GELOOF en LEVEN
ALFONSUS VAN LIGUORI (1696-
Stichter van de Redemptoristen (1732)
Naar Heinzmann cssr
Eigenlijk dankt de Congregatie van de Redemptoristen haar oorsprong aan 3 personen: Tomasso Falcoia, Maria Celesta Crostarosa en Alfonsus van Liguori. En afgezien daarvan zal het wel een initiatief geweest zijn van de Heer, als we de wereldwijde vruchten zien in de loop van ongeveer 270 jaar. Tomasso Falcoia (1663-
Ben Van Vossel cssr.
Napolitaan
Rond 1700 was Napels de derde grootste stad van de wereld. Veel rijken en schrijvende nood onder de arme bevolking. Op 27 september 1696 wordt Alfonso Maria di Liguori geboren, als oudste zoon van de adellijke marine-
Hij krijgt een zeer christelijke opvoeding, ook vanwege zijn vader, maar bij deze zit vooral ook de wens voor dat zijn zoon een schitterende carrière zou maken. Alfonsus moet zich daartoe ook fysische harden: eenmaal in de week op de grond slapen! Moeder wil hem behoeden voor slechte invloeden en laat hem daarom opnemen in de “broederschap van de jonge edelen” van pater Pagano. Alfonsus krijgt privé-
Advocaat
Op 16 jaar is hij doctor in burgerlijk en kerkelijk recht en hij heeft al dadelijk succes en wordt lid van het stadsbestuur. Vanuit de kring rond pater Pagano heeft hij als zending meegekregen om midden een leugenachtige maatschappij ook als advocaat steeds op te komen voor recht en rechtvaardigheid.
Alfonsus houdt van vermaak, jacht en spel, maar toch had hij persoonlijk de belofte gedaan om ongehuwd te leven. De pogingen van vader de Liguori om hem te koppelen aan een of andere talentvolle juffrouw lopen dan ook spaak. Alfonsus bidt veel, volgt retraites en bezinningsdagen, schildert Christus-
Dienst aan de armen
Ondanks die weerstand gaat Alfonsus de weg die hij meent deze te zijn die God voor hem wil. Reeds als seminarist trok hij naar de armen en noodlijdenden. In Napels leven zo’n 30.000 “lazzaroni”, arme stakkers, bedelaars. Alfonsus treedt toe tot verscheidene broederschappen die daar iets voor willen doen. Hij wordt vriend en ook wel zielzorger van die armen. Hij blijft ook regelmatig de zieken bezoeken in het hospitaal van de ongeneeslijken.. In de gevangeniscel begeleidt hij de ter-
De weg die hij gaat is innerlijk. Alfonsus verdiept zich in de wereld van God. Missionaris zijn begint met een diep mededogen : “Ik heb medelijden met al deze mensen”, zei Jezus. En: “Hij heeft me gezonden om aan armen de Blijde Boodschap te brengen”. Hij gaat dan ook hun taal spreken, zodat ze hem kunnen verstaan. Maar op een keer preekt hij voor een bomvolle kerk en vader de Liguori zit er ook ergens. De woorden van Alfonsus gaat hem naar het hart. Erg aangedaan zegt hij: “Dank je, mijn zoon. Vandaag heb je mij God leren kennen. Nu geef ik graag daarvoor mijn zegen, dat je een zo heilige roeping gekozen hebt.”Die ommekeer kwam er op zijn tijd, want Alfonsus verlaat het paleis van zijn ouders en neemt zijn intrek in een missiehuis, het ‘College der Chinezen’. Met de leden van de ‘Apostolische Missies’ gaat hij op ‘outreach’ (zending) en dat waren toen echte volksmissies. Met bel en kruisbeeld trok men langs de straat om mensen uit te nodigen: “Deze avond begint in de kerk een volksmissie. God roept iedereen. Ik nodig jullie uit tot de preek!” Als volksmissionaris brengt Alfonsus veel bekeringen tot stand. Zelfs na middernacht staan nog veel penitenten aan te schuiven voor de biechtstoel van Alfonsus; een preek was maar echt geslaagd als mensen ook tot bekering kwamen en die bekering uitdrukten door hun zonden te komen belijden in het sacrament van de Biecht.Alfonsus is een begaafd zielenherder (‘pastor’). Zijn origineelste uitvinding is het zogenaamde kapelwerk. Bevriende priesters en seminaristen, biechtelingen en andere leken ontmoeten elkaar elke avond in beperkte groepen. De kleine kringen zijn een mengsel van gebedsgroepen, gespreksavonden, in feite kernvorming van een katholieke actie.
De blijde Boodschap brengen aan de armen
Tijdens zijn verblijf in het ‘College der Chinezen’ wordt Alfonsus sterk getroffen door Jezus’ woorden: “Trek uit over de hele wereld en verkondig het evangelie” (Mc. 16,15). Hij wil naar China gaan om daar het evangelie te verkondigen en als martelaar te sterven.Maar kort daarop wordt hij ernstig ziek. Gedurende een maand vreest men het ergste. Hij heeft zich niet ontzien bij het vermoeiende zendingswerk. Hij is volkomen uitgeput. De arts krijgt wel de kwaal onder de voet, maar Alfonsus heeft nood aan langdurige rust en een verblijf in de berglucht. Een 5-
In de bergkapel ‘Maria ter bergen’ (Santa Maria dei Monti) gaat Alfonsus dan opnieuw preken, voor die eenvoudige mensen: “En dit is Maria, de Moeder van de Verlosser. Op de ene arm houdt ze Jezus, de Zoon van God, die omwille van ons arm geworden is. Op de andere hand houdt ze de bijbel: het boek namelijk waarin geschreven staat hoezeer God de mensen liefheeft, in ’t bijzonder de kleinen en de armen”. “Maria, koningin van de apostelen, ik heb medelijden met deze arme mensen hier boven. Ze kennen noch u noch uw Zoon, de verlosser van de wereld. In de stad Napels zijn de priesters zo talrijk, maar met deze kleinen op het land in de bergen is niemand begaan”… “Deze armen hierboven laten mij niet met rust. Hoe kan ik hen helpen? Maar wat kan ik alleen aanvangen? Zouden we niet met velen moeten zijn?”Stichting van de Redemptoristen (1732) Te Scala ontmoet Alfonsus de hem bevriende bisschop Falcoia en een door God begenadigde non, zuster Maria Celesta Crostarosa. Zij spreken over hem profetische woorden uit dat hij naar die verwaarloosde bevolking moet trekken en dat hij veel gelijkgezinden zal bijeenbrengen… Alfonsus ziet zichzelf niet direct in de rol van stichter van een nieuw religieus instituut. Bij zijn terugkeer in Napels raadpleegt hij zijn geestelijke leider pater Pagano, maar ook verscheidene andere wijze en heilige priesters. Zij raden hem allen aan God te volgen. Ondertussen maakt men hem in Napels belachelijk: zich door een geïllumineerde non laten aanzetten om naar haveloze geitenhoeders te trekken, die dwaaskop! Ook een oom priester scheldt hem de huid vol. En vader smeekt hem gedurende drie uur toch die dwaze stap niet te zetten.Op 2 november 1732, na een preek in Napels, verlaat Alfonsus heimelijk de stad en trekt naar de wereld van de armen om hun het evangelie te verkondigen. Alfonsus noemt dit zelf zijn ‘tweede bekering’.Enige dagen later, op 9 november 1732 wordt te Scala de Congregatie der Redemptoristen opgericht. Ze willen missionarissen zijn van de Verlosser (‘Redemptor’) om aan de armen het Blijde Nieuws te brengen. Ze preken samen een volksmissie. Het heeft succes. Maar terug thuis lopen hun plannen zo uiteen dat Alfonsus stilaan al zijn vrienden verliest. Na een paar maanden blijft enkel broeder Vitus, een gewezen rover, nog bij hem. Napels schaterlacht. Maar niet voor lang. Er komen andere priesters en jonge mensen aansluiten die enthousiast reageren op het ideaal van Alfonsus. Wel gebeurt het in zeer traag tempo; de materiële opstandigheden waarin ze leven is zeer erbarmelijk. Het eerste huis te Scala wordt opgeheven. Men bouwt een echt klooster in het zogenoemde ‘Slavendorp’ (Villa dei Schiavi), maar ook dat wordt opgeheven als gevolg van een lastercampagne. Hun derde huis, Ciorani (1736) blijft echter tot op heden bestaan. Het kwam er op vraag van baron Sarnelli en in akkoord met bisschop Falcoia, die door Alfonsus ‘de leider van onze gemeenschap’ wordt genoemd. Ciorani, waaraan edelen en eenvoudige lui, jong en oud meehielpen, werd zowat het ‘moederhuis’ van de Congregatie. In 1745 komt te Pagani een nieuwbouw klaar die Alfonsus zelf ontworpen had. Het werd het Generaalshuis tot de dag dat de algemene overste naar Rome trok en het zou ook de laatste verblijfplaats worden van Alfonsus.
Generaal-
In 1743 overlijdt bisschop Falcoia. Alfonsus wordt door de 8 anderen tot algemeen overste van de redemptoristen gekozen. “Lieve medebroeders, weest ervan overtuigd: God wil niemand in de congregatie die niet de oprechte wens heeft ‘heilig te worden’. De congregatie heeft niet veel leden nodig; wel echter zulke, die heilig willen worden. Wanneer er slechts tien blijven die God oprecht liefhebben, is het voldoende.”Alfonsus zag hoeveel edellieden en priesters hun tijd met futiliteiten verbeuzelden: hij geeft het voorbeeld van iemand die geen minuut tijd wil verliezen, daarvoor is onze tijd op aarde te kort. Het is de onrust van de liefde die wil redden. Als hij in het klooster verblijft is de dagindeling zeer eenvoudig: 10 uur werken, 8 uur bidden, 6 uur slapen, eten en zich ontspannen. Alfonsus zag dat velen van zijn tijdgenoten gretig speculeerden op een eervolle positie en op eretitels of begerig uitkeken naar een prachtcarrière: hij schreef voor dat alle leden van zijn congregatie zich ertoe moesten verplichten geen rang, titel of ereambt buiten de congregatie aan te nemen.Met zijn medebroeders preekt hij de Blijde boodschap in heel het koninkrijk Napels. Zijn muzikale en kunstzinnige opleiding komen hem ten goede in het verkondigingswerk: hij schrijft eigen liederen (zijn kerstlied ‘Tu scendi dalle stelle’ is nog steeds het kerstlied in Italië), hij schildert aangrijpende taferelen (o.m. van Jezus’ lijden voor ons). En hij schrijft veel boeken, meer dan honderd; jaarlijks minstens drie. En verscheidene worden bestsellers: ‘Moraaltheologie’, ‘Bezoeken aan het allerheiligste Sacrament’, ‘Eeuwige waarheden’, De heerlijkheden van Maria’, ‘Voorbereiding op de dood’…Er ontstaan nieuwe kloosters, er treden nieuwe leden in, maar.. armoede wordt echte ellende. Zij verhongeren zo ongeveer. Om niet te bevriezen moeten ze brandhout maken van hun kerkbanken. Tot zijn groot verdriet moet Alfonsus zijn medebroeders zelfs toelaten om te gaan bedelen, iets wat hij steeds had verboden. Broeder Vitus sterft op weg naar huis, nadat hij de nacht buiten heeft moeten doorbrengen. Alfonsus is er echt door aangeslagen.Hij wil dat zijn kloosters (hij noemt ze gewoon ‘huizen’) religieuze uitstraling hebben. de retraitanten mogen deelnemen aan het leven en het gebed van de gemeenschap. In de kloosterkerken houden de eerste Redemptoristen een soort permanente missie. Alfonsus zal zijn vader echter niet aanvaarden als kloosterbroeder wanneer deze zich -
Toch geen bisschop? Toch wel!
In maart 1762 komt in het huis van Pagani een brief aan van de paus. Alfonsus wordt tot bisschop benoemd van ‘Sant’ Agata dei Goti’ (de heilige Agatha van de Gothen). Alfonsus vraagt om dat toch niet te moeten aanvaarden. Maar op een tweede brief onderwerpt hij zich. Bij zijn intocht blijkt hij geen mijter te hebben en laat dan maar die van zijn voorganger aanrukken.De rijken laten een hoop geschenken aanbrengen in het bisschoppelijk paleis. Ze mogen het allemaal terug meenemen: “De nieuwe bisschop neemt geen geschenken aan”. Bisschop Alfonsus van Liguori neemt zijn bisschopsambt ter harte: alle twee jaar bezoekt hij e parochies en dormen van zijn bisdom. Hij laat volksmissies preken en gaat zelf als missionaris mee. Zijn hoofdzorg geldt de priesters, de priesterkandidaten, de religieuzen: bij hen moet de hervorming van het bisdom beginnen. De priesters moeten weten dat ze bij de bisschop altijd welkom zijn: “Onaangemeld kunnen jullie bij mij in-
Laatste jaren
Op 27 juni 1775 verlaat Alfonsus zijn bisdom. Een grote mensenmenigte verdringt zich rond hem bij zijn afscheid. Velen wenen. Onderweg wordt zijn wagen opgehouden. Een blinde aan de kant van de straat vraagt om zijn zegen. “De goede God zegene je”. De blinde kan weer zien. Te Pagani wordt Alfonsus triomfantelijk onthaal: alle kloosterklokken luiden. Hij zal er nog 12 jaar kunnen verblijven. Maar hij krijgt er verschrikkelijke lichaamspijnen te verduren en misschien nog erger zijn de gewetensangsten. Zijn het de vaderlijke verwijten van vroeger die als diep verankerde kwetsuren naar boven komen? “Ik ben verloren! Nee, Jezus, wees Gij mijn Redder, mijn hoop!”. En toch nog wat (wrange) humor: “Men heeft mij zo dikwijls een idioot genoemd, tot ik het nu werkelijk geworden ben”.Er worden Alfonsus nogal wat wonderbare dingen toegeschreven. Op 9 augustus 1779 bijvoorbeeld bedreigt de vuurspuwende berg de hele streek. Men haalt er Alfonsus bij. Hij spreekt een zegenbede.. en de Vesuvius wordt rustig.
In de laatste jaren van zijn leven treft hem de zwaarste slag: de Congregatie van de Redemptoristen wordt gesplitst. Rome erkent alleen de kloosters van de Pauselijke Staten die de door Rome goedgekeurde regel hadden (het koninkrijk Napels stond nogal op zijn eigen privilegies). De huizen van het koninkrijk Napels die een eigen regel hadden worden niet erkend.
Op 1 augustus 1787 sterft Alfonsus. Hij is meer dan 90 jaar oud. Het bericht van zijn dood verspreidt zich als een lopen vuurtje. Alle klokken van de stad Pagani luiden. Van overal stromen mensen op het kloosterplein bijeen. Iedereen wil de dode bisschop zien en aanraken. De heilige is gestorven.