GELOOF en LEVEN



 HOME

 INHOUD

   INHOUDSOVERZICHT       


3  "VERREZEN"

Ben Van Vossel

In de bezinning van vandaag hebben wij het over de verrijzenis van Jezus Christus[1]. 

Het kan ons geloof versterken in de levende aanwezigheid van de verrezen Heer en de hoop op verrijzenis voor ieder van ons. 

Omdat we in een veranderde wereld leven, waarin de wetenschap, ook de godsdienstwetenschappen niet stil hebben gestaan en vele mensen nagedacht hebben over het hoe of wat van de verrijzenis, kan het wel zijn dat we soms andere zaken horen vertellen die wat buiten ons eigen denkraam vallen, er niet helemaal in passen.  Nochtans kan het ook een verrijking zijn voor de manier waarop wij aanzien tegen de Verrijzenis van Jezus en die van ons denken kan het geloof ook verhelderen en verrijken.

Tussendoor wordt dit geconfronteerd met wat de Kerk ons daaromtrent leert.

Sluit de idee van de verrijzenis aan bij een menselijk verlangen?   Kan de mens instaan voor zijn eigen verrijzenis of een soort van eeuwig leven?  Dat bekijken we in een eerste paragraaf.

§ 1. DE MENS EN HET EEUWIG LEVEN

1. Liefde schreeuwt om te blijven[2]

In onze geloofsbelijdenis zeggen we: “op de derde dag verrezen uit de doden”.  Dit “Jezus Christus is verrezen” drukt uit dat de mooie droom van “liefde die sterk is als de dood” echt waar is!  Het is een tekst uit het Hooglied op de liefde in het Oude Testament.  En daarin ligt uitgedrukt dat de liefde schreeuwt om oneindig te zijn.  De liefde tussen ons moest nooit voorbijgaan!  Mijn liefde voor jou blijft eeuwig!  Het is echter meer een wens, dan een werkelijkheid die we zouden kunnen realiseren.  Want uiteindelijk staat de dood in ieders bestaan.  Er komt een dag waarop de geliefde sterft of waarop ikzelf er niet meer ben.  Liefde verlangt oneindigheid, maar ze kan ze niet geven.  Verrijzenis is wanneer de liefde sterker is ten opzichte van de dood.  Ik zou me kunnen troosten dat ik nog besta in de ander die nog overeind staat als ik ben ineengestort[3].  Maar die geliefde blijft ook niet eeuwig overeind.  Uiteindelijk stuiken we allen neer.  Men maakt een kruis over ons.2. Menselijke pogingen om eeuwig te leven

De mens is een wezen dat zelf niet eeuwig leeft, hij heeft het niet in zich om te blijven bestaan, hij kan dat niet aan zichzelf geven.  Hij kan enkel voortbestaan in een ander, door een ander.  De zonde waarover de heilige Schrift spreekt in Genesis betekent in feite dat de mens ‘op eigen poten’ wil gaan staan, wil ‘zijn als God’ (‘autarchie’ betekent zelf-standigheid, zelf het stuur in handen nemen) maar daardoor valt hij juist ten prooi aan de dood zoals Gods Woord ons leert in de eerste bladzijden van de heilige Schrift; de mens valt dan immers weg uit Degene die hem boven zijn grenzen kon uittillen.Natuurlijk probeerden mensen dan om toch verder te leven.  Men ondernam allerlei pogingen.  We willen die even bekijken:

2.1. Voortleven in zijn kinderen

 Men wou voortleven in zijn kinderen.  Ongehuwd zijn of kinderloos blijven gold dan ook als een vreselijke vloek bij natuurvolkeren.  Vandaar de vele vruchtbaarheidsrituelen, de eredienst voor de godinnen van vruchtbaarheid (overigens niet enkel voor de vruchtbaarheid van de mens maar ook voor de akkers en de vruchten).  Onvruchtbaarheid, geen kinderen hebben betekende voor hen in feite een definitieve dood.  Niemand zou nog over jou spreken.  Omgekeerd betekent een groot kindertal de grootste kans om voort te leven.  Je mocht hopen dat je dan verder leeft in de gedachten van je kinderen en kleinkinderen; en in hun manier van doen herkennen mensen misschien nog iets van jou.

2.2. Vlucht in de roem of prestaties

Een andere reactie was de vlucht in de roem.  Je leefde voort in iets dat je zelf schiep en dat de eeuwen kon trotseren; je kon dan lange tijd voortleven in de gedachten van anderen.  Iets scheppen dat blijft, iets tot stand brengen: kunst, uitvindingen en publicaties… Maar juist zoals het voortleven in je kinderen ben jij het toch niet zelf die voortleeft als bewust wezen; het is maar een echo van jou, een schaduw.  Het is maar een magere troost, eigenlijk geen troost dat men nog over je spreekt, maar dat je er zelf niet meer bent en er dus ook geen weet van hebt of je er over kunt verheugen.  Die zelfgeschapen werkelijkheid is eigenlijk meer niet-zijn dan er echt zijn. 

2.3. Andere pogingen

 Er zijn natuurlijk ook andere pogingen.  Tot voor enige jaren konden heel rijken zich laten invriezen (we hoorden er nog van in het nieuws - woensdag 13/03/02 - over een rijke dokter die zijn vrouw ingevroren bewaarde en zijn zoon had opgedragen hemzelf ook te laten invriezen) in de hoop dat men hen later tot leven zou wekken op een ogenblik dat men weer wat nieuwe wetenschappelijke inzichten heeft verworven om mensen wat langer, en wie weet - veel langer - te doen leven.

Er zijn zelfs wetenschappelijk theorieën - soms is het ook wel eens wishful thinking - dat men er ooit zal in slagen de mens met natuurlijke middelen eeuwig te doen leven.  Maar men heeft het dan o.m. wel over het gebruik van materiaal dat door gekweekte foetussen geleverd wordt, enzovoort.  Je kan jezelf ook zo laten samenstellen met allerlei vervangstukken dat er op de duur niet zoveel meer overblijft van jezelf.  In zijn boek ‘Leven in tijden van godsverduistering’ vermeldt Mark Eyskens[4] deze en andere technieken waarvan men zich mogelijk gaat bedienen om het menselijk leven nog te verlengen zoals genetische manipulatie en engineeringen; dankzij geavanceerde biotechnologie worden bestaande eigenschappen gewijzigd, hersteld of genezen.  “Met het genen-kanon worden minuscule goudbolletjes, bekleed met DNA, in de cellen binnengeschoten tot genezing van erfelijke ziekten, zoals bepaalde vormen van dementie” ([5]). Hij spreekt zelfs over het reproductief klonen.  Dat is iets anders dan enkel therapeutisch klonen om een bestaande mens te voorzien van vervangstukken, waarbij zich ook ethische problemen stellen als de stamcellen gehaald worden uit menselijke embryo’s en niet uit weefsels); reproductief klonen echter bedoelt een identiek wezen voort te brengen waarin je als het ware voortleeft…Maar laten wij het op dit ogenblik echter houden bij die twee manieren om voort te leven, die we bij het begin hebben aangegeven, namelijk het voortleven in je kinderen en het voortleven door je prestaties als geleerde, sportman, kunstenaar, oprichter van dit of dat, kortom je verleden als bekend persoon.  Maar uiteindelijk vallen deze twee samen in de veronderstelling dat je voortleeft in de gedachte van de anderen.  Juist maar dat.  Maar eigenlijk kunnen andere mensen niet instaan voor een echt voortbestaan.  Het gaat erover dat de ander die zogezegd mijn ‘zijn’ na mijn dood in stand zou moeten houden, dit absoluut niet kan.  Hij is alleen een echo, een nagalm.  Ik zei het al: de ander aan wie ik mijn voortbestaan toevertrouwde stort even later ook in elkaar[6].3. Enkel Hij schenkt mij het aan-zijn

Daaruit volgt dat ik alleen maar werkelijk, niet op een vage manier en tijdelijk , kan voortbestaan wanneer Hij die ‘is’ - die niet wordt en niet vergaat maar die eeuwig blijft -  mij houvast biedt.  Ik heb het dan over de ‘God van de levenden’, zoals Jezus Hem noemt, die niet enkel de schaduw of de echo van mijn ‘zijn’ bezit.  Zijn gedachte aan mij is geen nabootsing van de werkelijkheid, zijn gedachte aan mij doet mij ontstaan!  In Hem ben ik in waarheid mezelf meer nabij dan wanneer ik enkel poog bij mezelf te zijn.Ik hoop dat dit niet te filosofisch klinkt.  Ik kan mezelf geen eeuwig leven geven, en ik kan ook niet vluchten in de herinnering van anderen om eeuwig te bestaan, want dat ben ikzelf niet echt.  Maar Hij, door wiens gedachte, door wiens liefde en wil ik leef, Hij kan me blijvend leven schenken.  Niet enkel ‘leven’ maar ‘blijvend leven’.  Daarvan is Jezus het hoopvolle teken.

   INHOUDSOVERZICHT           NAAR TOP       


§ 2.  GODS INGRIJPEN IN HET MENSELIJK ONVERMOGEN

1. Leven met de fataliteit van de dood?

Toen ik kleine jongen was hoorde ik mensen een nogal vulgair stapliedje zingen dat soldaten uit de oorlog of uit hun kazernes hadden meegebracht: “En als we dood zijn groeit er gras op onze buik”.  We gaan dood, zand erover en je bent er geweest.  Gedaan ermee.  Voorbij.  Es geht alles vorüber, es geht alles vorbei.  Was dat gemeend?  Drukte men daarmee een onchristelijk fatalisme uit?  Of trachtte men gewoon wat stoer te doen tijdens de oorlog?Van bij het begin van het bewuste menselijke leven hebben mensen aandacht gehad voor het leven en de voortplanting, de dagelijkse strijd om in leven te blijven, maar ook voor de dood en voor het leven over de dood heen.  De paleontologie erkent skeletten of beenderen overduidelijk als afkomstig van reeds ontwikkelde menselijke wezens zo gauw ze in de omgeving van die skeletten iets aantreft van geloof in een hiernamaals, offergaven voor overledenen, cultus voor de voorouders…  Dan is men volstrekt zeker dat het menselijke wezens waren.“Er zijn of er niet zijn” klinkt het in Hamlet van Shakespeare.Verrijzenis is geen klein nieuwsje.  Je kan natuurlijk als agnosticus altijd blijven zeggen: het interesseert me niet want dat geloof ik niet, het  kàn immers niet dat iemand verrijst.  “Wetenschappelijk niet verantwoord”, zou Adhemar zeggen, de zoon van de stripfiguur Nero.

2. Een onbegrijpelijke oversteek (doorsteek) van dood naar leven

Het leven van Jezus was op een vernederende wijze geëindigd[7].  De ontgoocheling daarover spreekt nog uit de ontmoediging van de Emmaüsgangers.  Het zou nog wel eventjes duren vooraleer de kerk in haar liturgie Paulus (Gal. 6,14) zou parafraseren: “Wij roemen in het kruis van onze Heer Jezus Christus, in Hem is ons heil, ons leven en verrijzenis; door Wie wij verlost en bevrijd zijn”.Toch heeft vrij spoedig na dat overduidelijke fiasco een aaneensluiting van de Jezusgemeenschap en een verkondiging van Jezus over het Romeinse Rijk plaats gevonden.  En wat er verkondigd wordt is: “De Heer is werkelijk verrezen, Hij is aan Simon verschenen”.  Paulus herinnert in zijn 1ste Korinthiërsbrief aan een heel oude belijdenis:“In de eerste plaats dan heb ik u overgeleverdwat ik ook zelf als overlevering heb ontvangen,

namelijk dat Christus gestorven is voor onze zonden,  volgens de Schriften,

en dat Hij begraven is,

en dat Hij is opgestaan op de derde dag, volgens de Schriften,

en dat Hij is verschenen aan Kefas  en daarna aan de Twaalf.” (1 Kor. 15,3-5)Met andere woorden: God heeft Jezus, die concrete mens die aan het kruis was geslagen, niet in de steek gelaten.  Even later zal Lucas het getuigenis van Petrus geven op Pinksteren: “Deze Jezus heeft God doen verrijzen en daarvan zijn wij allen getuigen” (Hand. 2,32).  Het gaat over een concrete mens, die aan het kruis geslagen was op bevel van een concrete Romeinse gouverneur; het gaat ook over het getuigenis van concrete mensen uit de omgeving van Jezus.  Getuigen die uit zichzelf vast niet op zo’n idee zouden gekomen zijn binnen het vijandige klimaat dat toen naar hun groep toe heerste.

3. Verrijzenis overstijgt de menselijke geschiedenis

We spreken over historische figuren zoals Jezus en die getuigen, maar de verrijzenis van Jezus, dat sterke ingrijpen van God kunnen we niet zonder meer een historische gebeurtenis noemen in de gewone zin van het woord, een gebeurtenis die algemeen vastgesteld kan worden en ontleed en verstandelijk uitgelegd.

Als christenen geloven we dat Jezus’ verrijzenis in tijd en geschiedenis heeft plaatsgevonden maar ze ligt niet op hetzelfde vlak als bijvoorbeeld de opwekking van de jongeling van Naïn of het dochtertje van Jaïrus.  Deze personen treden als het ware weer het gewone leven binnen.  Jezus evenwel treedt binnen in de niet met de zintuigen waarneembare en niet aan de tijd gebonden wereld van God[8]. De gekruisigde Jezus wordt door een daad van God met zijn lichamelijkheid opgenomen in de heerlijkheid van God; Hij leeft bij God.  Over het historisch karakter van de verrijzenis van Jezus hebben wij het straks nog even.Volgens het jodendom zou God een rechtvaardige nooit langer dan drie dagen aan zijn lot overlaten.  Op de derde dag is Jezus opgewekt.  Dit feit dat de dood werd gedood gaat de hele geschiedenis te boven.

4. Goddelijke garantie voor een hoopvolle toekomst voor de persoon, de mensheid, de kosmos

Zonder het verleden te minimaliseren is vanuit de verrijzenis de blik meer op de toekomst gericht en ze is een inspiratie en energiebron voor de inzet in het heden.  De verrijzenis van Jezus is het goddelijk garantiesstempel dat “het leven zal zegevieren over de dood, de waarheid over de leugen, de gerechtigheid over het onrecht, de liefde over de haat en zelfs over de dood”[9].  De verrijzenis van Jezus is de grondslag van de hoop op onze eigen verrijzenis tot eeuwig leven.  En het betreft dan niet alleen onze ziel en onze geest; “het is hoop op een verandering en omvorming ook van ons lichaam en van de hele kosmos.  Niets is uitgesloten van deze hoop, behalve het kwaad.  Deze hoop leert dus, dat ook de bedoeling en het handelen van de mens - als het maar uit liefde gebeurt, ook al mislukt het in de geschiedenis - een blijvende plaats krijgt in de definitieve werkelijkheid van de nieuwe schepping (vgl GS 39)”[10].  In de latere katholieke Paasliturgie horen we het Maria Magdalena zingen: “Christus, mijn hoop, is verrezen!”.  Paulus drukt het heel sterk uit:“Want als de doden niet verrijzen, is ook Christus niet verrezen, en als Christus niet is verrezen, is uw geloof waardeloos en zijt gij nog in uw zonden. Dan zijn ook zij die in Christus ontslapen zijn verloren. Indien wij enkel voor dit leven onze hoop op Christus hebben gevestigd, zijn wij de beklagenswaardigste van alle mensen. Maar zo is het niet! Christus is opgestaan uit de doden, als eersteling van hen die ontslapen zijn” (1 Kor. 15,16-20).En dan dit profetische woord uit de Romeinenbrief waar ook Teilhard de Chardin zoveel uit puurde:

“19 Ook de schepping verlangt vurig naar de openbaring van Gods kinderen. 20 Want zij is onderworpen aan een zinloos bestaan, niet omdat zij het zelf wil, maar door de wil van Hem die haar daaraan onderworpen heeft. Maar zij is niet zonder hoop, 21 want ook de schepping zal verlost worden uit de slavernij der vergankelijkheid en delen in de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods. 22 Wij weten immers, dat de hele natuur kreunt en barensweeën lijdt, altijd door. 23 En niet alleen zij, ook wij zelf, die toch reeds de eerstelingen van de Geest hebben ontvangen, ook wij zuchten over ons eigen lot, zolang wij nog wachten op de verlossing van ons lichaam” (Rom. 8,19-23).

   INHOUDSOVERZICHT           NAAR TOP     

§ 3  HOE DE VERRIJZENISVERHALEN VERSTAAN?

1. De verrijzenis van Jezus

Voor wat de verrijzenisverhalen aangaat heb ik hierboven er reeds op gewezen dat:

* enerzijds het leven van de Verrezene niet binnen de bios-historie ligt, binnen onze menselijke geschiedenis, maar daarbuiten en daarboven.

* maar anderzijds is het “zeker dat dit nieuwe leven zich IN de historie gemanifesteerd heeft en zich ook manifesteren moest omdat het juist VOOR haar bestaat.  De christelijke verkondiging is in de grond niets anders dan het doorgeven van dit getuigenis, dat liefde hier de doorbraak door de dood tot stand bracht en aldus ons aller situatie fundamenteel veranderd heeft”[11].Die twee aspecten samen maken het niet zo heel gemakkelijk om over de verrijzenis van Jezus te spreken en over de verschijningsverhalen.  Vooreerst zijn er geen getuigen geweest van de verrijzenis van de Heer, hoe vaak dat ook wordt uitgebeeld op christelijke schilderijen en iconen.  Enkel is er de beschrijving door Matteüs[12] van de aardbeving, de engel, de wachters-buiten-westen, maar niet van de verrijzenis van Christus.

 “Hij is verschenen aan Kefas en daarna aan de Twaalf”, antwoordt het Nieuwe Testament.  Er staat letterlijk: “Hij liet zich aan hen zien’, of “Hij openbaarde zich aan hen”.  Er staan soms concrete gegevens bij, maar de wezenlijke inhoud is dat “het gaat om persoonlijke ontmoetingen en om openbaringsgebeurtenissen waarin de Heer die door God tot het nieuwe leven is opgewekt en is opgenomen in Gods heerlijkheid en heerschappij, zich te kennen geeft aan zijn leerlingen”[13].Maar het moet voor ons ook duidelijk zijn, zoals we reeds zegden, dat Christus bij zijn verrijzenis niet gewoon is teruggekeerd tot zijn vroegere aardse leven.  Hij is verrezen tot het definitieve leven[14].

Hij is niet meer onderworpen aan de chemische en biologische wetten en kan dus niet meer sterven.  Hij is in die werkelijkheid die de liefde is. 

2. De verhalen rond de verrijzenis van Jezus   

Daarom zijn de ontmoetingen met Hem eigenlijk “verschijningen”.  En daarom wordt Hij - met wie men twee dagen daarvoor nog aan tafel zat - zelfs door zijn beste vrienden niet herkend en blijft Hij hun vreemd ook nadat Hij herkend is: alleen als HIJ het zien geeft, wordt Hij gezien.  HIJ verschijnt aan hen.  Alleen als Hij hun de ogen opent en als het hart zich openen laat, kunnen ze midden in onze wereld-van-de-dood het aanschijn herkennen van de eeuwige liefde die triomfeert over de dood, en in die liefde kan men de wereld van de komende tijd zien.Dat is de reden waarom het de evangelisten zo moeilijk valt de ontmoetingen met de Verrezene te beschrijven.  Eigenlijk is het onmogelijk.  Daarom stamelen ze als ze erover spreken en ze schijnen zichzelf tegen te spreken als ze deze ontmoetingen weergeven.  Maar in werkelijkheid zijn de evangeliën verrassend gelijkluidend in de dialectiek van hun mededelingen (in de schijnbaar tegenstrijdige en in feite toch openbarende beschrijvingen), in het gelijktijdig ‘aanraken en niet aanraken’, ‘herkennen en niet herkennen’, volledige identiteit tussen ‘Gekruisigde en Verrezene’ en volkomen verschil.  Men herkent de Heer en herkent Hem toch weer niet; men raakt Hem aan en toch is Hij de onaanraakbare; Hij is dezelfde en toch totaal anders.  Deze dialectiek is, zoals gezegd, steeds dezelfde; alleen de stijlmiddelen waarmee ze onder woorden worden gebracht, wisselen.[15]Neem bv. de geschiedenis van de Emmaüsgangers.  Het lijkt erop alsof men Jezus, de verrezen Heer, weer helemaal binnen de aardse geschiedenis plaatste.  Maar eigenlijk is dit niet zo.  Hij verschijnt op wondere wijze en Hij verdwijnt op geheimzinnige wijze.  Voor normale ogen blijft Hij onherkenbaar, men kan niet constateren dat Hij het is, “Hij wordt ontdekt in het kader van het geloof: door zijn uitleg van de Schrift beginnen de harten van de twee wandelaars te branden en door het breken van het brood opent Hij hun de ogen.  Hun ogen gaan in feite maar open - zo zou je kunnen zeggen - wanneer Hij uit hun ogen is verdwenen.  Het is een verwijzing naar de beide grondelementen van de vroegchristelijke eredienst, die bestaat uit de woorddienst (Schriftlezing en -uitleg) en de eucharistische breken van het brood.  Op deze manier maakt de evangelist duidelijk dat de ontmoeting met de verrezene o een heel nieuw vlak ligt; hij tracht het onbeschrijflijke te beschrijven met de tekenen van de liturgische gegevenheden: men ontmoet de Verrezene in woord en sacrament.  In de liturgie komt de verrezen Heer tot ons, in de liturgie kunnen wij Hem aanraken en herkennen als de levende Heer”[16]Maar hier moeten we direct bij aanmerken dat dit en de andere verrijzenisverhalen iets anders zijn dan opgesmukte liturgische taferelen: “Ze getuigen van een weten dat niet voortkwam uit de harten van de leerlingen, maar hen van buiten aangreep en TEGEN hun twijfel in overmeesterde en de zekerheid gaf: de Heer is waarlijk verrezen.  Hij die in het graf lag, is niet meer daar, maar Hij -werkelijk Hijzelf - leeft.  Hij die veranderd was en overgegaan naar de andere wereld van God, toonde zich toch machtig genoeg om hun op tastbare wijze duidelijk te maken, dat Hijzelf weer tegenover hen stond, dat in Hem de macht van de liefde zich werkelijk sterker getoond had dan alle macht van de dood”[17].Dit moeten we blijven zeggen want anders zijn we niet trouw aan het getuigenis van het Nieuw Testament en speelt dit getuigenis geen rol in de wereldgeschiedenis.  Als we op de grondslag van de bijbelse boodschap willen blijven staan, dan moeten we ook geloven in het mysterie van Gods machtig handelen in deze wereld.  “Het christelijk geloof overstijgt de grenzen van het loutere verstand.  Hij die gelooft zal steeds meer ontdekken, dat de belijdenis van die liefde welke de dood overwonnen heeft, verstandelijk volkomen gemotiveerd is”[18].3. Waarachtige getuigen

3.1. Getuigen, geen bedriegers

“Deze Jezus heeft God doen verrijzen en daarvan zijn wij allen getuigen”, zegt Petrus op Pinksteren, na de neerdaling van de heilige Geest (Hand.2,32 ) en eerder al had Petrus de tien apostelen uitgenodigd om een opvolger te kiezen voor Judas uit de mannen die Jezus gevolgd waren vanaf zijn doopsel in de Jordaan tot Hij van ons werd weggenomen “om getuige te zijn van zijn verrijzenis” (Hand.1,22).   Maar daarmee zegt hij niet dat zij getuige geweest zijn van het gebeuren van de verrijzenis.  In geen enkel evangelie wordt de verrijzenis van Jezus verhaald.  In de oude Paashymne van de Paasnacht zingt de christelijke liturgie: “O waarlijk heilige nacht, de enige die tijd en uur mocht kennen waarop Christus uit de doden verrees!”.  Die nacht is de enige getuige.  En meteen hebben we weer een waarborg dat de evangelies geen werk van vervalsers zijn.  Bedriegers zouden immers die verrijzenis tot in de details verhaald hebben.  Hoe duidelijk spreekt God hier in deze stilte.  De evangelies hebben geen schildering gegeven zoals op schilderijen en iconen van de verrijzenis van de Heer Jezus.  Hun zwijgen is een waarborg van hun oprechtheid, een garantie voor het waarheidsgehalte van wat ze getuigen.Geen visuele getuigen dus van de verrijzenis die de loop van onze geschiedenis heeft gewijzigd.  Toch zegt Petrus: God heeft deze Jezus doen verrijzen en daarvan zijn wij allen getuigen.  Welnu, de prediking van de apostelen is gebaseerd op het lege graf en de verschijningen.

3.2. Het lege graf[19] 

Op Paasmorgen komt men bij het graf en het wordt leeg aangetroffen.  Dat wordt in alle vier de evangelies verhaald.  Toch kun je op grond van dit lege graf niet gaan bewijzen dat Jezus verrezen was.  Immers, de eerste de beste zou kunnen antwoorden: “Ja maar, ze zijn het lichaam komen stelen”.  Een verklaring die ook Maria Magdalena direct door het hoofd schoot (Joh. 20,2)  Dus eigenlijk bewijst het lege graf niets, maar het verwijst wel naar het mysterie “Hij is niet hier, niet in het graf, niet hier als dood lichaam” (Mt 28,6).  De openbaring door een engel is een geestelijk feit, opdat men in het feit van het lege graf een teken zou zien, geen bewijs, maar een teken.  Dit indirecte teken krijgt maar zijn volle draagwijdte in het licht van de verschijningen.  Als er alleen maar het lege graf geweest was, dan zou er nooit een echt Paasgeloof geweest zijn.  Maar, als het graf niet leeg was geweest, dan zouden die verschijningen waarschijnlijk niet geloofwaardig geweest zijn.  Het lege graf schept openheid voor de verschijningen.3.3. De verschijningen

En wat die verschijningen betreft: Jezus’ volgelingen waren nog niet bekomen van hun verbazing om het lege graf of er is reeds de tastbare aanwezigheid van de Verrezene.  Maria Magdalena hoort zich bij naam noemen en antwoordt: “Rabboeni”.  Het is de Heer, fluistert Johannes tot Petrus.  Wij hebben de Heer gezien, delen de Emmaüsgangers mee.  De Heer is verrezen, Hij is aan Petrus verschenen, antwoorden de anderen…  Of ze herkennen Hem bij het breken van het brood, of aan de wondetekenen.Het gaat hier niet om een spookbeeld, een geest zonder lichaam.  “De twee Maria’s, zo schrijft pater Rey-Mermet, konden zijn voeten omklemmen.  De verbijsterde apostelen konden hun ogen niet geloven “en meenden een geest te zien”; Jezus helpt ze uit die waan en zegt: “Kijkt naar mijn (doorboorde) handen en voeten: Ik ben het zelf.  Betast Mij en kijkt: een geest heeft geen vlees en beenderen, zoals ge ziet dat Ik heb” (Lk. 24,37 vv).  Hij zegt Thomas zijn littekens te onderzoeken (Joh 20,27); Hij eet samen met hen (21,10vv).  Hij is wel degelijk aanwezig in de klaarblijkelijke werkelijkheid van zijn lichamelijkheid.  MAAR wel heel anders dan vroeger”[20].Hij komt en verdwijnt plotseling.  Maar in feite is Hij altijd bij hen.  Jezus als de verrezene, is de nieuwe schepping in ons midden, schrijft Rey-Mermet, de nieuwe wereld.  Zijn verschijningen zijn tekenen van zijn altijddurende aanwezigheid.  Wie aandacht geeft aan zijn Woord, aan het breken van het Brood, die herkent Hem.  Maar als zodanig is de verrezen Jezus onzichtbaar voor onze aardse ogen.

4. Geen menselijk geloofsgebeuren maar een daad van God

Er valt overigens nog iets anders op te merken.  Sommige moderne exegeten hebben blijkbaar een wat etherische opvatting omtrent de verschijningsverhalen: zij spreken van geloofsgebeuren, een zeer vaag begrip.  Als we echter naar de teksten kijken dan zien we dat de verrijzenis helemaal zijn oorsprong niet heeft in het geloof van de leerlingen van Jezus.  Als de apostelen de vrouwen horen vertellen over het lege graf en over wat de engel zegde, dan “leek hun dat beuzelpraat en zij geloofden haar niet”.  Als Jezus zich in eigen persoon in hun midden vertoont “konden zij het van verbazing niet geloven” (Luc.24,11.41) lezen we twee keer bij Lucas.  Thomas gelooft helemaal niet totdat het tastbare feit zelf hem omzeggens dwingt om zich over te geven.  Overigens ontmoeten we bij Paulus, voor zijn ontmoeting met de verrezen Heer bij Damascus ook geen spoor van geloof, integendeel.  “We moeten nuchter vaststellen dat Jezus het onweerlegbaar feit van zijn verrijzenis juist opgedrongen heeft aan mensen die zeer zeker door Hem waren uitgekozen maar die niet geloofden, en die, toen ze Hem voor zich zagen, aanvankelijk aan dit feit twijfelden (vgl. Mt 28, 17; Mar. 16,14)”[21].BESLUIT : BETEKENIS VAN Jezus’ VERRIJZENIS VOOR DE MENSHEID1. Het overdonderend blijde nieuws van Jezus verrijzenis

Toch blijft het geen klein nieuws als je het christelijk nieuws hoort: “Op Goede Vrijdag heeft Jezus door zijn dood, de dood gedood.  In Hem en in ons.  In Hem voor ons.  Hij is verrezen en wij zullen na Hem verrijzen zoals Hij, door Hem”.  Dàt is nu het evangelie.  Er zijn op de wereld uiteindelijk maar twee echte machten: die van de dood en die van Jezus Christus.Tot op dit eigenste moment staan de biologen nog machteloos tegenover de dood.  Wel kan de medische wetenschap het menselijk leven al heel wat rekken.  Hopelijk is dit steeds zinvol en menswaardig.  Mensen trachten lang te leven.  verzorgen zich op veel gebieden, trachten er zo lang mogelijk jong uit te zien…  Maar eigenlijk is het uitstel van executie.  Het is heel wat gemakkelijker te doden, zelfs op grote schaal, dan de dood uit te schakelen.En daarom is de verrijzenis van Jezus zo’n goed Nieuws.  God doet leven, door Jezus Christus.  De dood is overwonnen, wij zijn daar getuigen van, zeggen de apostelen.  De dood is echt, definitief, universeel overwonnen door Jezus Christus! (Joh. 11,25-26).Jezus Christus is verrezen en wij zijn daar getuigen van, wij christenen.

Jezus had het aangekondigd en Hij heeft zich laten zien aan de broeders, zelfs aan 500 tegelijk.  Het is rond de verrezen Christus dat de Kerk zich heeft verzameld, nu reeds 2000 jaar lang.  En samen mogen wij het naar de wereld uitroepen: Christus heeft de dood van de wereld overwonnen.

Wat de Kerk samenbrengt is geen westerse of andere cultuur, gaan latijn of een andere taal, geen thomistische of andere filosofie, maar wel de God-Mens: Jezus en een feit: Hij was dood en Hij leeft, om allen die niet weigeren in Hem te geloven, eeuwig leven te geven.

Geen enkele cultuur, levenskunst of filosofie is een boodschap voor iedereen.  Zij hebben hun eigen cultuur…  Maar het feit van Jezus overwinning op de dood interesseert ieder mens.  Het feit dat er geen dood meer is, zal immers iedereen interesseren.  Voor de christen betekent het moment van de dood het verlaten van dit leven “zoals een wegvliegende vogel zijn schaduw verlaat”[22], of zoals iemand anders zei: men dooft de kaars als de dageraad is aangebroken.2. ‘Hij leeft!’ Het tijdschrift van de Franse Emmanuelgemeenschap heet: ‘Il est vivant’.  In navolging daarvan heet het Vlaamse tijdschrift van de Katholieke Charismatische Vernieuwing: ‘Jezus leeft!’.  Die benamingen spreken niet op de eerste plaats over het hoopvolle nieuws, dat ons leven geroepen is om te blijven, om voor eeuwig open te bloeien bij God, dankzij Jezus.  Op de eerste plaats gaat het om de apostolische belijdenis dat Jezus Christus, de gekruisigde, werkelijk verrezen is! 3. De Levende in ons midden

Rond die verrezen Heer komen wij samen als Jezusgemeenschap over heel de wereld, volgens de eigen cultuur.  “Want waar er twee of drie verenigd zijn in mijn Naam, daar ben Ik in hun midden.” (Mt.18,20).  Wanneer we vanuit dat verrijzenisgeloof samenzijn, weten we dat onze samenkomsten ook sterk en gezegend zullen zijn.  De Levende heer zal zich manifesteren in harten die genezen worden van ongelovige resten, van angsten, zondige banden van verkeerde hartstochten, koppigheid, kwaadheid, verslaving worden verbroken, mensen worden innerlijk en zelfs lichamelijk genezen, er stroomt licht de geesten binnen…4. ‘Mijn Heer en mijn God’ (Joh.20,28)Ook in ons persoonlijk bestaan zal het geloof in de verrezen Heer oorzaak worden van gemeende lofprijzing en dankgebed maar ook een bron van heil door de liefdevolle aanwezigheid van Jezus, de Bron van alle heil. Wij mogen dat ervaren en beleven (in dorheid of in helder weten) tijdens onze gebedstijd en gedurende heel de dag, telkens we met geloof en liefde naar Hem opzien, de gekruisigde en verrezen Heer.  Ook in ons persoonlijk bestaan zal het geloof in de verrezen Heer oorzaak worden van gemeende lofprijzing en dankgebed maar ook een bron van heil door de liefdevolle aanwezigheid van Jezus, de Bron van alle heil.  Wij mogen dat ervaren en beleven (in dorheid of  in helder weten) tijdens onze gebedstijd en gedurende heel de dag, telkens we met geloof en liefde naar Hem opzien, de gekruisigde en verrezen Heer.  “Zij zullen opzien naar Hem die zij hebben doorstoken” (Joh.19,37b).  

Ben Van Vossel cssr 2002

   INHOUDSOVERZICHT           NAAR TOP     

[1] Voor deze bezinning deed ik beroep op:

* De Geloofsbelijdenis van de kerk.  Katholieke Katechismus voor volwassenen.  In opdracht van de Belgische bisschoppenconferentie.  Met een voorwoord van Kard. Danneels en Kard. Simonis.  Brepols 1986/ Vert. Uit het Duits (1985).  Verder aangeduid met KKV

* T. REY-MERMET (1976/1979) “Ik geloof.  Handreiking voor geloofsherbronning”

* Kathechismus van de katholieke Kerk (1993/1995). Verder aangeduid met KKK.

* Joseph RATZINGER, De kern van ons geloof.  Hedendaagse verworvenheden en nieuwe inzichten.  Met een ten geleide van L.J. Kardinaal SUENENS.  Uitg. Lannoo, 1970

Ik nam ook kennis van wat er op Internet zoal gepubliceerd wordt rond Verrijzenis en Opstanding.

[2] RATZINGER, pp. 252-260.

[3] RATZINGER, p. 252.

[4] MARK EYSKENS, Leven in tijden van Godsverduistering.  Mens- en wereldbeeld in de kennismaatschappij. Lannoo 2001, p. 208-218.

[5] MARK EYSKENS, op. cit. p. 209.

[6] RATZINGER, op.cit. p. 254s

[7] KKV p. 198 vg.. 

[8] KKV,  p. 199.

[9] KKV, p. 204.

[10] KKV, p. 205.

[11] Ratzinger, op.cit. p. 257

[12] 1 Na de sabbat, bij het aanbreken van de eerste dag der week, kwamen Maria Magdalena en de andere Maria naar het graf kijken. 2 Plotseling ontstond er een hevige aardbeving en een engel van de Heer daalde uit de hemel, kwam naderbij, rolde de steen weg en zette zich daarop neer. 3 Hij straalde als een bliksemschicht en zijn kleed was wit als sneeuw. 4 De bewakers begonnen van schrik voor hem te beven en het leven scheen uit hen geweken. 5 De engel sprak de vrouwen aan en zei: 'Gij behoeft niet bevreesd te zijn; ik weet dat gij Jezus zoekt, de gekruisigde. 6 Hij is niet hier. Hij is verrezen zoals Hij gezegd heeft; komt zien naar de plaats waar Hij gelegen heeft. 7 Gaat nu terstond aan zijn leerlingen zeggen: Hij is verrezen van de doden, en nu gaat Hij u voor naar Galilea; daar zult gij Hem zien. Dat had ik u te zeggen” (Mt. 28,1-7).[13] KKV, p. 199.

[14] Ratzinger, op.cit. p. 258

[15] Ratzinger, op.cit. p. 258

[16] Ratzinger, op.cit. p. 259

[17] Ratzinger, op.cit. p. 260

[18] Ratzinger, op.cit. p. 260

[19] Ik neem hier wat tot leidraad: Théodule Rey-Mermet, Ik geloof.  Handreiking voor geloofsherbronning.  1979 (1976) D.A.P. Reinaert Uitgaven Zele / Uitg. Altiora Averbode. p. 188 vv

[20] Rey-Mermet, Ik geloof, p. 189-190.

[21] Rey-Mermet, op. cit. p. 190.

[22] Vrij naar: Rey-Mermet, op.cit. p.193-195.


      INHOUDSOVERZICHT           NAAR TOP