeuwen. Paus Eugenius III, een gewezen cisterciënzermonnik, neemt niet enkel de vernieuwing van de Kerk op zich, maar wil ook de heilige plaatsen weer toegankelijk zien voor christelijke pelgrims. Hij roept Bernardus, de abt van Clairvaux, op om een kruistocht te gaan preken in Europa. “U heeft bevolen, ik heb gehoorzaamd”, schrijft Bernardus. En ook al zal die kruistocht geen succes worden, zijn oproep kent groot succes. Men stroomt van alle kanten toe. ‘God wil het’…

Maar dat succes wordt fel getemperd door wat hij verneemt over een van zijn monniken. Hij kan er niet meer van slapen. Die monnik, Raoul, had het in zijn hoofd gehaald om het vergoten bloed van Christus te gaan verhalen op de Joodse gemeenschap. Hij had op eigen initiatief een soort kruistocht gepreekt in Duitstalige streken, maar dan geen kruistocht tegen Islamitische bezetters van het Heilig Land, maar tegen hen, wiens voorouders ooit geroepen hadden dat Jezus’ bloed over hen en hun kinderen mocht komen. Die Raoul gaat eens eventjes zorgen dat dit metterdaad gebeurt. Hij preekt in Straatsburg, Sire, Mayence, Keulen en weet zijn gehoor met de uitvoering van die profetie te belasten. Vreselijke pogroms waren het gevolg. De Joden die in die streken vrij talrijk waren, vroegen asiel en bescherming aan de bisschoppen. Henri, de bisschop van Mayence, vond dat de Cisterciënzers zelf maar eens paal en perk moesten stellen aan het optreden van hun lichtjes ‘doorgetrapte’ monnik.

 

De 'oogappel van de Heer'

En de heilige Bernardus neemt zijn verantwoordelijkheid. Hij schrijft vooraf reeds een strenge brief naar zijn monnik-jodenhater. ‘Je hebt de dienst van het woord wederrechtelijk in bezit genomen, je hebt het gezag van de bisschoppen getrotseerd, je durft doodslag goedkeuren…’.

Abt Bernardus laat het daar echter niet bij.

Hij verschijnt onaangekondigd in Mayence. De meute, in volle verdeling van de buit, gromt en toont de tanden. Maar Bernardus geeft hen ervan langs met striemende woorden: “Trek op naar Sion, verdedig het graf van onze Christus; maar raak niet aan de zonen van Israël en spreek tot hen slechts met vriendelijkheid, want zij zijn het vlees en de beenderen van de Messias. En als jullie hen overlast aandoen, riskeer je de Heer te kwetsen in zijn oogappel”.

Hoewel Bernardus Latijn sprak, begrepen de Rijnlanders heel goed wat hij bedoelde en ze konden niet weerstaan aan zijn stem...

Als een geslagen hond, met de staart tussen de poten, verdween de ontspoorde monnik Raoul weer achter de  kloostermuren terwijl het (deze keer althans) geredde “Israël” de lof zong van Bernardus, de ‘rechtvaardige’.

             

EINDE VAN DIT ARTIKEL

     NAAR INHOUDSOVERZICHT VAN DE SITE       NAAR TOP VAN DIT NUMMER     

 

 

   

ZELFSECULARISERING

Paus Benedictus XVI bij het “ad-limina-bezoek

van de 1stegroep Braziliaanse bisschoppen op 7 sept. 2009

 

“In de decennia na het 2de Vaticaans Concilie hebben velen de openheid naar de wereld niet als een vereiste tot missionaire ijver van het Hart van Christus geïnterpreteerd, maar als een overgang tot secularisering, waarin zij enige waarden van grote christelijke substantie ontdekten zoals de gelijkheid, de vrijheid en solidariteit, en zich bereid toonden, concessies te doen en waaiers van samenwerking te ontdekken.

Zo hebben enige kerkelijke verantwoordelijken in antwoord op de verwachtingen van de publieke opinie in ethische debatten ingegrepen; zij hebben het echter nagelaten, van bepaalde grondwaarheden van het geloof te spreken, zoals van de zonde, de genade, het theologale leven en de ‘laatste dingen’.

Onbewust is men in de zelf-secularisering van vele kerkelijke gemeenschappen vervallen; in de hoop, de televisiekijkers tevreden te stellen, hebben zij diegenen, die daar al toe behoorden, misleid en ontgoocheld zien weggaan: onze tijdgenoten verlangen, wanneer zij ons ontmoeten, datgene te zien, wat zij nergens meer kunnen zien, namelijk de vreugde en de hoop, die uit het feit ontstaat dat wij bij de opgestane Heer zijn.

Tegenwoordig is er een nieuwe generatie, die in deze geseculariseerde omgeving opgegroeid is en, in plaats van hoop en bestemming  te vermelden, getuige moet zijn hoe in de samenleving steeds meer de afgrond van de meningsverschil en tegenstand tegen het leerambt van de kerk opent, en dit vooral op het vlak van de Ethiek.  

In de woestijn van de afwezigheid van God voelt de nieuwe generatie een grote dorst naar transcendentie aan. Het zijn de jonge mannen van deze nieuwe generatie die vandaag aan de deur van de seminaries kloppen en daar voorbeelden moeten vinden die waarachtige Godsmannen zijn, priesters die zich volledig en over heel de vorming inzetten, die getuigenis geven van de zelfgave aan de Kerk door het celibaat en een gestreng leven naar het voorbeeld van Christus, de goede Herder…”

             

EINDE VAN DIT ARTIKEL

     NAAR INHOUDSOVERZICHT VAN DE SITE       NAAR TOP VAN DIT NUMMER     

 


PAUS JOANNES-PAULUS II EN ZIJN ONTSLAGBRIEF

  Naar KerkNet / RadVat / LaCroix Woensdag 27 januari 2010

 

HAVIKEN

 

In het boek ‘Teilhard  de Chardin’ van dr. Josef Vital Kopp trof mij een korte passage over twee “communistische” en atheïstische mannen die de kans zagen de theorieën van Darwin in verband met de evolutieleer omzeggens dienstbaar te maken aan hun eigen inzichten, alsof Darwin’s theorie nu eens en voorgoed komaf ging maken met wat er van het christendom en het geloof nog overbleef in de eeuw van het rationalisme.  Charles Darwin was vanuit zijn bevindingen en studie tot de overtuiging gekomen dat het leven zich vanuit vrij eenvoudige vormen ontwikkeld heeft tot steeds meer gecompliceerde levensvormen. Hoewel hij van mening was dat ook de mens in deze ontwikkeling van het leven te situeren was, heeft hij dit nooit op scherpe wijze gezegd; hij wilde in geen geval wereldbeschouwelijke gevoelens kwetsen. Zijn volgelingen evenwel waren minder fijngevoelig.

Bovenal te betreuren was dat bepaalde “ideologische groeperingen” zich vrij snel op Darwin’s ontdekking gegooid hebben. Dat paste nu eens echt in hun kraam: hun materialistische wereldbeschouwing. De mens was geen schepping van God, een god die trouwens niet bestond, maar is gewoon het product van een natuurlijke evolutie, een radertje in een louter natuurlijk proces. En daarom schrijft Friedrich Engels aan zijn vriend en strijdmakker Karl Marx: “Zeg, het boek van die Darwin, dat ik aan het lezen ben, is fantastisch. De teleologie was van één kant nog niet kapot gemaakt. Dat is nu gebeurd.” Een maand later antwoordde Karl Marx: “In de loop van de laatste vier weken heb ik Darwin’s boek gelezen. Hoewel grof Engels van opbouw, is dit het boek dat de natuurhistorische basis voor ons werk bevat.”

 

Deze materialisten, ontwerpers van het dialectisch materialisme, gingen dus de evolutiegedachte in zuiver mechanistische zin uitwerken en tot basis maken van hun hele wereldverklaring. Alles wat bestaat, de menselijke geest niet uitgezonderd, is volgens hen materie die zich met zichzelf meet en zo evolueert. Dit denksysteem vormde een totaal nieuw zicht op de wereld, de mens en zijn geschiedenis, een nieuw maar tevens somber wereldbeeld van monumentale geslotenheid. Even kortzichtig als de aanvankelijk totale afwijzing van de evolutiegedachte door heel wat christenen

Pater Pierre Teilhard de Chardin s.j., paleontoloog en zelf een fervent verdediger van de evolutiegedachte, betreurde zowel een mordicus vasthouden aan een statische wereldopvatting als de negatie van de nood aan een groei in vergeestelijking. In "Het veldwerk van Teilhard de Chardin" deelt George B. Barbour een uitspraak van Teilhard in die zin mee:

"De communisten zien alleen maar de materiële behoeften van de mens en zij willen de materiële levensvoorwaarden van de massa verbeteren. Maar zij zien niet welk een rol de behoefte aan geestelijke groei in het leven van het individu speelt. En misschien dat ook de geestelijkheid zelf zich niet altijd bewust is van de honger die deze boeren lijden en van het fysiek leed dat zij doorstaan alleen om in leven te blijven. De toekomstige ontwikkeling moet het resultaat zijn van een vooruitgang in twee richtingen tegelijk: vooruit en omhoog."

             

EINDE VAN DIT ARTIKEL

EINDE VAN DIT NUMMER 2010_2

     NAAR INHOUDSOVERZICHT VAN DE SITE       NAAR TOP VAN DIT NUMMER